ECLI:NL:RBMNE:2014:974

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2014
Publicatiedatum
14 maart 2014
Zaaknummer
16/700622-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor meerdere overvallen in Wijk bij Duurstede

Op 14 maart 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van drie overvallen in Wijk bij Duurstede. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 730 dagen, waarvan 437 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De verdachte was betrokken bij de overval op een pizzakoerier op 18 februari 2013, een overval op een Shell tankstation op 20 januari 2013, en een overval op de Zeeman op 1 maart 2013. Tijdens de zittingen zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de pizzakoerier en medewerkers van de overvallen winkels, die de verdachte identificeerden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij geweld en bedreiging met een vuurwapen zijn gebruikt. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en het bewijs dat is verzameld, zoals camerabeelden en telefoongegevens, als overtuigend beschouwd. De verdachte heeft een verleden van geweldsdelicten en de rechtbank heeft rekening gehouden met zijn jeugdige leeftijd en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De rechtbank heeft besloten tot een voorwaardelijke straf om de verdachte de kans te geven zijn leven te beteren, met de nadruk op behandeling en begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/700622-13
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 maart 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1995] te [geboorteplaats]
thans verblijvende in De Dijk te Utrecht

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De onderzoeken ter terechtzitting hebben plaatsgevonden op 23 juli 2013, 18 oktober 2013, 25 oktober 2013, 20 december 2013, 24 januari 2014 en 28 februari 2014. Verdachte is verschenen met zijn raadslieden mr. E. Kolokatsi en mr. T. van Assendelft de Coningh, advocaten te Amersfoort.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de verdachte en zijn raadslieden naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 18 februari 2013 samen met een ander te Wijk bij Duurstede een pizzakoerier heeft overvallen;
feit 2: op 20 januari 2013 een overval heeft gepleegd op een Shell tankstation te Wijk bij Duurstede;
feit 3: op 1 maart 2013 te Wijk bij Duurstede de Zeeman heeft overvallen.

3.Voorvragen

3.1
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Van de zijde van de verdediging is ter zitting van 25 oktober 2013 een preliminair verweer gevoerd dat op diezelfde datum door de rechtbank gemotiveerd is verworpen. De verdediging heeft dit verweer herhaald (met daarbij enkele aanvullingen/opmerkingen) op de zitting van 28 februari 2014. Het verweer komt er op neer dat er sprake is van ernstige vormverzuimen die niet meer kunnen worden hersteld en waarvan de rechtsgevolgen niet uit de wet blijken, terwijl sprake is van een schending van artikel 6 en 8 EVRM, bestaande uit:
  • misbruik van omstandigheden resulterend in ongeoorloofde druk (en daarmee schending van het pressieverbod) bij het getuigenverhoor van[getuige 1], hetgeen ook blijkt uit het geluidsfragment van het verhoor van [getuige 1] dat op de zitting van 28 februari 2014 door de verdediging ten gehore is gebracht;
  • de schending van de 'Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, verdachten en getuigen' (aanwijzing AVR);
  • schending van de algehele beperkingen door de politie ten aanzien van [medeverdachte 1], resulterend in de voor verdachte belastende verklaring van [medeverdachte 1];
  • de onrechtmatige verkrijging van het telefoonnummer van verdachte bij de voogd cq Bureau Jeugdzorg.
Gelet op het voorgaande dient het Openbaar Ministerie volgens de verdediging niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn strafvervolging overeenkomstig artikel 359a lid 1 sub c Wetboek van Strafvordering (Sv).
De rechtbank is van oordeel dat het verweer van de verdediging tot niet-ontvankelijk verklaring van het Openbaar Ministerie in zijn strafvervolging, dient te worden verworpen en overweegt daartoe als volgt:
  • [medeverdachte 1] wordt nog als verdachte aangemerkt. Dit is door de officier van justitie bevestigd.
  • Ten aanzien van[getuige 1] kan worden vastgesteld dat hij is aangehouden voor het bezit van een (nep)vuurwapen. De rechtbank constateert dat dit feit weliswaar raakvlakken heeft met de feiten die verdachte [verdachte] zijn ten laste gelegd, maar hij is nooit formeel verdachte geweest in de aan verdachte [verdachte] ten laste gelegde feiten.
  • De rechtbank stelt vast dat de getuigenverklaringen van[getuige 1] niet zijn afgenomen volgens de regelgeving welke is vastgelegd in de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten (AVR). De ten laste gelegde feiten betreffen misdrijven met een strafbedreiging van 12 jaar of meer. De rechtbank constateert dat de getuigenverklaringen van[getuige 1] in Houten en in Doorn niet auditief zijn geregistreerd en dat dat formeel wel had moeten gebeuren. Voorts constateert de rechtbank dat geen van de verklaringen van getuigen in deze zaak auditief zijn geregistreerd. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken van doelbewust omzeilen of negeren van de aanwijzing AVR tijdens het getuigenverhoor van[getuige 1].
  • De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaringen van[getuige 1], ook na beluistering van voormeld geluidsfragment, niet is gebleken van de toepassing van ongeoorloofde druk.
  • De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de politie reeds op de hoogte was van de inhoud van de tapgesprekken van de ouders van [medeverdachte 1] ten tijde van het bezoek van [X ], de moeder van [medeverdachte 1], aan haar zoon. Voorts is niet gebleken dat de politie doelbewust de regels dienaangaande heeft overtreden.
  • De rechtbank is van oordeel dat de wet noch jurisprudentie voorschrijft dat de verschoningsgerechtigde voogd gewezen dient te worden op haar verschoningsrecht. De rechtbank neemt hierbij mede in overweging dat de voogd van Bureau Jeugdzorg een professional betreft die wordt geacht op de hoogte te zijn van haar rechten.
De rechtbank concludeert dat niet is gebleken van ernstige vormverzuimen en er geen sprake is van een schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde. Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in zijn strafvervolging.
3.2
De overige voorvragen
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle drie de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, nu er voor alle drie ten laste gelegde feiten onvoldoende wettig en overtuigen bewijs voorhanden is. De verdediging heeft dit onderbouwd door te stellen dat de verklaringen van [getuige 1], [medeverdachte 1], alsmede de verklaringen van de andere getuigen en ook het achterhalen van het telefoonnummer van verdachte via zijn voogd, moeten worden uitgesloten van het bewijs, op grond van schending van vormverzuimen overeenkomstig artikel 359a lid 1 sub b (Sv) bij de wijze van totstandkoming van deze verklaringen. Voor wat betreft de verklaringen van [getuige 1] en [medeverdachte 1] is de verdediging subsidiair van oordeel dat deze moeten worden uitgesloten van het bewijs vanwege het gebrek aan betrouwbaarheid daarvan gezien de wijze van totstandkoming daarvan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen
Feit 1
BewijsmiddelenAangever heeft bij de politie verklaard dat hij werkzaam is voor een pizzarestaurant genaamd '[naam]', voor welk restaurant hij pizza's bezorgt. Meestal doet aangever dit op een scooter. Op 18 februari 2013 moest aangever op de [adres] nummer [nummer] in Wijk bij Duurstede een bestelling afleveren. Aangever is direct vanuit het restaurant naar de bovengenoemde locatie gereden. Op de [adres] aangekomen, heeft aangever zijn helm afgedaan en vervolgens is hij met de pizza naar de portiekdeur gelopen die open was. Toen aangever de portiek inliep, hoorde hij geschreeuw. Aangever hoorde dat het om de Nederlandse taal ging met een licht accent. Het klonk volgens aangever als straattaal. Aangever keek om en zag direct twee jongens staan. Een van de jongens liep direct op aangever af. In zijn rechterhand had hij een pistool. De jongen met het vuurwapen kwam op aangever afgelopen en pakte aangever vast bij zijn arm. De jongen met het vuurwapen zei vervolgens: "geef je geld". Aangever heeft toen de rits van zijn jas open gedaan en zijn portemonnee gepakt. Aangever wilde het geld er uit pakken, maar kennelijk duurde het de jongen met het pistool te lang, want hij trok vervolgens de hele portemonnee uit de handen van aangever. Aangever weet dat hij van zichzelf [nummer] euro bij zich had en verder zat er nog ongeveer 200 euro van de pizzeria in zijn portemonnee. Vervolgens zijn beide jongens weggerend. Aangever heeft met betrekking tot de signalementen dader 1 (met het pistool) omschreven als een licht getinte man, ongeveer 1.80m en met zwarte kleding en iets van een muts. De tweede jongen zou volgens aangever de gehele tijd op een meter of vijf zijn blijven staan en deze persoon heeft aangever omschreven als een getinte man, van ongeveer 1.70m en zwarte kleding. [1]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 18 februari 2013 getuige is geweest van een overval op een pizzakoerier door twee jongens waarvan een jongen een pistool had. [2]
De bewoners van de [adres] hebben op 18 februari 2013 geen pizza besteld. [3]
Uit onderzoek historische verkeersgegevens bleek dat het nummer dat eindigt op *062 zowel op het mobiele nummer van de eigenaar van de pizzeria als op het nummer van de pizzeria heeft gebeld op 18 februari 2013 om 19:46:24. Verder is uit onderzoek naar voren gekomen dat de simkaart met bovengenoemd telefoonnummer was geplaatst in de telefoon met het imeinummer [nummer]. Uit analyse van de historische verkeersgegevens van dit imeinummer is gebleken dat het telefoonnummer dat eindigt op *571 in de telefoon met bovengenoemd imeinummer werd geplaatst van 1 februari 2013 tot en met 18 februari 2013 te 14.13 uur. Vervolgens werd op 18 februari 2013 te 19.46:06 uur de simkaart met het telefoonnummer dat eindigt op *062 in de telefoon geplaatst. Op 23 februari 2013 werd de simkaart met het telefoonnummer dat eindigt op *571 weer terug geplaatst in de telefoon. [4]
Bureau Jeugdzorg heeft aan de politie verklaard dat verdachte onder het telefoonnummer dat eindigt op *571 bereikbaar is. [5]
[getuige 3] heeft op dinsdag 9 april 2013 aan de politie verklaard dat hij van verdachte, zijn buurman, een tweetal mobiele telefoons ter reparatie gekregen had. De verbalisant zag dat [getuige 3] een tweetal mobiele telefoons, van het merk Blackberry en zwart van kleur uit zijn kluisje pakte. De verbalisant hoorde [getuige 3] zeggen dat deze telefoons van zijn buurman waren. Tevens vertelde [getuige 3] dat hij de mobiele telefoons voor het afgelopen weekend van zijn buurman had gekregen. [6]
Een van de twee mobiele bovengenoemde telefoons betrof een Blackberry 8900, zwart van kleur en met het imeinummer [nummer]. [7]
Op de in beslag genomen telefoon bij [medeverdachte 1] worden foto's gevonden van het identiteitsbewijs en rijbewijs van aangever. [8]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank komt tot het oordeel dat verdachte de ten laste gelegde overval op de pizzakoerier in Wijk bij Duurstede heeft gepleegd. De rechtbank baseert dat oordeel op het volgende, in onderling verband en samenhang bezien. De aangifte, waaronder het door aangever opgegeven signalement en het feit dat er een loktelefoontje is gepleegd, waarbij vastgesteld kan worden dat bij de buurjongen van verdachte een telefoon is aangetroffen met een IMEI-nummer dat voor wat betreft de relevante eerste veertien cijfers hetzelfde is als het IMEI-nummer van het toestel waarmee (met een niet aan verdachte toe te schrijven mobiel nummer) de pizzeria is gebeld en waarvan vast is komen te staan dat de simkaart van verdachte een aantal uur voor de overval nog in dit toestel heeft gezeten en wederom in het toestel is geplaatst een aantal dagen na de overval. Daarnaast heeft de buurjongen van verdachte verklaard dat dit toestel door verdachte aan hem ter reparatie is overhandigd. Daar komt bij dat er op de telefoon van [medeverdachte 1], een vriend van verdachte, foto's zijn aangetroffen van het identiteitsbewijs en rijbewijs van aangever, die bij de overval buit zijn gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank kan het dan ook niet anders zijn dan dat verdachte diegene is geweest die de ten laste gelegde gewelddadige overval (mede) heeft gepleegd. Het verweer van de verdediging dat de aan de politie afgelegde verklaring van Bureau Jeugdzorg, met betrekking tot het telefoonnummer van verdachte, onrechtmatig is verkregen, verwerpt de rechtbank. De rechtbank is, zoals reeds is overwogen onder 3.1., van oordeel dat noch uit de wet noch uit jurisprudentie volgt dat de verschoningsgerechtigde voogd gewezen dient te worden op haar verschoningsrecht. De rechtbank neemt hierbij mede in overweging dat de voogd van Bureau Jeugdzorg een professional betreft die wordt geacht op de hoogte te zijn van haar rechten. Derhalve zal de rechtbank dit bewijsmiddel niet uitsluiten voor het bewijs.
Feit 2 en feit 3
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
Aangever heeft op 20 januari 2013 bij de politie verklaard dat hij werkzaam is bij het Shell tankstation aan de [adres] te Wijk bij Duurstede. Aangever zag op bovengenoemde datum omstreeks 18.45 uur dat een man het tankstation binnen kwam lopen. Hij zag dat er op dat moment geen auto's buiten stonden bij de benzinepompen. Aangever zag dat het een blanke man was van tussen de 16 en 18 jaar, ongeveer 1.70m lang en een slank, beetje slungelig, postuur. Verder had de man een zwart Adidas vest aan met drie witte strepen op beide mouwen vanaf zijn schouder tot aan zijn pols. Aangever zag dat de man direct naar hem toe kwam gelopen en schreeuwde: "Dit is een overval, geef mij al je geld". Aangever wilde hem alleen een paar biljetten van 20 euro geven en hoopte dat de man hier genoeg aan zou hebben. Vervolgens riep de man meerdere keren: "snel, snel snel!" De man pakte een plastic tas uit zijn zak en zei tegen aangever: "Doe het in de tas!" Aangever hoorde dat de man goed Nederlands sprak, zonder accent. Aangever pakte vervolgens de tas en deed de briefjes er in. Aangever hoorde dat de man riep: "Meer!", "Sneller!" Vervolgens haalde de man een pistool uit de zak van zijn vest. Aangever zag dat hij het pistool op zijn buik/borst richtte. Vervolgens zag aangever dat de man met een hand de kassa vast greep en over de balie heen hing. Hij zag dat de man vervolgens geld uit de kassalade haalde. Vervolgens rende de man de winkel uit. [9]
Uit onderzoek blijkt dat er 1.220,00 euro uit de kassalade is weggenomen. Verbalisanten hebben de camerabeelden van het tankstation uitgekeken en bevestigen het verhaal van aangever. [10]
Op de telefoon van verdachte wordt een foto aangetroffen van drie jongens die op een bank zitten met bankbiljetten in hun hand. Ook wordt een foto aangetroffen van [medeverdachte 1] met een pistool. [11]
Getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat hij zeker weet dat verdachte de overval op de shop van het Shell tankstation in Wijk bij Duurstede heeft gepleegd. De getuige heeft verder verklaard dat hij die avond met verdachte en [medeverdachte 1] in zijn woning aan de [adres] te Wijk bij Duurstede was, toen verdachte op de opoefiets van de getuige de deur uitging. De getuige wist dat verdachte op dat moment een zwart (nep)wapen bij zich had. Verdachte bleef niet lang weg en bij terugkomst liet verdachte het geld zien. De getuige heeft verklaard: “Op het moment dat verdachte met dat geld binnen kwam, deden wij een beetje popi jopie. Mijn vriendin [A] heeft de foto gemaakt waarop verdachte, [medeverdachte 1] en ik op de bank in de woonkamer zitten met het geld van de overval. [12]
Getuige [getuige 4] heeft bevestigd dat zij de foto heeft gemaakt. Ook heeft zij verklaard dat verdachte een zwart Adidasjack heeft met witte strepen op de mouwen. [13]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat verdachte diegene is geweest die de Shell heeft overvallen. De getuige heeft verder verklaard dat verdachte die avond bij [getuige 1] en hem binnenkwam met een tas vol geld. [14]
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
Aangeefster heeft bij de politie verklaard dat zij op 1 maart 2013 aan het werk was in de Zeeman te Wijk bij Duurstede. Om 19.45 uur bevond aangeefster zich samen met haar collega[getuige 5] bijna achterin de winkel. Opeens hoorde aangeefster roepen: "dit is een overval, ik wil geld, opschieten snel!" Aangeefster zag een persoon met een zwarte bivakmuts op. Zij zag dat deze persoon een pistool in zijn rechterhand had. Zij zag dat hij donkere handschoenen aan had en dat hij zich agressief gedroeg. Hij was gehaast en bleef ook maar roepen dat zij geld moesten geven en dat het snel moest. Aangeefster zag dat de overvaller op haar en haar collega af kwam rennen. Op het moment dat hij bij hen was, bleef hij met zijn pistool op hen gericht. Aangeefster zei tegen de overvaller dat zij de kassalade wel zou inpakken. Omdat aangeefster geen sleutel had, riep zij haar collega. Vervolgens gingen zowel haar collega als de overvaller naar de kassa toe. Aangeefster zag dat haar collega achter de kassa ging staan en dat zij de kassalade uit de kassa haalde. Aangeefster zag dat de overvaller de kassalade in zijn hand had. In de andere hand had hij een pistool vast. Hij draaide zich in de richting van aangeefster en hij riep: "geld in de tas! Geld in de tas!" Aangeefster pakte vervolgens de kassalade over. Zij probeerde het geld in de plastic zak te doen. Een deel van het kleingeld viel naast de tas. Vervolgens zag zij dat de overvaller de plastic tas op de grond liet vallen en dat hij de kassalade van haar afpakte en de winkel uit rende en per fiets ervandoor ging. [15]
Getuige [getuige 5] heeft het verhaal van aangeefster bevestigd. [16]
Getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat de overval op de winkel Zeeman in Wijk bij Duurstede is gepleegd door verdachte. De getuige heeft verder verklaard dat [medeverdachte 1], verdachte en hijzelf die avond in zijn woning waren. Verdachte ging alleen de deur uit en pakte de fiets van getuige. Hij heeft ook verklaard dat verdachte zei dat hij naar de Zeeman ging om een overval te plegen. De getuige zag dat verdachte een balletjespistool mee naar buiten nam. Volgens de getuige had verdachte inderdaad een zwart jack aan met witte strepen over de mouwen. Verdachte bleef niet lang weg. Toen hij terugkwam, zag de getuige dat verdachte een witte kassalade in zijn hand had. [17]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op die avond bij [getuige 1] thuis zat samen met de vriendin van [getuige 1]. Vervolgens kwam verdachte binnen. Hij had geld bij zich toen hij binnenkwam. Verdachte had die avond een spijkerbroek aan met daarop een donkerkleurige sweater met capuchon. [18]
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 en 3
De rechtbank is, gelet op de bovenstaande bewijsmiddelen, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde overvallen op respectievelijk het Shell tankstation en de Zeeman heeft gepleegd. Er ligt in beide gevallen een aangifte met daarbij de belastende verklaringen van [getuige 1] en [medeverdachte 1], waarbij de verklaringen van [getuige 1] zeer specifiek zijn en overeenkomen met details uit de aangiftes. Ook is er duidelijk sprake van eenzelfde modus operandi.
Het verweer van de verdediging dat de verklaringen van zowel [getuige 1] als ook die van [medeverdachte 1] moeten worden uitgesloten van het bewijs, verwerpt de rechtbank. De rechtbank stelt daartoe vast dat de getuigenverklaringen van[getuige 1] niet zijn afgenomen volgens de regelgeving welke is vastgelegd in de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten (AVR). De ten laste gelegde feiten betreffen misdrijven met een strafbedreiging van 12 jaar of meer. De rechtbank constateert dat de getuigenverklaringen van[getuige 1] in Houten en in Doorn niet auditief zijn geregistreerd en dat dit formeel wel had moeten gebeuren. Voorts constateert de rechtbank dat geen van de verklaringen van getuigen in deze zaak auditief zijn geregistreerd. De rechtbank is echter van oordeel dat niet is gebleken van doelbewust omzeilen of negeren van de aanwijzing AVR tijdens het getuigenverhoor van[getuige 1]. De rechtbank zal derhalve constateren dat er sprake is van een vormverzuim, echter zal zij hieraan niet het gevolg van bewijsuitsluiting verbinden. De rechtbank is verder van oordeel dat uit de verklaringen van[getuige 1] niet is gebleken van de toepassing van ongeoorloofde druk. Ook ziet de rechtbank verder geen aanleiding om aan te nemen dat hij bezijden de waarheid heeft verklaard, integendeel de rechtbank acht zijn verklaring juist betrouwbaar en overweegt daartoe dat getuige [getuige 1] eerst weigerde een verklaring af te leggen over hetgeen hij wist met betrekking tot de aan verdachte ten laste gelegde feiten, maar later toch is gaan verklaren en vanaf dat moment zowel bij de politie als ook bij de rechter-commissaris consistent heeft verklaard over het feit dat verdachte, ondanks het feit dat [getuige 1] bevriend is met de verdachte, diegene zou zijn die bij het ten laste gelegde betrokken zou zijn geweest en zonder daarbij zijn eigen aandeel kleiner te maken of buiten beschouwing te laten. Daar komt bij dat de verklaring van [getuige 1] op veel (specifieke) onderdelen steun vindt bij andere bewijsmiddelen.
De rechtbank is verder van oordeel dat niet is gebleken dat de politie reeds op de hoogte was van de inhoud van de tapgesprekken van de ouders van [medeverdachte 1] ten tijde van het bezoek van [X ], de moeder van [medeverdachte 1], aan haar zoon. Voorts is niet gebleken dat de politie doelbewust de regels dienaangaande heeft overtreden. De rechtbank zal derhalve niet tot bewijsuitsluiting overgaan van de verklaring van [medeverdachte 1].

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat
1.
hij op 18 februari 2013 te Wijk bij Duurstede, tezamen en in vereniging met een ander
-met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
portemonnee met inhoud, te weten: 240 euro en pasjes en een identiteitsbewijs en een rijbewijs, toebehorende aan [aangever 3] en pizzeria [naam] en/of [O], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
en
-met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud, te weten: 240 euro en pasjes en een identiteitsbewijs en een rijbewijs, toebehorende aan [aangever 3] en pizzeria [naam] en/of [O],
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededader
-een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op die [aangever 3] gericht heeft (gehouden) en
-die [aangever 3] (met kracht) (bij de arm en/of ter hoogte van de borst) heeft vastgepakt en
- " geef je geld" heeft gezegd.
2.
hij op 20 januari 2013 te Wijk bij Duurstede,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 1220 euro,
toebehorende aan [C] & [D], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en
-met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van 1220 euro, toebehorende aan [C] & [D],
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte (terwijl hij, verdachte, (gedeeltelijk) vermomd was door middel van een capuchon)
- meermalen "dit is een overval, geef me al je geld" en "snel snel snel"
en "doe het in de tas" en "meer" en "sneller", heeft geroepen en
-een plastic tas aan die [aangever] heeft overhandigd en
-een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [aangever] gericht heeft (gehouden);
3.
hij op 1 maart 2013 te Wijk bij Duurstede,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 400 euro, althans een geldbedrag en een kassalade, toebehorende aan Zeeman Textielsupers, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [aangever 2] en [getuige 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en
-met het oogmerk om zich en wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever 2] en [getuige 5] heeft gedwongen tot de afgifte van 400 euro, althans een geldbedrag en een kassalade, toebehorende aan Zeeman Textielsupers,
welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte (terwijl hij, verdachte, vermomd was door middel van een bivakmuts)
- meermalen "dit is een overval, ik wil geld, opschieten, snel", heeft geroepen en
-een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [aangever 2] gericht heeft (gehouden) en
-(vervolgens) een plastic tas heeft gepakt en (hierbij) heeft geroepen "geld in de tas, geld in de tas", heeft geroepen;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
Feit 1
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 2, 3
Telkens diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en
Afpersing.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Daarbij is ook gelet op de Pro Justitia rapportages van drs. H.A. Gerritsen d.d. 20 januari 2014 en psycholoog D. van Luijk d.d. 9 januari 2014.
Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke PIJ-maatregel met daarbij bijzondere voorwaarden conform het rapport van Bureau Jeugdzorg.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie dient te worden opgelegd voor maximaal de duur van het voorarrest en voor het overige een onvoorwaardelijke jeugddetentie met de bijzondere voorwaarden overeenkomstig het rapport van Bureau Jeugdzorg.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft in een tijdsbestek van iets meer dan een maand drie overvallen gepleegd. Bij twee van de drie overvallen zat verdachte bij een vriend thuis. Hij heeft daar een fiets en een balletjespistool gepakt en is naar de desbetreffende Shell tankstation en Zeeman om de hoek gefietst. Daar aangekomen heeft hij, terwijl hij de daar aanwezige medewerkers onder schot hield, geld geëist. Daarnaast heeft verdachte samen met een ander een pizzakoerier met een loktelefoontje naar een adres laten komen en de koerier vervolgens overvallen. Verdachte is bij al deze feiten puur uitgegaan van eigen financieel gewin en heeft niet stil gestaan bij de gevolgen die dergelijke gewelddadige misdrijven voor anderen hebben. Slachtoffers van geweldsmisdrijven kunnen nog lange tijd last hebben van angstgevoelens. Uit de op zitting voorgedragen schriftelijke slachtofferverklaring van één van de medewerkers van de Zeeman in Wijk bij Duurstede blijkt ook dat zij erg geschrokken is en nog lang last heeft (gehad) van hetgeen haar is overkomen en waarvoor zij ook in therapie is (geweest). Voorts veroorzaakt en versterkt dit soort feiten in meer algemene zin gevoelens van angst en van onveiligheid in de maatschappij.
Wat de persoon van de verdachte betreft, heeft de rechtbank rekening gehouden met een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 december 2013, waaruit volgt dat verdachte nog in een proeftijd liep ten aanzien van een veroordeling voor soortgelijke delicten. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van een hele reeks over verdachte in 2013 en 2014 opgemaakte rapporten, waaronder als meest recente rapportages:
  • de Pro Justitia rapporten van forensisch psychiater drs. H.A. Gerritsen d.d. 20 januari 2014 en (gezondheidszorg)psycholoog D. van Luijk d.d. 9 januari 2014, waaruit volgt dat verdachte een beneden gemiddeld intelligente jonge man is die tijdens zijn kinder- en tienerjaren ernstig affectief en pedagogisch is verwaarloosd. Er is bij verdachte sprake van een zich ontwikkelende antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken, een gedragsstoornis en een verslavingsproblematiek. Geadviseerd wordt om te starten met een klinische behandeling van waaruit gefaseerd wordt toegewerkt naar een resocialisatietraject richting begeleid/zelfstandig wonen, voorgaande in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel;
  • een adviesrapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 25 februari 2014, opgesteld door M.M.E. Groenen, waarin wordt geadviseerd verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, met als bijzondere voorwaarden dat verdachte meewerkt aan de maatregel Hulp & Steun, ook als dit een tijdschema inhoudt, een behandeling bij Kade 17, een behandeling vanuit Victas en aan begeleiding vanuit NPT;
  • het plan van aanpak van Bureau Jeugdzorg van 28 februari 2014, opgesteld door J. Dijkman, waarin de jeugdreclassering, gelet op de problematiek van verdachte een klinische behandeltraject, waarbij verdachte gefaseerd kan uitstromen naar een kamertrainingscentrum (KTC), vormgegeven in een voorwaardelijke PIJ-maatregel, de voorkeur geeft, maar dat er geen instelling in staat is gevonden om verdachte een passend behandelaanbod te bieden, hetgeen gelegen is in het persoonlijk functioneren van verdachte in combinatie met zijn leeftijd en cognitieve capaciteiten. Daarom adviseert de jeugdreclassering aan verdachte een voorwaardelijk PIJ-maatregel op te leggen met daarbij bijzondere voorwaarden conform het hierboven genoemde advies van de Raad voor de Kinderbescherming.
De rechtbank zal dit bij haar oordeel betrekken.
De rechtbank overweegt dat er in het volwassen strafrecht voor de bewezenverklaarde ernstige feiten langdurige gevangenisstraffen worden opgelegd. In onderhavige zaak is er echter sprake van een minderjarige verdachte. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte reeds lange tijd in voorarrest heeft gezeten. Verder is uit de verschillende rapporten naar voren gekomen dat verdachte een zeer heftige jeugd heeft gehad. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet terug hoeft in detentie. De rechtbank is, met zowel de officier van justitie, als ook de verdediging en de verschillende deskundigen, van oordeel dat het van groot belang is dat verdachte intensief behandeld gaat worden. De Raad heeft opgemerkt dat verdachte niet ontvankelijk is voor een behandeling in een gesloten setting en dat derhalve een onvoorwaardelijke PIJ niet de voorkeur heeft. De verschillende deskundigen hebben ten aanzien van het kader waarin dit dient te gebeuren, aangegeven dat dit het beste zou kunnen in een klinische setting. Uit bovengenoemde rapportage van Bureau Jeugdzorg blijkt echter dat, na uitgebreid onderzoek, geen enkele instelling bereid is om verdachte in het kader van een voorwaardelijke PIJ klinisch op te nemen. Gelet hierop wordt dan ook een ambulante behandeling geadviseerd. De rechtbank zal hierin meegaan en verschillende voorwaarden, waaronder ambulante behandeling, aan verdachte opleggen. De rechtbank zal dit echter niet doen met een PIJ-maatregel als stok achter de deur, maar door het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie van meer dan een jaar. De rechtbank geeft hiermee verdachte een laatste kans om, nu hij nog (voor de laatste keer) onder het minderjarige strafrecht valt, zijn leven te beteren en alle hulp te aanvaarden die hij krijgt aangeboden, zonder dat hem een PIJ-maatregel boven het hoofd hangt. Echter, indien verdachte de fout ingaat, zal hij in beginsel meer dan een jaar jeugddetentie alsnog moeten uitzitten.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte de maximale jeugddetentie gedeeltelijk voorwaardelijk opleggen, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke deel van 437 dagen zal een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden worden verbonden. Met deze voorwaardelijke straf wordt mede beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Tevens maakt dit de begeleiding door Bureau Jeugdzorg, waaronder ook behandelingen bij De Waag en Victas mogelijk en eveneens begeleiding vanuit NPT. Maar ook is de rechtbank (ambtshalve) van oordeel dat verdachte urine controles zal moeten ondergaan. Voorgaande bijzondere voorwaarden acht de rechtbank noodzakelijk, nu er zonder de begeleiding van de jeugdreclassering ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De rechtbank zal daarom ook de bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar verklaren. Ten aanzien van de voorwaardelijke jeugddetentie merkt de rechtbank nog op dat, indien verdachte deze voorwaardelijke straf in de toekomst ten uitvoer wordt gelegd, dit in een JJI dient plaats te vinden en niet in een volwasseninrichting gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

9.De benadeelde partijen

[aangever 3] (feit 1)
De benadeelde partij [aangever 3] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De benadeelde partij vordert in totaal een bedrag van € 1.286,55, waarvan € 286,55
aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft integrale toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair acht de verdediging matiging van de hoogte van het gevorderde bedrag aan immateriële schade tot maximaal een bedrag van € 600,00 gepast.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade in zijn geheel toewijzen, omdat deze voldoende is onderbouwd en niet is weersproken. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank het bedrag integraal toewijzen omdat deze vordering niet onrechtmatig of ongegrond is. Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf 18 februari 2013.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
[getuige 5] (feit 3)
De benadeelde partij [getuige 5] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De benadeelde partij vordert in totaal een bedrag van € 1.712,88, waarvan € 12,88
aan materiële schade en € 1.700,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft integrale toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair acht de verdediging matiging van de hoogte van het gevorderde bedrag aan immateriële schade tot maximaal € 600,00 gepast.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade in zijn geheel toewijzen, omdat deze voldoende is onderbouwd en niet is weersproken. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank het bedrag integraal toewijzen. Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf 1 maart 2013.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
[aangever 2] (feit 3)
De benadeelde partij [aangever 2] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De benadeelde partij vordert in totaal een bedrag van € 1.848,61, waarvan € 148,61
aan materiële schade en € 1.700,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft integrale toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair acht de verdediging matiging van de hoogte van het gevorderde bedrag aan immateriële schade tot maximaal € 600,00 gepast.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade in zijn geheel toewijzen, omdat deze voldoende is onderbouwd en niet is weersproken. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank het bedrag integraal toewijzen omdat deze vordering niet onrechtmatig of ongegrond is. Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf 1 maart 2013.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 77za, 310, 312, 317, van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten opleveren:
Feit 1
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 2, 3
Telkens diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en
Afpersing.
Straf
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
730 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
437 dagen, van deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 77aa, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1.zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van de maatregel Hulp en Steun worden gegeven door of namens de Bureau Jeugdzorg;
2. moet meewerken aan een behandeling door Kade 17 of een soortgelijke instantie;
3. moet meewerken aan een behandeling door Victas of een soortgelijke instantie;
4. moet meewerken aan Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer (NPT);
5. moet meewerken aan urinecontroles (UC's).
De rechtbank draagt die instelling op om de verdachte hulp en steun te verlenen bij het naleven van de bijzondere voorwaarden.
- verklaart de op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77za van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar;
Benadeelde partijen
[aangever 3] (feit 1)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 3] van een bedrag van € 1.286,55, waarvan € 286,55 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen vanaf 18 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [aangever 3],
€ 1.286,55 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 23 dagen hechtenis;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
[getuige 5] (feit 3)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [getuige 5] van een bedrag van € 1.712,88, waarvan € 12,88 aan materiële schade en € 1.700,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen vanaf 1 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [getuige 5],
€ 1.712,88 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 28 dagen hechtenis;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
[aangever 2] (feit 3)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 2] van een bedrag van € 1.848,61, waarvan € 148,61 aan materiële schade en € 1.700,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen vanaf 1 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [aangever 2], € 1.848,61 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 29 dagen hechtenis;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
-Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.K. van Riemsdijk, voorzitter, mrs. J.F. Haeck en M.P. Glerum, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 maart 2014.
BIJLAGE : De (gewijzigde) tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 februari 2013 te Wijk bij Duurstede, althans in het
arrondissement Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
portemonnee (met inhoud, te weten: 240 euro, althans een geldbedrag en/of een
of meer pasje(s) en/of een identiteitsbewijs en/of een rijbewijs), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3] en/of
pizzeria [naam] en/of [O], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en / of bedreiging met geweld tegen die [aangever 3], gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van
voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren
en/of
-met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en / of bedreiging met geweld [aangever 3] heeft gedwongen tot de
afgifte van een portemonnee (met inhoud, te weten: 240 euro, althans een
geldbedrag en/of een of meer pasje(s) en/of een identiteitsbewijs en/of een
rijbewijs), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[aangever 3] en/of pizzeria [naam] en/of [O], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn/haar mededader(s),
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s)
-een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op die
[aangever 3] gericht heeft/hebben (gehouden) en/of
-die [aangever 3] (met kracht) (bij de arm en/of ter hoogte van de borst)
heeft/hebben (vast)gepakt en/of
- " geef je geld", althans woorden van gelijke aard of strekking heeft/hebben
gezegd;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 20 januari 2013 te Wijk bij Duurstede, althans in het
arrondissement Midden-Nederland,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
1220 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [C] & [D], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en / of bedreiging met geweld tegen die [aangever], gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
-met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en / of bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de
afgifte van 1220 euro, althans een geldbedrag, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [C] & [D], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte (terwijl hij, verdachte, (gedeeltelijk) vermomd was door middel
van een capuchon)
- ( meermalen) "dit is een overval, geef me al je geld" en/of "snel snel snel"
en/of "doe het in de tas" en/of "meer" en/of "sneller", althans woorden van
gelijke aard of strekking heeft geroepen en/of gezegd en/of
-een (plastic) tas aan die [aangever] heeft overhandigd en/of
-een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op die
[aangever] gericht heeft (gehouden);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 1 maart 2013 te Wijk bij Duurstede, althans in het
arrondissement Midden-Nederland,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
400 euro, althans een geldbedrag en/of een kassalade, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Zeeman Textielsupers, in elk geval aan een
anders of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en / of bedreiging met geweld tegen die [aangever 2] en/of [getuige 5], gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en /
of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
-met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en / of bedreiging met geweld [aangever 2] en/of [getuige 5] heeft
gedwongen tot de afgifte van 400 euro, althans een geldbedrag en/of een
kassalade, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
Zeeman Textielsupers, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte (terwijl hij, verdachte, vermomd was door middel van een bivakmuts)
- ( meermalen) "dit is een overval, ik wil geld, opschieten, snel", althans
woorden van gelijke aard of strekking heeft geroepen en/of gezegd en/of
-een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op die
[aangever 2] gericht heeft (gehouden) en/of
-(vervolgens) een (plastic) tas heeft gepakt en/of (hierbij) heeft geroepen
"geld in de tas, geld in de tas", althans woorden van gelijke aard of
strekking heeft geroepen en/of gezegd;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 3], opgenomen op pagina 858/859 van het proces-verbaal dossiernummer PL0950 2013038974, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 1350.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], opgenomen op pagina 896/897 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
3.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 889 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
4.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 491 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
5.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 492 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
6.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 952 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
7.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 387 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
8.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 1067 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
9.Aangifte (met bijlage) van [aangever] (mede) namens door [C] & [D], opgenomen op pagina 1095-1097 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
10.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 1103 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
11.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 958-965 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], opgenomen op pagina 1192/1193 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], opgenomen op pagina 1194-1196 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], opgenomen op pagina 790 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
15.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 2], opgenomen op pagina 1207-1209 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5], opgenomen op pagina 1211 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], opgenomen op pagina 1193 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 1], opgenomen op pagina 788-790 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.