ECLI:NL:RBMNE:2015:1226

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 januari 2015
Publicatiedatum
2 maart 2015
Zaaknummer
16-659945-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk vervoeren van een grote hoeveelheid hennep

Op 6 januari 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Utrecht, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 september 2014 samen met een ander een grote hoeveelheid hennep heeft vervoerd. De verdachte, geboren in 1978 in Marokko en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein, werd bijgestaan door raadsman mr. B. Kurvers. Tijdens de zitting op 23 december 2014 heeft de officier van justitie zijn standpunt kenbaar gemaakt, evenals de verdediging, die zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 24 september 2014 op de bijrijdersplaats van een bestelbusje zat, waarin 30,23 kilogram hennep was aangetroffen. De hennep was verpakt in dozen en de verdachte was op de hoogte van de inhoud. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van deze hoeveelheid hennep, wat in strijd is met de Opiumwet.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan en het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor drugsgerelateerde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 5 maanden op, in plaats van de 8 maanden die door de officier van justitie was geëist. Daarnaast werd bepaald dat het in beslag genomen geldbedrag van € 288,20 aan de verdachte werd teruggegeven, terwijl de bewaring van een in beslag genomen Blackberry ten behoeve van de rechthebbende werd gelast.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/659945-14 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 januari 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1978] te [geboorteplaats] (Marokko)
wonende te [woonplaats], [adres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein
raadsman mr. B. Kurvers, advocaat te ‘s-Hertogenbosch

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 23 december 2014, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 24 september 2014 samen met een ander een grote hoeveelheid hennep heeft vervoerd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende eind proces-verbaal, nummer PL0900-2014268646, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 56 tot en met 123). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Op 24 september 2014 meldde een getuige dat er twee mannen met een busje op de [adres] te Breukelen stonden. Ter plaatse troffen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verdachte aan op de bijrijdersplaats van een bestelbusje met het kenteken [kenteken].
In de laadruimte van de bestelbus troffen de verbalisanten 6 dozen met daarin plastic zakken met vermoedelijk hennep. [1]
De bus met het kenteken [kenteken] bleek gehuurd te zijn door [A]. [2]
De hoeveelheid aangetroffen verdovende middelen betroffen henneptoppen en hennepgruis met een totaal gewicht van 30,23 kilogram. Uit nader onderzoek is vervolgens gebleken dat de verdovende middelen positief op de aanwezigheid van THC testten op de M.M.C. International Cannabis test. [3]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 24 september 2014 samen met een ander in voornoemde bestelbus heeft gereden. Verdachte was ervan op de hoogte dat de dozen in de laadruimte van de bestelbus hennep bevatten. Verdachte had voornoemde bestelbus daartoe ter beschikking gesteld. [4]
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettelijk en overtuigend bewezen dat verdachte op 24 september 2014 samen met een ander hennep heeft vervoerd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 24 september 2014 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van 30230 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de samenstelling van de aangetroffen hennep, nu deze bestond uit henneptoppen en hennepgruis. De verdediging heeft verzocht verdachte een gevangenisstraf op te leggen welke gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met daarbij eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf, dan wel een werkstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het vervoeren van ruim 30 kilogram hennep.
Softdrugs zijn stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Het gebruik van dergelijke middelen veroorzaakt, mede door vaak daarmee gepaard gaand crimineel gedrag, onrust en schade in de samenleving.
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten, waaronder ook drugsgerelateerde feiten en vermogenscriminaliteit.
Ter terechtzitting heeft de raadsman meegedeeld dat verdachte op 28 oktober jl. door de politierechter is veroordeeld ter zake artikel 311 jo 45 Wetboek van Strafrecht en dat voornoemd vonnis inmiddels onherroepelijk is.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op een de verdachte betreffend rapport van de reclassering d.d. 21 oktober 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet heeft meegewerkt aan het onderzoek van de reclassering. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij zijn broer woont, contact heeft met zijn kinderen, die bij zijn ex-partner wonen, geen werk en geen uitkering heeft. Daarnaast heeft verdachte schulden.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van het feit een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. De rechtbank heeft daarbij met name gelet op de grote hoeveelheid hennep en het strafblad van verdachte. De aard en de samenstelling van de aangetroffen hennep doet daar niet aan af. De rechtbank neemt als uitgangspunt van denken het oriëntatiepunt van het LOVS voor hennepkwekerijen. Aangezien verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen zowel betreffende een overtreding van de Opiumwet alsmede betreffende onder meer vermogenscriminaliteit ziet de rechtbank geen mogelijkheden meer voor het opleggen van een taakstraf. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding tot het opleggen van een voorwaardelijke straf. Niet te verwachten is dat een gedeeltelijk voorwaardelijke straf verdachte zal afhouden van het wederom plegen van strafbare feiten.
In het licht van het voorgaande en gelet op hetgeen voor soortgelijke feiten onder soortgelijke omstandigheden wordt opgelegd komt de rechtbank tot een lagere gevangenisstraf dan die door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden passend en geboden. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.

7.Het beslag

De officier van justitie heeft gevorderd het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 288,20 terug te geven aan verdachte en de bewaring van de in beslag genomen Blackberry ten behoeve van de rechthebbende.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen Blackberry gelasten.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het in beslag genomen geldbedrag van € 288,20, aangezien dit goed niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikel 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet .

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 5 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het in beslag genomen voorwerp, te weten: een Blackberry;
- gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen geldbedrag van € 288,20.
Voorlopige hechtenis
Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter en mrs. E.A.A. van Kalveen en J.P.H. van Driel van Wageningen, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 januari 2015.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 24 september 2014 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 30230 gram, in
elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, pagina 83 en 84.
2.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een afschrift van een huurcontract van Blue Rent A Car d.d. 23 september 2014, pagina 79 t/m 82.
3.Proces-verbaal bevindingen testen hennep, pagina 92 en 93.
4.Verklaring verdachte [verdachte], afgelegd ter terechtzitting d.d. 23 december 2014.