ECLI:NL:RBMNE:2014:7375

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2014
Publicatiedatum
12 februari 2015
Zaaknummer
C-16-382348 - KG ZA 14-895
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van ontruiming in huurgeschil met nieuwe omstandigheden

In deze zaak vorderde eiseres sub 2, die een woning huurt van De Alliantie, schorsing van de ontruiming van haar woning. De ontruiming was eerder uitgesproken door de kantonrechter in een verstekvonnis, waarbij de huurovereenkomst was ontbonden. Eiseres sub 2 had niet op de dagvaarding gereageerd, wat leidde tot het verstekvonnis. Na het verstekvonnis had eiseres sub 2 verzet aangetekend en in kort geding de schorsing van de ontruiming gevorderd. De voorzieningenrechter had eerder de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis geschorst, maar nu vorderde eiseres sub 2 opnieuw schorsing op basis van nieuwe omstandigheden. Zij stelde dat zij initiatieven had ontplooid om haar huurschuld te voldoen, waaronder deelname aan een televisieprogramma en hulp van haar ex-schoonouders. De Alliantie voerde verweer en stelde dat de ontruiming kon doorgaan, ongeacht de betalingsinitiatieven van eiseres sub 2. De voorzieningenrechter oordeelde dat de deurwaarder onjuiste informatie had verstrekt aan de ex-schoonouders van eiseres sub 2, wat had geleid tot een misverstand over de gevolgen van betaling van de huurschuld. De voorzieningenrechter concludeerde dat De Alliantie geen in redelijkheid te respecteren belang had bij de tenuitvoerlegging van het vonnis, en schorste de ontruiming voor de duur van een maand. De Alliantie werd veroordeeld in de proceskosten, met uitzondering van bepaalde kosten die voor rekening van eiseres sub 2 bleven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/382348 / KG ZA 14-895
Vonnis in kort geding van 17 december 2014
in de zaak van

1.[eiseres sub 1],

wonende te [woonplaats],
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats],
eiseressen,
advocaat mr. J. Breeveld te Amsterdam,
tegen
de stichting
STICHTING DE ALLIANTIE, MEDE H.O.D.N. DE ALLIANTIE VESTIGING REGIO AMERSFOORT E.O.,
gevestigd te Huizen,
verweerster,
vertegenwoordigd door mr. K. Sluijs, bedrijfsjurist, bijzonder gevolmachtigde met betrekking tot de onderhavige procedure.
Eisers zullen hierna gezamenlijk [eisers] worden genoemd. Eiseres sub 2 zal hierna [eiseres sub 2] worden genoemd. Gedaagde zal hierna De Alliantie worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 6 producties van 5 december 2014,
  • het herstelexploot van 9 december 2014,
  • de mondelinge behandeling van 9 december 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres sub 2] huurt van De Alliantie de woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning). De huurprijs bedraagt € 987,15 per maand.
2.2.
In juli 2014 heeft De Alliantie [eiseres sub 2] gedagvaard om te verschijnen voor de kantonrechter in deze rechtbank, locatie [woonplaats]. [eiseres sub 2] is niet verschenen, waarna tegen haar verstek is verleend. Bij vonnis van 20 augustus 2014 heeft de kantonrechter – onder meer – de huurovereenkomst ontbonden, de ontruiming van het gehuurde uitgesproken en [eiseres sub 2] veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, rente, buitengerechtelijke incassokosten en lopende huurtermijnen tot de daadwerkelijke ontruiming.
2.3.
De Alliantie heeft dit verstekvonnis aan [eiseres sub 2] betekend en heeft haar de ontruiming aangezegd. [eiseres sub 2] is vervolgens in verzet gekomen. Ook heeft zij in kort geding de schorsing van de ontruiming gevorderd. Bij vonnis van 27 oktober 2014 heeft de voorzieningenrechter in deze rechtbank de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis van 20 augustus 2014 geschorst, totdat in de verzetsprocedure zou zijn beslist.
2.4.
Die beslissing is genomen bij vonnis van 26 november 2014. Toen heeft de kantonrechter in deze rechtbank het verstekvonnis wat betreft de ontbinding van de huurovereenkomst, de ontruiming van het gehuurde, de rente, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten bekrachtigd. Ook heeft de kantonrechter, opnieuw rechtdoende en rekening houdende met gedane betalingen en nieuwe verstreken onbetaalde termijnen, [eiseres sub 2] veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de lopende huurtermijnen tot de daadwerkelijke ontruiming. Voorts heeft de kantonrechter bij dat vonnis overwogen dat er sprake is van herhaalde wanprestatie.
2.5.
De Alliantie heeft wederom de ontruiming aangezegd, nu tegen 10 december 2014.
2.6.
De schuld aan De Alliantie bedraagt op dit moment in totaal € 6.967,81.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres sub 2] vordert dat de voorzieningenrechter De Alliantie bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut, zal gebieden om de executie van het vonnis van 26 november 2014, met kenmerk 3478917 AC EXPL 14-4636 SHD / 1023, tot ontruiming van de woning aan de [adres] te ([postcode]) [woonplaats], te schorsen en geschorst te houden voor de duur van een maand, te weten tot 10 januari 2015, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat De Alliantie het onderhavige vonnis in kort geding niet naleeft, met veroordeling van De Alliantie in de proceskosten.
3.2.
[eiseres sub 2] heeft zich beroepen op nieuwe omstandigheden, waarmee de kantonrechter bij het wijzen van het vonnis geen rekening heeft kunnen houden. Zij heeft gesteld dat zij allerlei initiatieven heeft ontplooid om voldoende gelden te genereren ter aflossing van de huurschuld, onder andere door middel van crowd funding en door deelname aan het televisieprogramma “Geld maakt gelukkig”, waarmee zij een bedrag van maximaal € 10.000,00 kan verdienen, waarmee de achterstand kan worden voldaan. De opnamen van dit programma vinden de komende weken plaats. Ook de ex-schoonouders van [eiseres sub 2] hebben hun hulp aangeboden. [eiseres sub 2] heeft hier nog aan toegevoegd dat zij in aanmerking komt voor een goedkopere woning, in de sociale sector, ingeval de huurschuld kan worden voldaan en de ontruiming kan worden voorkomen.
3.3.
De Alliantie voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant – mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad – geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.2.
Hoewel niet snel zal kunnen worden aangenomen dat het belang van een executant om tot tenuitvoerlegging van een vonnis over te gaan, moet wijken voor het belang van de geëxecuteerde, is de voorzieningenrechter van oordeel dat daarvan in deze zaak wel sprake is. Dat wordt als volgt toegelicht.
4.3.
[eiseres sub 2] heeft ter zitting (onder meer) gesteld dat haar ex-schoonouders, in een poging de executie te voorkomen, op 8 december 2014 naar het kantoor van de met de executie belaste deurwaarder zijn getogen, om de gehele openstaande schuld te voldoen, maar dat de deurwaarder hen ervan heeft overtuigd daar toch niet toe over te gaan, omdat de ontruiming door die betaling alleen zou kunnen worden uitgesteld, niet afgesteld. Dat is volgens [eiseres sub 2] niet juist, omdat het vonnis immers niet meer kan worden geëxecuteerd ingeval de gehele schuld is voldaan. Dat neemt echter niet weg dat haar ex-schoonouders op de juistheid van de door de deurwaarder verstrekte informatie hebben vertrouwd, hetgeen volgens [eiseres sub 2] begrijpelijk is, omdat zij bang zijn geworden hun geld kwijt te raken zonder hun doel te bereiken.
4.4.
De Alliantie heeft erkend dat de ex-schoonouders van [eiseres sub 2] op 8 december 2014 het kantoor van de deurwaarder hebben bezocht. Zij heeft betoogd dat die hen, volgens De Alliantie terecht, heeft uitgelegd dat door de betaling van een bedrag de ontruiming wel kan worden uitgesteld, maar dat alsnog tot ontruiming kan en zal worden overgegaan ingeval [eiseres sub 2] één van de aanstaande maandtermijnen niet stipt op tijd zal voldoen.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt dat het op zich juist is, dat een ontruiming, die vanwege een betaling wordt uitgesteld, na een nieuwe tekortkoming alsnog kan worden voortgezet. Maar nu [eiseres sub 2] onweersproken heeft gesteld dat haar ex-schoonouders de gehele openstaande schuld wilden voldoen, en dat zij die zonder de gewraakte uitlatingen van de deurwaarder ook daadwerkelijk zouden hebben voldaan, is dat anders. Na voldoening van de gehele schuld zou immers de titel aan de ontruiming zijn komen te vervallen, zodat een voortzetting van de ontruiming niet aan de orde zou kunnen zijn geweest. De deurwaarder heeft derhalve onjuiste informatie verstrekt en die informatie kan, in de relatie tussen De Alliantie en [eiseres sub 2], aan De Alliantie worden toegerekend. Nu het er verder voor moet worden gehouden dat de ex-schoonouders van [eiseres sub 2] bij een correcte mededeling daadwerkelijk de gehele schuld zouden hebben afgelost, moet worden geconcludeerd dat De Alliantie het nog bestaan van de huurschuld aan zichzelf heeft te wijten.
4.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat De Alliantie onder deze omstandigheden geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van haar bevoegdheid om tot tenuitvoerlegging over te gaan, zodat de vordering tot schorsing van de executie zal worden toegewezen. Hetgeen [eiseres sub 2] ter onderbouwing van die vordering verder nog naar voren heeft gebracht, behoeft dan ook geen bespreking.
4.7.
De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen, nu de noodzaak daarvan niet is onderbouwd en er ook geen aanwijzingen zijn om aan te nemen dat De Alliantie niet vrijwillig aan dit vonnis zal voldoen. Zo is gesteld noch aannemelijk geworden dat De Alliantie niet vrijwillig aan het vonnis van 27 oktober 2014 zou hebben voldaan.
4.8.
Ook de gevorderde uitvoerbaarverklaring op de minuut zal worden afgewezen, aangezien [eiseres sub 2], voor wie terstond na deze uitspraak een grosse beschikbaar zal zijn, daarbij geen belang heeft.
4.9.
De Alliantie zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, met dien verstande dat de kosten voor het herstelexploot, als nodeloos veroorzaakt, voor rekening van [eiseres sub 2] dienen te blijven. De kosten aan de zijde van [eiseres sub 2] worden begroot op:
- in debet gestelde explootkosten
€ 58,14
(Gerechtsdeurwaarder Ben van Zanten te Amersfoort)
- betaalde explootkosten
€ 19,38
- salaris advocaat/gemachtigde
€ 816,00
- griffierecht
€ 77,00
Totaal
€ 970,52
4.10.
Aangezien er vooralsnog vanuit gegaan dient te worden dat de aangevraagde toevoeging aan [eiseres sub 2] wordt verleend, dienen de in debet gestelde explootkosten te worden voldaan aan de griffier van de rechtbank.
4.11.
De voorzieningenrechter heeft van [eiseres sub 2] nog niet het besluit tot toevoeging ontvangen (de aanvraag heeft registratienummer A22176). Bij gebreke van ontvangst van het besluit binnen de in artikel 8.4 van het Procesreglement kort geding bepaalde termijn, zal de griffier tot verhoging van het griffierecht overgaan ingevolge artikel 16 lid 3 Wet griffierechten in burgerlijke zaken. [eiseres sub 2] zal dan in totaal € 282,00 aan griffierecht verschuldigd zijn. Voor dat geval zal de voorzieningenrechter een voorwaardelijke veroordeling in het dictum opnemen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van 26 november 2014, met kenmerk 3478917 AC EXPL 14-4636 SHD / 1023, tot ontruiming van de woning aan de [adres] te ([postcode]) [woonplaats], voor de duur van een maand, te weten tot 10 januari 2015,
5.2.
veroordeelt De Alliantie in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres sub 2] tot op heden begroot op € 970,52, te vermeerderen (indien de griffier niet binnen vier weken na dit vonnis of het verstrijken van een door de griffier verleende nadere termijn het besluit tot toevoeging van [eiseres sub 2] heeft ontvangen) met een bedrag van € 205,00 voor verhoging griffierecht,
5.3.
bepaalt dat De Alliantie van het hiervoor genoemde bedrag aan totale proceskosten een bedrag van € 58,14 dient te voldoen:
  • aan de griffier nadat zij een nota van de rechtbank daarvoor heeft gekregen, of
  • aan [eiseres sub 2] op het moment dat deze aan De Alliantie een besluit overlegt van de Raad voor de Rechtsbijstand strekkende tot weigering of intrekking van de toevoeging,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Heuveling van Beek en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2014. [1]

Voetnoten

1.type: CD4485