Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 6 november 2013, waarbij een comparitie na antwoord is bevolen
- de ten behoeve van de comparitie na antwoord overgelegde producties 8 tot en met 21
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 13 maart 2014.
2.De feiten
Het betrof een dubbel blind gerandomiseerd onderzoek. [eiser] heeft als proefpersoon – zo is naderhand gebleken – beide medicijnen ontvangen en maakte geen deel uit van de controlegroep die naast interferon een placebo toegediend heeft gekregen.
Multi Centre-studie, onder auspiciën van het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam. De begeleiding van [eiser] vond plaats vanuit Rijnstate. [A] was uitvoerend arts van het onderzoek.
HDI was de verzekeraar van het onderzoek. De verzekeringsvoorwaarden behorend bij de “Verzekering voor proefpersonen” luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
9.Dekking
13.Verval van rechten
Wanneer vergoeding van schade (of een deel ervan) schriftelijk door of namens verzekeraars wordt afgewezen, kan verzekerde daartegen binnen 1 jaar, te rekenen vanaf de datum van de afwijzing, schriftelijk in verzet komen. Maakt verzekerde van de mogelijkheid tot verzet geen gebruik, dan komen zijn rechten ter zake van het betrokken schadegeval te vervallen.
16.Verplichtingen van verzekerde
Verzekerde dient:
17.Gevolgen van het niet nakomen van verplichtingen
(…)
3.Het geschil
primairevordering ten opzichte van HDI is [eiser] van mening dat HDI op basis van de verzekering voor proefpersonen gehouden is de schade die [eiser] als gevolg van de trial heeft geleden en lijdt te vergoeden.
subsidiairevordering ten opzichte van MediRisk en Rijnstate stelt [eiser] dat zij op grond van de behandelovereenkomst en/of op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk zijn voor de door [eiser] ten gevolge van de trial geleden en nog te lijden schade. Door deelname aan het trial, en meer in het bijzonder het gebruik van het medicijn Lamivudine, heeft [eiser] de ziekte van Crohn opgelopen. [eiser] is van mening dat [A] de trial vanwege zijn psychische klachten niet had mogen indiceren en de trial niet bij hem had mogen uitvoeren. Tijdens de trial heeft [A] ten onrechte de klachten die [eiser] ondervond niet serieus genomen en de trial dus ten onrechte niet tussentijds beëindigd. Na afloop van de trial had [A] [eiser] niet opnieuw dezelfde medicatie mogen toedienen. Door wel weer Lamivudine voor te schrijven heeft [A] ten opzichte van [eiser] onzorgvuldig gehandeld. Volgens [eiser] had [A] de plicht om de klachten en bijwerkingen die hij ondervond te melden bij Lareb, ten onrechte heeft [A] dit niet gedaan.
[eiser] is van mening dat [A] met zijn handelwijze niet heeft gehandeld overeenkomstig de in artikel 7:453 BW neergelegde norm dat een arts bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht moet nemen en daarbij moet handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid voortvloeiende uit de voor artsen geldende professionele standaard.
4.De beoordeling
– tijdens de comparitie na antwoord – niet weersproken. Met HDI is de rechtbank van oordeel dat, nu een langere periode dan een jaar is verstreken voordat [eiser] in verzet is gekomen (met de aansprakelijkstelling van 17 juli 2012) tegen de afwijzing van 14 juni 2010 door HDI, dit inderdaad betekent dat op grond van artikel 13 van de verzekeringsvoorwaarden de rechten van [eiser] zijn vervallen.
€ 2.842,00(2,0 punten × tarief € 1.421,00)
€ 2.842,00(2,0 punten × tarief € 1.421,00)