In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, vorderde de besloten vennootschap WEGENBOUWBEDRIJF [X] B.V. een verbod voor de gemeente Utrecht om de aanbesteding voor perceel 2 van de levering van ondergrondse afvalinzamelsystemen te staken. De gemeente had eerder de inschrijving van [X] ongeldig verklaard en was voornemens de opdracht aan een andere inschrijver te gunnen. De procedure begon met een dagvaarding op 5 november 2014, gevolgd door een mondelinge behandeling op 3 december 2014. De gemeente Utrecht had de aanbesteding afgebroken, omdat er onduidelijkheid bestond over de interpretatie van het gunningscriterium 'secundaire grondstoffen'. Dit criterium was volgens de gemeente vatbaar voor verschillende interpretaties, wat in strijd zou zijn met het transparantiebeginsel en het beginsel van gelijke behandeling. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente voldoende aannemelijk had gemaakt dat de aanbestedingsstukken niet duidelijk waren geformuleerd, wat leidde tot verschillende interpretaties door inschrijvers. Hierdoor was er een objectieve rechtvaardiging voor de gemeente om de aanbesteding te staken en over te gaan tot heraanbesteding. De vorderingen van [X] werden afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg.