ECLI:NL:RBMNE:2014:7594

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2014
Publicatiedatum
25 februari 2016
Zaaknummer
C/16/359336 / HA ZA 14-5
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.C. Hagedoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in faillissementszaak met betrekking tot Flore-software en intellectuele eigendomsrechten

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, stond de curator Louis Laurence de Boef op tegen Flore Managed Services B.V. en Flore Plus B.V. in een bevoegdheidsincident. De curator vorderde onder andere dat de rechtbank bevoegd was om kennis te nemen van de vorderingen tegen de gedaagden, die betrokken waren bij de exploitatie van de Flore-software, ontwikkeld door failliete vennootschappen. De curator stelde dat de gedaagden onrechtmatig handelden door zich bedrijfsmiddelen van de failliete vennootschappen toe te eigenen en inbreuk te maken op auteursrechten en merkenrechten.

De rechtbank beoordeelde de bevoegdheid op basis van de EEX-Verordening en concludeerde dat er voldoende samenhang was tussen de vorderingen tegen de verschillende gedaagden, waardoor een gezamenlijke behandeling gerechtvaardigd was. De rechtbank verwierp het verzoek van gedaagde sub 3 om de rechtbank onbevoegd te verklaren, omdat de curator aannemelijk had gemaakt dat de gedaagde betrokken was bij de onrechtmatige handelingen.

Daarnaast werd een verzoek tot benoeming van een deskundige afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat het onderzoek naar de broncode van de software niet noodzakelijk was voor de beoordeling van de zaak. De rechtbank besloot dat de kosten van het incident voor de gedaagden kwamen, en de zaak werd aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/359336 / HA ZA 14-5
Vonnis in incident van 18 juni 2014
in de zaak van
LOUIS LAURENCE DE BOEF
in hoedanigheid van curator in de faillissementen van:

1. A12.IT Software B.V.,

2. Anitza Groep B.V.,

3. Ojap I B.V.,

4. Ojap II b.V.,

5. Ojap III B.V.,

eiser in de hoofdzaak,
verweerder in de incidenten,
advocaat mr. Th.C.J.A. van Engelen en mr. F.B. Melis,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FLORE MANAGED SERVICES B.V.,
gevestigd te Veenendaal,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FLORE PLUS B.V.,
gevestigd te Arnhem,
eisers in het incident tot het benoemen van een deskundige,
gedaagden in de hoofdzaak,
3.
[gedaagde sub 3],
Zonder bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in de incidenten,
advocaat mr. M.P.A. Bos
Partijen in het bevoegdheidsincident zullen hierna “de curator” en [gedaagde sub 3] genoemd worden. De failliete vennootschappen A12.IT Software B.V., Anitza Groep B.V., Ojap I B.V., Ojap II B.V. en Ojap III B.V. zullen worden aangeduid als “de failliete vennootschappen”. Gedaagde 1 zal FMS worden genoemd en gedaagde 2 Flore Plus.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties,
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring en tot benoeming van een deskundige,
  • de incidentele conclusie van antwoord met producties,
  • de akte uitlating producties van gedaagden, met producties,
  • de akte uitlating producties van de curator.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
De vordering in de hoofdzaak betreft, kort samengevat en voor zover voor de beoordeling van het incident van belang: veroordeling van FMS, Flore Plus en [gedaagde sub 3] , zowel gezamenlijk als hoofdelijk en ieder voor zich;
  • tot het staken van inbreuk makend gebruik van het Merk FLORE,
  • tot het staken van het gebruik van de handelsnamen Flore Plus en Flore Managed Services, - tot het staken en gestaakt houden van iedere inbreuk op de auteursrechten van de failliete vennootschappen op de Flore-software,
  • tot het staken van ieder onrechtmatig handelen, waaronder het exploiteren van de Flore-software,
  • te bevelen de domeinnamen www.a2it .nl en www.floreplus.nl over te dragen aan de curator,
  • te bevelen alle bedrijfsinformatie van de failliete vennootschappen af te geven aan de curator,
  • te veroordelen tot betaling van schadevergoeding en/of afdracht van winst, zoals toe te rekenen aan de wanprestatie van [gedaagde sub 3] en het onrechtmatig en/of inbreukmakend handelen van FMS, Flore Plus en [gedaagde sub 3] ,
en
- te verklaren voor recht dat voor zover de Flore-software is overgedragen, FMS en Flore Plus elk, althans één van hen paulianeus hebben gehandeld en de rechtshandelingen die tot overdracht hebben geleid te vernietigen.
2.2.
De curator legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag. De failliete vennootschappen hebben een webmodule binnen de zorgsector (Flore-software) op de markt gebracht, zij hebben auteursrecht op deze software, zij hebben merkenrecht op het Merk “Flore” en zij hebben recht op de handelsnaam “Flore”. De curator stelt dat FMS en Flore Plus (door hem gezamenlijk aangeduid als Flore) zich bedrijfsmiddelen van de failliete vennootschappen hebben toegeëigend, zoals de Flore-software, bestaande licentienemers, klanteninformatie en licentieovereenkomsten. Flore heeft daarbij niet de aan de bedrijfsmiddelen toe te kennen waarde in het economisch verkeer voldaan. Flore maakt volgens de curator inbreuk op het Merk “Flore” en de handelsnaam “Flore”. Verder maakt Flore inbreuk op de auteursrechten van de Flore-software, door zonder toestemming van de failliete vennootschappen de Flore-software te exploiteren. Door dit handelen is de boedel van de failliete vennootschappen - substantieel en onrechtmatig - benadeeld. De curator heeft uit (de historie van) het handelsregister afgeleid dat [gedaagde sub 3] (en de heer [A] ) vanaf 2 december 2009 tot 6 februari 2011 zowel bestuurder (alleen/zelfstandig bevoegd) waren van de failliete vennootschappen, als bestuurder (alleen/zelfstandig bevoegd) van FMS. [gedaagde sub 3] (en [A] ) waren in ieder geval volledig gemachtigd om zowel namens de failliete vennootschappen als namens FMS (rechts)handelingen te verrichten. [gedaagde sub 3] stond voorts op de loonlijst van Anitza, een van de failliete vennootschappen. [gedaagde sub 3] heeft gebruikmakend van zijn dubbelfunctie als bestuurder en als middellijk bestuurder van FMS belangrijke vermogensbestanddelen en activa aan de failliete rechtspersonen onttrokken. Door dit handelen als direct, dan wel indirect bestuurder heeft [gedaagde sub 3] onrechtmatig jegens de failliete vennootschappen gehandeld en wanprestatie gepleegd jegens de vennootschap Anitza. Nu [gedaagde sub 3] zijn taak als bestuurder niet naar behoren heeft vervuld is hij uit dien hoofde aansprakelijk voor de als gevolg daarvan door de failliete rechtspersonen geleden schade. Flore heeft onrechtmatig tegenover de failliete vennootschappen gehandeld door dit onrechtmatige handelen van [gedaagde sub 3] te instigeren c.q. uit te lokken, althans daarvan stelselmatig te profiteren en te profiteren van de wanprestatie.
2.3.
De bevoegdheid van de rechtbank Midden-Nederland baseert de curator op artikel 2 lid 1 van de EG-verordening 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Verordening) juncto artikel 99 Rv. FMS is gevestigd in Veenendaal zodat voor de vordering tegen FMS de rechtbank Midden-Nederland bevoegd is. Volgens de curator bestaat tussen de vorderingen tegen de onderscheiden gedaagden een zodanige samenhang dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen. Voor [gedaagde sub 3] baseert de curator de bevoegdheid van de rechtbank Midden-Nederland, eveneens vanwege de samenhang tussen de vorderingen, op artikel 6 lid 1 EEX Vo en vanwege de omstandigheid dat de schade brengende feiten door [gedaagde sub 3] zich in Nederland hebben voorgedaan, op artikel 5 lid 3 EEX Vo.
2.4.
Vanwege een hem onbekende woon of verblijfplaats in of buiten Nederland heeft de curator het exploot van de dagvaarding van [gedaagde sub 3] betekend aan het parket van de ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij de rechtbank Midden-Nederland en bekend gemaakt in het Utrechts Nieuwsblad.

3.De beoordeling in het incident tot onbevoegdverklaring

3.1.
[gedaagde sub 3] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Vanwege zijn woonplaats in Cyprus is volgens hem, op grond van artikel 2 EEX-Verordening, artikel 5 EEX-Verordening of artikel 20 EEX-Verordening, de rechter in Cyprus bevoegd van de vordering kennis te nemen. De curator voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.2.
Nu de curator bij het uitbrengen van de dagvaarding er vanuit is gegaan dat [gedaagde sub 3] in Cyprus woont, neemt ook de rechtbank bij de beoordeling van het incident deze woonplaats van [gedaagde sub 3] als uitgangspunt.
3.3.
In het midden kan worden gelaten of de curator redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van het woonadres van [gedaagde sub 3] op Cyprus zoals [gedaagde sub 3] stelt. [gedaagde sub 3] is in het geding verschenen. Gesteld, noch gebleken is dat hij door betekening aan het parket in plaats van aan zijn (feitelijke) woon- of verblijfplaats in zijn verweer is geschaad. Van een onredelijke benadeling door de vermeende onjuiste betekening is dan ook geen sprake.
3.4.
Op grond van de hierna volgende overwegingen is de rechtbank van oordeel dat in dit geval artikel 6 lid 1 EEX Vo van toepassing is, in uitzondering op de hoofdregel van artikel 2 EEX dat de gedaagde dient te worden opgeroepen voor de rechtbank van de lidstaat waar hij woont. Daartoe is het volgende overwogen.
3.5.
Ingevolge artikel 6 lid 1 EEX kan, indien er meerdere gedaagden zijn, de persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat ook worden opgeroepen voor het gerecht van de woonplaats van een van hen, op voorwaarde dat er tussen de vorderingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven.
3.6.
De vorderingen jegens alle drie de gedaagden zijn gelijkluidend en gebaseerd op het zelfde feitencomplex. De onrechtmatige gedragingen van [gedaagde sub 3] jegens de failliete vennootschappen zijn volgens de curator gelegen in de omstandigheid dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn positie als bestuurder van de failliete vennootschappen en als (middellijk) bestuurder van FMS en Flore Plus. Ter onderbouwing van zijn standpunt dat [gedaagde sub 3] (middellijk) bestuurder is (geweest) bij de failliete vennootschappen en bij FMS en Flore Plus, heeft de curator uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel overgelegd. De onrechtmatige gedragingen van FMS en Flore Plus zijn volgens de curator gelegen in het misbruik maken van het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 3] . Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee de verwevenheid van de vorderingen als bedoeld in artikel 6 EEX Vo voldoende aangetoond. Voor de beoordeling van het beroep op artikel 6 lid 1 EEX neemt de rechtbank de vordering zoals die in de dagvaarding is neergelegd als uitgangspunt. Aan de stelling van [gedaagde sub 3] dat hij geen enkele band heeft met FMS en Flore Plus en dat hij ten tijde van de gestelde onrechtmatige gedragingen al was afgetreden als bestuurder, kent de rechtbank - in het kader van de bevoegdheidsvraag - geen doorslaggevend belang toe. Dit geldt eveneens voor het betoog van [gedaagde sub 3] dat de gestelde inbreuk op intellectuele eigendomsrechten uitsluitend betrekking kan hebben op FMS en Flore Plus, omdat slechts hen, als degenen die het softwarepakket exploiteren, een dergelijk verwijt kan worden gemaakt. De vraag welke positie [gedaagde sub 3] feitelijk had in de failliete vennootschappen en welke invloed hij op grond van zijn positie heeft uitgeoefend, is een inhoudelijke vraag die in de hoofdzaak aan de orde kan komen. Dit geldt ook voor de vraag in hoeverre het handelen van FMS en Flore Plus aan [gedaagde sub 3] kan worden toegerekend.
3.7.
Nu de bevoegdheid kan worden gebaseerd op artikel 6 lid 1 EEX Vo laat de rechtbank onbesproken of deze (ook) kan worden gebaseerd op artikel 5 lid 3 EEX Vo.
3.8.
Het beroep van [gedaagde sub 3] op artikel 20 lid 1 EEX Vo leidt niet tot een ander oordeel. Het enige aanknopingspunt voor de hoedanigheid van [gedaagde sub 3] van werknemer bij een van de vennootschappen is de vermelding in de dagvaarding, dat hij bij de vennootschap Anitza op de loonlijst stond. Onder deze omstandigheden had het op de weg van [gedaagde sub 3] gelegen zijn beroep op dit artikel nader te onderbouwen.
3.9.
Nu FMS is gevestigd in Veenendaal is de rechtbank Midden-Nederland bevoegd van de vorderingen kennis te nemen. Het incident tot onbevoegdverklaring zal daarom worden afgewezen.
3.10.
[gedaagde sub 3] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het bevoegdheidsincident worden veroordeeld.

4.De beoordeling in het incident tot benoeming van een deskundige

4.1.
Gedaagden vorderen dat de rechtbank een deskundige benoemt ter beantwoording van de volgende vraag:
“Is de broncode van het softwarepakket dat door FMS/PLUS wordt geëxploiteerd in zodanige mate hetzelfde als de broncode van het pakket dat door de failliete vennootschappen werd geëxploiteerd (het Curator pakket) dat deze beide pakketten na objectieve maatstaven als hetzelfde moet worden beschouwd?”
4.2.
Het verweer van de curator, komt er - zeer kort samengevat - op neer dat de vraag naar de broncode slechts van beperkte betekenis is, aangezien voor het geschil beslissend is of bestaande klanten(relaties) van de failliete vennootschappen rond het faillissement zijn overgenomen door FMS of Flore Plus, en indien dit het geval is of er bij destijds bestaande klanten van de failliete vennootschappen nieuwe software is geinstalleerd. Onderzoek naar de broncode door een deskundige is voor beantwoording van deze vraag volgens de curator niet noodzakelijk. Voorts heeft de curator uiteengezet dat onderzoek naar de broncode evenmin relevant is voor de vraag wie de rechthebbende op de Flore-software.
4.3.
Gelet op het gemotiveerde verweer van de curator is de rechtbank van oordeel dat voor het benoemen van een deskundige in dit stadium van de procedure onvoldoende aanleiding bestaat. De rechtbank zal daarom ook de incidentele vordering tot benoeming van een deskundige afwijzen.
4.4.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk, zoals gevorderd, in de proceskosten worden veroordeeld

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident tot onbevoegdverklaring
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 3] in de kosten van het incident, aan de zijde van de Boef q.q. tot op heden begroot op € 452,00,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
In het incident tot benoeming van een deskundige
5.4.
wijst de vordering af,
5.5.
veroordeelt Flore Managed Services B.V., Flore Plus B.V. en [gedaagde sub 3] hoofdelijk in de kosten van het incident, aan de zijde van de Boef q.q. tot op heden begroot op € 452,00,
5.6.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.7.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
30 juli 2014voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2014. [1]

Voetnoten

1.type: SM/4183