ECLI:NL:RBMNE:2015:1422

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2015
Publicatiedatum
10 maart 2015
Zaaknummer
16/661991-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woningoverval met geweld en afpersing

Op 10 maart 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis uitgesproken in de strafzaak tegen een man die op 19 november 2013 samen met anderen een woningoverval heeft gepleegd in [woonplaats]. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor het medeplegen van afpersing en diefstal met geweld. De rechtbank oordeelde dat de diefstal door meerdere personen is gepleegd en dat er sprake was van bedreiging met een vuurwapen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, getuigen en medeverdachten als bewijs gebruikt. De verdachte heeft de code van de kluis van het slachtoffer afgedwongen en is er met een grote hoeveelheid juwelen en contant geld vandoor gegaan. De rechtbank heeft geen redenen gezien om af te wijken van de oriëntatiepunten van het LOVS en heeft de straf bepaald op vijf jaar gevangenisstraf, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die schadevergoeding heeft geëist voor de geleden schade als gevolg van de overval.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661991-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 10 maart 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1991],
thans gedetineerd in PI Nieuwegein, Huis van Bewaring Nieuwegein te Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van de onderzoeken op de terechtzittingen van 6 januari 2015 en 24 februari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. S.A.S. Jansen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
op 19 november 2013 te [woonplaats] samen met anderen door afpersing [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van de code van de kluis in/bij haar woning;
Ten aanzien van feit 2:
op 19 november 2013 te [woonplaats] samen met anderen een woningoverval heeft gepleegd, waarbij door toepassing van en bedreiging met geweld jegens [slachtoffer] een grote hoeveelheid juwelen (ter waarde van ongeveer 50.000 euro) en een geldbedrag (van ongeveer 60.000 euro) is gestolen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde medeplegen van een woningoverval wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hiertoe heeft de raadsman verschillende argumenten naar voren gebracht. De rechtbank zal deze in dit vonnis, op de plaats waar het relevant is, bespreken en daarbij alleen ingaan op de standpunten die deugdelijk zijn onderbouwd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
4.3.1.
De bewijsmiddelen
Aangifte [slachtoffer] d.d. 20 nov 2013
Op woensdag 20 november 2013 deed [slachtoffer] aangifte van afpersing dan wel
diefstal met geweld dat plaatsvond op de locatie [woonplaats]. Zij verklaarde kort weergegeven het volgende:
Op dinsdag 19 november 2013 omstreeks 18:45 uur deed ik de voordeur van mijn woning open. Op dit moment waren er opeens twee donkere figuren met bivakmutsen op. Ik werd door de personen tegen de grond gedrukt met mijn hoofd. Dit was in de hal van mijn woning. Een zilverkleurig vuurwapen werd tegen mijn slaap geduwd. Mijn ogen werden met tape afgeplakt. In eerste instantie heb ik nog teruggevochten, maar toen hoorde ik de mannen zeggen dat ze mij in elkaar zouden slaan als ik daar mee doorging. Van de twee daders kan ik mij herinneren dat er één de leider was. Hij was iets donkerder, deze was ook iets groter dan de andere. De andere was iets kleiner en wat lichter. De grootste van de twee heeft gesproken tegen mij, de andere heb ik helemaal niet gehoord. Hij zei gelijk dat ze geld wilden. In eerste instantie probeerde ik de mannen te negeren en ik begon te huilen want ik werd bang. De mannen werden toen boos. Ze trapten mij in mijn rug en er werd constant met het vuurwapen op mijn hoofd getikt. De leider zei dat hij wist dat er een kluis was in de schuur. Ik was verbaasd dat hij dit wist. Mijn man en ik weten dat er een kluis in de schuur staat en mijn dochter [dochter]. Ik heb ze toen de code van de kluis gegeven. Toen heeft de grote man mij naar het toilet gesleept. Ik werd toen nog verder ingetapet door één van de daders. De kleine man is naar de kluis gegaan. De grote bleef voor de deur van het toilet staan. [2]
Verklaring getuige [getuige]
Getuige [getuige], de echtgenoot van aangeefster [slachtoffer], heeft verklaard dat er een hoeveelheid juwelen uit de kluis zijn weggenomen en een bedrag van € 60.000,-. [3]
Verklaring medeverdachte [medeverdachte 1]
Ik heb het inderdaad gedaan en ik wil ook de identiteit van de tweede dader vertellen. Zijn naam is [medeverdachte 2] een jongen uit [geboorteplaats]. [4]
Allereerst kwam het plan om het geld te pakken, om die kluis te pakken officieel van [dochter]. Zij wist dat die kluis er was. Nou toen kwamen we op het idee om dat geld te pakken en hoe we dat gingen doen. Wij zijn naar die deur gegaan toen hebben we gewacht naast die deur, rechts naast die deur. Ik had die hond nog vast en toen ze de deur opendeed om de hond te roepen heb ik de hond losgelaten en is [medeverdachte 2] op die deur afgerend. Zij probeerde nog de deur dicht te doen. Ik ben achter op [medeverdachte 2] gesprongen, zodat de deur openging. Toen kwam er een worsteling, toen heeft zij in een worsteling met [medeverdachte 2] het pistool even gepakt en toen heb ik die weer uit haar hand gepakt en haar onder schot gehouden. Toen op een gegeven moment vertelde zij de code van de kluis. Toen ben ik naar de kluis toegegaan omdat ik wist waar de kluis was van [dochter]. Ik ben naar die kluis gegaan, ik kreeg hem niet open. Toen ben ik teruggegaan, [medeverdachte 2] was bezig haar vast te binden en toen heb ik hem geholpen met haar polsen vastbinden. Toen is [medeverdachte 2] naar de kluis gegaan en heeft hij hem wel open gekregen en hebben we haar achtergelaten in de wc. Er zat cash in en juwelen. Het geld hebben we verdeeld en die juwelen heeft [medeverdachte 2] nog. [5]
Camerabeelden en gelijkenis
Verbalisant [verbalisant 1] verklaart:
Op 5 december 2013 maakte ik een selectie uit de beschikbare bewakingsbeelden waarop vermoedelijk daders zichtbaar waren van de overval op de woning in [woonplaats] op 19 november 2013. Ik zag dat op beelden van café [naam] de twee personen een kort fragment met een onbedekt gezicht in beeld waren toen ze vlak langs de camera liepen en dusdanig zichtbaar waren dat herkenning mogelijk was. Deze beelden waren van 19 november 2013 omstreeks 19:07 uur. De afstand tussen de woning waar de overval plaatsvond en de camera bij café [naam] bedroeg circa 122 meter. Op vrijdag 6 december 2013 toonde ik de beelden aan getuige [dochter]
(dochter van [slachtoffer], toev. rechtbank). [6]
Op 6 december 2013 deelden verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] aan getuige [dochter] mee: [dochter], wij tonen je beelden en de vraag is aan jou: wie zijn dit? De getuige verklaarde: Dat is [medeverdachte 1], [medeverdachte 1], de jongen met een blauwe Albert Heijn tas in zijn hand. De andere jongen herken ik niet.
Als bijlage gaat bij dit proces-verbaal: afdruk videobeeld. [7]
Tijdens de terechtzitting van 24 februari 2015 heeft de rechtbank de beelden van pagina 238 van het proces-verbaal vergeleken met het uiterlijk van de aanwezige verdachte. De rechtbank heeft waargenomen dat op de foto (p. 238) een persoon zichtbaar is met een forse, scherpe neus, enigszins ingevallen wangen en een lichtgetinte huidskleur. Tijdens de terechtzitting heeft verdachte zijn hoofd zijwaarts gedraaid en de rechtbank heeft waargenomen dat verdachte [verdachte] een forse, scherpe neus heeft, enigszins ingevallen wangen en een lichtgetinte huidskleur. [8]
Forensisch onderzoek, DNA-profiel
Sporenonderzoek
Op dinsdag 19 november 2013 omstreeks 20:00 uur is onderzoek verricht in een woning bij [slachtoffer] te [woonplaats], [adres]. De kleding van het slachtoffer werd in beslag genomen. [9]
Als sporendrager is in beslag genomen 1 Shirt, Beige, SIN AAGE1977NL. [10]
DNA-onderzoek naar bemonsteringen van o.a. het shirt, rapport 23 december 2013
In een NFI-rapport van 23 december 2013 staat onder meer:
Op het shirt AAGE1977NL is bloed aangetroffen. Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AAGE1977NL#01 en #02 bemonsteringen van de achterzijde van het shirt (met bloed;
zie fotobijlage)
Resultaten:
AAGE1977NL#01 tot en met DNA profiel van een vrouw
AAGE1977NL#08 - slachtoffer [slachtoffer]
Toelichting:
2. In de DNA-profielen van het celmateriaal in de bemonsteringen AAGE1977NL#01 en AAGE1977NL#02 zijn additionele DNA nevenkenmerken zichtbaar van minimaal één (mannelijk) persoon. [11]
Aanvullend DNA onderzoek naar bemonsteringen shirt, rapport 29 januari 2015
In een NFI-rapport van 29 januari 2015 staat onder meer:
Op verzoek zijn de bemonsteringen AAGE1977NL#01 en AAGE1977NL#02 van het shirt onderworpen aan een Y-chromosomaal DNA-onderzoek.
Van het mannelijk DNA in de bemonsteringen AAGE1977NL#01 en AAGE1977NL#02 zijn onvolledige Y-chromosomale DNA-mengprofielen van minimaal drie mannen verkregen. [12]
Aanvullend DNA-onderzoek naar bemonsteringen shirt, rapport 20 februari 2015
In een NFI rapport van 20 februari 2015 staat onder meer:
Op verzoek zijn de bemonsteringen AAGE1977NL#01 en AAGE1977NL#02 van het shirt onderworpen aan een aanvullend autosomaal DNA-onderzoek.
De onderstaande DNA profielen zijn betrokken bij vergelijkend DNA-onderzoek:
(…) van het slachtoffer
(…) van de verdachte [medeverdachte 1]
(…) van de verdachte [medeverdachte 3]
RAAN8127NL van [verdachte] (geboren op [1991])
Van het DNA in de bemonsteringen zijn autosomale DNA-mengprofielen verkregen. Uit deze DNA-mengprofielen is een DNA hoofdprofiel afgeleid van een vrouw. Het DNA‑profiel van [slachtoffer] matcht met dit DNA-hoofdprofiel.
Daarnaast bevatten de bemonsteringen celmateriaal van minimaal drie mannen (zie de resultaten van het Y-chromosomale DNA-onderzoek in het deskundigenrapport van 29 januari 2015). Op basis van het autosomale en Y-chromosomale DNA-onderzoek wordt geconcludeerd dat [verdachte] de prominente mannelijke celdonor kan zijn. Er zijn op basis van het autosomale DNA-onderzoek geen aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van celmateriaal van één van de andere personen die bij het vergelijkend DNA-onderzoek zijn betrokken.
Het is niet mogelijk om een ‘standaard’ statistische berekening uit te voeren voor het vaststellen van de bewijskracht van de gevonden overeenkomsten met het DNA-profiel van [verdachte], omdat niet alle DNA-kenmerken van alle celdonoren zichtbaar zijn. De ordegrootte van de bewijskracht wordt daarom berekend met specialistische software.
Er is aangenomen dat:
  • De bemonsteringen AAGE1977NL#01 en AAGE1977NL#02 relatief veel celmateriaal bevatten van het slachtoffer [slachtoffer]
  • De bemonsteringen autosomale DNA-kenmerken bevatten van drie andere personen
  • Dat de donoren van celmateriaal onderling niet verwant zijn
  • In de autosomale DNA-mengprofielen relatief weinig kenmerken zichtbaar zijn van de derde en vierde donor.
Onder deze aannames zijn de resultaten van vergelijkend DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese I: De bemonstering bevat celmateriaal van het slachtoffer [slachtoffer], [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen.
Hypothese II:De bemonstering bevat celmateriaal van het slachtoffer [slachtoffer] en drie willekeurige onbekende personen.
De bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek zijn
meer dan een tienduizend keer waarschijnlijkerals hypothese I waar is, dan als hypothese II waar is. [13]
4.3.2.
De bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid medeverdachte [medeverdachte 1]
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] niet betrouwbaar zijn.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [medeverdachte 1] worden ondersteund door verklaringen van getuige [dochter], de aangifte van [slachtoffer] (ook wat betreft de beschreven rolverdeling), de gelijkenis van verdachte met de persoon die op de bewakingsbeelden is te zien en het aantreffen van DNA-celmateriaal op het t-shirt van het slachtoffer [slachtoffer] waarvan de kans dat dit van verdachte afkomstig is meer dan 10.000 keer groter is dan dat het van iemand anders is. De rechtbank twijfelt om deze redenen niet aan de juistheid van de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1]. Dat [medeverdachte 1] uit rancune, aangezien verdachte hem uit het gezamenlijke voetbalteam wilde zetten, zou hebben gehandeld, is onwaarschijnlijk. Op het moment dat [medeverdachte 1] zijn voor verdachte belastende verklaring aflegde, had hij zelf reeds een bekennende verklaring afgelegd, waardoor de deelname van [medeverdachte 1] aan een voetbalteam hoe dan ook voorlopig niet meer voor de hand lag.
Lengte [medeverdachte 1] en verdachte
Tijdens de terechtzitting van 24 februari 2015 heeft de rechtbank waargenomen dat verdachte iets minder lang is dan medeverdachte [medeverdachte 1]. Om die reden kan, gelet op de verklaring van [slachtoffer], verdachte niet de tweede dader zijn, aldus de verdediging.
De rechtbank merkt op dat uit de camerabeelden niet goed is af te leiden wat de eventuele verschillen in lengte zijn van de twee verdachten, waarbij is opgemerkt dat de personen op de beelden allebei niet kaarsrecht lopen. Voorts volgt uit de aangifte dat het slachtoffer onder grote spanning beide verdachten heeft waargenomen, hetgeen de inhoud van de waarneming wat betreft de verschillen in lengte van de beide daders kan hebben beïnvloed. Zij werd immers fysiek stevig aangevallen, werd bedreigd met een vuurwapen en er werd tape over haar ogen geplakt. Het is de vraag of de beide verdachten daarbij op enig moment rechtop naast elkaar hebben gestaan. Dat [slachtoffer] verklaart dat de dader met de leidende rol
ietslanger zou zijn dan de jongere en onzeker optredende blanke dader, betekent dan ook niet dat deze verklaring van het slachtoffer als maatgevend moet worden beschouwd voor het bepalen van de lengte van beide daders.
Voorwaardelijk verzoek tot het benoemen van een deskundige voor een contra-expertise
Voor het geval de rechtbank in raadkamer bij de huidige stand van zaken tot een bewezenverklaring van verdachte bij de ten laste gelegde feiten zou komen, heeft de verdediging verzocht het onderzoek te heropenen teneinde [A] van Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau als contra-expert de bevindingen van het NFI te doen toetsen.
De verdediging heeft hiertoe allereerst aangevoerd dat noch de verdediging noch de rechtbank is opgeleid om de waarde en inhoud van deskundigenberichten als het NFI rapport van 20 februari 2015 te toetsen en voorts dat in het rapport de mogelijkheid niet is onderzocht dat DNA materiaal van verdachte via bijvoorbeeld de handschoen van medeverdachte [medeverdachte 1] op het shirt van slachtoffer is terecht gekomen.
De officier van justitie acht het rapport voldoende duidelijk en ziet geen aanleiding tot het doen uitvoeren van een contra-expertise.
De rechtbank overweegt als volgt. DNA-onderzoek is forensisch onderzoek. Voor dit onderzoek wordt vanwege de benodigde kennis en vaardigheden noodzakelijkerwijs gebruik gemaakt van forensisch deskundigen, bijvoorbeeld van het NFI. Hetgeen door de verdediging is aangevoerd geeft geen reden te twijfelen aan de vakbekwaamheid van de deskundigen van het NFI. Uit het rapport leidt de rechtbank af dat – onder de duidelijk omschreven aannames – er een grote kans is dat van verdachte afkomstig celmateriaal is aangetroffen in een mengprofiel dat is aangetroffen in bemonsteringen van het shirt van slachtoffer [slachtoffer].
Uit het NFI rapport van 20 februari 2015 volgt voorts dat dit rapport betrekking heeft op het bronniveau en niet (zonder meer) op het activiteitenniveau. Het rapport ziet derhalve niet zonder meer op de vraag hoe celmateriaal van verdachte op het shirt van het slachtoffer is gekomen. Het rapport heeft dus ook geen betrekking op de vraag of het DNA van verdachte via een secundaire overdracht op het shirt kan zijn gekomen, zodat een contra-expertise (door een deskundige die van de onderzoeksgegevens van het NFI gebruik zou moeten maken) ter beantwoording van deze vraag niet zinvol is.
Voor zover het verzoek van de verdediging ertoe strekt om andere scenario’s te onderzoeken dan de twee scenario’s die het NFI in bovengenoemd rapport op bronniveau met elkaar heeft vergeleken, heeft zij het nut en de noodzaak daartoe onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank merkt tenslotte nog op dat zij de betrokkenheid van verdachte bij de overval niet slechts baseert op het DNA-onderzoek, dat indien het op zichzelf zou staan wellicht een beperkte bewijswaarde zou hebben, maar op alle onder 4.3.1. genoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 19 november 2013 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een ander of
anderen met het oogmerk om zich of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van de code van de kluis,
welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of
zijn mededader(s) die [slachtoffer]
- tegen de grond hebben gedrukt en
- een vuurwapen hebben getoond en
- dat vuurwapen tegen de slaap hebben gedrukt en gehouden en meermalen met dat vuurwapen tegen de slaap, althans het gezicht hebben getikt en de ogen met tape hebben afgeplakt en
- de handen en voeten met tape aan elkaar geplakt en
- in het toilet heeft geplaatst en geplaatst gehouden en
- een of meermalen tegen de rug, althans het lichaam, hebben geschopt en daarbij dreigend de woorden toegevoegd: "We slaan je in elkaar als je doorgaat met vechten" en "We willen geld" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op 19 november 2013 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een ander of
anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid juwelen en een geldbedrag geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die juwelen en geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel en welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen die [slachtoffer]
- tegen de grond hebben gedrukt en
- een vuurwapen hebben getoond en
- dat vuurwapen tegen de slaap hebben gedrukt en gehouden en meermalen met dat (vuur)wapen tegen de slaap, althans het gezicht hebben getikt en
- de ogen met tape hebben afgeplakt en
- de handen en voeten met tape aan elkaar geplakt en
- in het toilet heeft geplaatst en geplaatst gehouden en
- een of meermalen tegen de rug, althans het lichaam, hebben geschopt en daarbij dreigend de woorden toegevoegd: "We slaan je in elkaar als je doorgaat met vechten" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Ten aanzien van feit 1:medeplegen van afpersing
Ten aanzien van feit 2:diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1. en 2. bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 (zes) jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Om te bevorderen dat landelijk door gerechten in gelijke gevallen gelijke straffen worden opgelegd heeft het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) oriëntatiepunten voor straftoemeting opgesteld. De rechtbank heeft mede gelet op het voor woningovervallen opgestelde oriëntatiepunt, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, indien sprake is van meer dan het toepassen van licht geweld. De rechtbank beschouwt beide feiten gezamenlijk voor wat betreft de strafoplegging als één feit, namelijk een woningoverval waarbij meer dan licht geweld is gebruikt.
Ten bezware van verdachte zal de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening houden met de volgende omstandigheden.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben tevoren plannen gemaakt om het slachtoffer te overvallen. Voor de uitvoering van de overval hebben verdachte en of diens medeverdachte gezorgd voor wapens en tape. Zij hebben de toegang tot de woning verkregen op een moment waarop zij wisten dat het slachtoffer alleen thuis was. Eenmaal in de woning hebben zij haar met een vuurwapen bedreigd, geschopt en met tape vastgebonden en onder andere met tape haar mond en ogen afgeplakt.
Ondertussen riep verdachte om geld en werd duidelijk gemaakt dat zij wisten waar de kluis was. Uiteindelijk hebben verdachte en de medeverdachte de code van de kluis van het slachtoffer afgeperst en de kluis geopend, van waaruit zij geld en juwelen hebben meegenomen.
Verdachte heeft met het plegen van de bewezen verklaarde overval blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke integriteit van een ander, diens gezondheid, veiligheid en eigendom. Het slachtoffer was een vrouw die zich niet kon verweren tegen de beide verdachten. Slachtoffers van dergelijke overvallen ondervinden daarvan vaak nog gedurende lange tijd de nadelige gevolgen. Bovendien veroorzaken dergelijke feiten grote onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Ter terechtzitting is bij het voordragen van de slachtofferverklaring nog eens naar voren gekomen hoe zwaar het slachtoffer ook nu nog lijdt onder de gevolgen van hetgeen haar is overkomen.
Tot slot overweegt de rechtbank dat verdachte zich heeft laten leiden door geldelijk gewin. Verdachte heeft voorts nimmer verantwoordelijkheid willen nemen voor zijn daden.
De rechtbank heeft acht geslagen op een omtrent verdachte opgesteld uittreksel justitiële documentatie van 27 november 2014, waaruit volgt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld. Op 28 november 2013 is verdachte veroordeeld door de politierechter, zodat artikel 63 Sr van toepassing is. De invloed van deze veroordeling op de op te leggen straf in deze zaak is minimaal.
Door de Reclassering Nederland is op 15 december 2014 omtrent verdachte rapport uitgebracht waarin wordt geadviseerd om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij in het kader van een reïntegratietraject of voorwaardelijke invrijheidstelling opnieuw over verdachte kan worden gerapporteerd.
De rechtbank is al met al van oordeel dat er geen reden is om af te wijken van de oriëntatiepunten van de LOVS en er evenmin aanleiding is verdachte een hogere straf op te leggen dan de medeverdachte die eveneens met toepassing van volwassenenstrafrecht voor medeplegen van de overval wordt veroordeeld. De conclusie is dan ook dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur van vijf jaren.
In die zin zal de rechtbank enigszins afwijken van de eis van de officier van justitie.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn voorwerpen in beslag genomen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat deze voorwerpen retour kunnen naar verdachte, voor zover dit nog niet is gebeurd.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De inhoud van de vordering
De vordering van [slachtoffer] (geboren: [slachtoffer]) strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het ten laste gelegde, te weten een totaalbedrag van € 3.000,00 ter zake van immateriële schade en de navolgende bedragen aan materiële schade:
€ 724,01 reiskosten vanwege neurotherapeutische behandeling vanwege PTSS,
€ 7.695,00 kosten ter zake de hiervoor genoemde behandeling,
€ 1.000,00 kosten vanwege het verplaatsen van een geplande reis naar Thailand voor
het slachtoffer en een vriendin,
€ 3.982,70 reiskosten van de echtgenoot van slachtoffer, om het slachtoffer bij te staan
€ 725,00 en
€ 3.000,00 cosmetische behandelingen, noodzakelijk vanwege het bij de overval
opgelopen letsel,
€ 75,00 telefoon- en portikosten,
€ 251,38 vervangen autosleutels, weggenomen bij overval,
€ 189,78 vervangen paaltjes met plankjes,
€ 87.000,00 contant geld, weggenomen uit de kluis,
-/- € 2.500,- door verzekeraar vergoed bedrag aan weggenomen contanten,
€ 56.700,- waarde uit de kluis weggenomen juwelen,
-/- € 7.500,- door verzekeraar vergoed bedrag ter zake weggenomen juwelen,
€ 4.473,- proceskostenvergoeding.
De benadeelde partij heeft gevorderd deze kosten toe te wijzen te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente.
Het oordeel van de rechtbank
De door de rechtbank toegewezen bedragen, zullen steeds hoofdelijk worden toegewezen, nu verdachte niet als enige verantwoordelijk is voor de gepleegde woningoverval.
De behandeling van de vordering van [slachtoffer] - [slachtoffer] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank zal aan immateriële schade een bedrag groot € 3.000,00 toewijzen.
Uit de bewezenverklaarde feiten en de toelichting van behandelaar SNCH volgt dat sprake is van een posttraumatische stress stoornis, waarvoor de benadeelde partij wordt behandeld. De rechtbank acht de kosten van de gehele behandeling, inclusief reiskosten, toewijsbaar. Dat een deel van deze behandelingen in de toekomst ligt, maakt dit niet anders. De posten ad € 724,01 en € 7.695,00 zullen derhalve worden toegewezen.
Dat de benadeelde een vakantiereis heeft uitgesteld vloeit voort uit het gepleegde feit. De kosten voor uitstel van de vakantie van de vriendin vloeien echter niet rechtstreeks voort uit de bewezen verklaarde feiten, zodat de benadeelde niet-ontvankelijk is voor dit deel. Al met al komt een bedrag van € 500,- van de gevorderde € 1.000,- voor toewijzing in aanmerking.
De reiskosten van de echtgenoot van de benadeelde zien, gelet op de gevoegde bijlage, op een op 1 november 2013 reeds geboekte reis. Dat de echtgenoot daarnaast meer reizen heeft gemaakt is niet onaannemelijk, de kosten hiervan zijn door de benadeelde echter niet voldoende onderbouwd. De benadeelde is niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering.
Dit geldt eveneens voor de gevorderde cosmetische kosten, nu het rechtstreeks verband tussen deze kosten en het ten laste gelegde onvoldoende (met stukken) is onderbouwd.
De vorderingen ter zake de porti- en telefoonkosten en de autosleutels, zullen worden toegewezen.
De benadeelde is niet-ontvankelijk in haar vordering met betrekking tot “vervangen paaltjes met plankjes”, nu het verband tussen de bewezen verklaarde feiten en deze schadepost niet blijkt.
Wat betreft de waarde van de weggenomen contanten acht de rechtbank aannemelijk dat een bedrag van € 50.000,00 uit de kluis is weggenomen. Het bedrag van € 60.000 is door de echtgenoot van de benadeelde genoemd tijdens een verhoor (p. 215 van het dossier). Op dit bedrag moet in mindering worden gebracht het door dochter [dochter], voorafgaand aan de overval uit de kluis, weggenomen bedrag van € 10.000,-. Na aftrek van het door de verzekering vergoede bedrag resteert een schadepost van € 47.500,00. De vordering ter zake contanten zal tot dit bedrag worden toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Wat betreft de waarde van de weggenomen juwelen sluit de rechtbank aan bij de waarde van de door de benadeelden ten opzichte van de verzekeraar aangetoonde bedrag, te weten € 28.900,00. Na aftrek van het door de verzekeraar vergoede bedrag resteert dan toe te wijzen een bedrag van € 21.400,00.
Het totaal aan toe te wijzen posten beloopt € 78.145,39 aan materiële schade.
Aangezien de raadsman van de benadeelde partij de vordering heeft opgesteld en zowel op 6 januari 2015 als op 24 februari 2015 ter zitting aanwezig was, zal de rechtbank de proceskosten toewijzen zoals gevorderd, te weten tot het bedrag van € 4.473,00 (3 punten x het toepasselijke liquidatietarief).
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 36f, 47, 57, 63, 310, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.

12.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:medeplegen van afpersing
Ten aanzien van feit 2:diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Straf
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beslag
Gelast de teruggave aan veroordeelde van de onder hem in beslag genomen voorwerpen.
Benadeelde partij
Wijst de vordering van [slachtoffer] – [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 81.145,39 (zegge één en tachtigduizend honderd en vijfenveertig euro en negenendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 72.726,38 vanaf 19 november 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Wijst toe de wettelijke rente over de therapiekosten en bijbehorende reiskosten vanaf de respectievelijke data waarop deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] – [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 4.473,00.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het schadebedrag en/of de kostenveroordeling door zijn mededaders is betaald.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] - [slachtoffer], € 81.145,39 (zegge één en tachtigduizend honderd en vijfenveertig euro en negenendertig eurocent) aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 365 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover door verdachte of één van zijn mededaders aan een van de genoemde betalingsverplichtingen is voldaan, daarmee de andere betalingsverplichtingen zijn vervallen.
Voorlopige hechtenis
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het moment waarop dit vonnis onherroepelijk is geworden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J.P. Schotman, voorzitter,
mrs. M.C. Oostendorp en J.G. van Ommeren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 maart 2015.
Mr. A.J.P. Schotman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 19 november 2013 te [woonplaats], in ieder geval binnen het
arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechterlijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van de code van de kluis,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of
zijn mededader(s) die [slachtoffer]
- tegen de grond heeft/hebben gedrukt en/of
- een (vuur)wapen heeft/hebben getoond en/of
- dat (vuur)wapen tegen de slaap, althans het gezicht, heeft/hebben gedrukt
en/of gehouden en/of meermalen met dat (vuur)wapen tegen de slaap, althans
het gezicht heeft/hebben getikt en/of de ogen met tape heeft/hebben
afgeplakt en/of
- de handen en/of voeten met tape aan elkaar geplakt/gebonden en/of
- in het toilet heeft geplaatst en/of geplaatst gehouden en/of
- een of meermalen tegen de rug, althans het lichaam, heeft/hebben
geschopt/getrapt en/of daarbij dreigend de woorden toegevoegd: "We slaan je
in elkaar als je doorgaat met vechten" en/of "We willen geld" althans
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 19 november 2013 te [woonplaats], in ieder geval binnen het
arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een grote hoeveelheid juwelen (ter waarde van ongeveer 50.000
euro) en/of een geldbedrag (van ongeveer 60.000 euro), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of dat/die juwelen en/of geld onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of
een valse sleutel en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, die [slachtoffer]
- tegen de grond heeft/hebben gedrukt en/of
- een (vuur)wapen heeft/hebben getoond en/of
- dat (vuur)wapen tegen de slaap, althans het gezicht, heeft/hebben gedrukt
en/of gehouden en/of meermalen met dat (vuur)wapen tegen de slaap, althans
het gezicht heeft/hebben getikt en/of
- de ogen met tape heeft/hebben afgeplakt en/of
- de handen en/of voeten met tape aan elkaar geplakt/gebonden en/of
- in het toilet heeft geplaatst en/of geplaatst gehouden en/of
- een of meermalen tegen de rug, althans het lichaam, heeft/hebben
geschopt/getrapt en/of daarbij dreigend de woorden toegevoegd: "We slaan je
in elkaar als je doorgaat met vechten" althans woorden van gelijke dreigende
aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, te weten proces-verbaal, nummer 141104.0900.[naam].EIND, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 1770). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], d.d. 20 november 2013, p. 98 en 99.
3.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], d.d. 25 november 2013, p. 215.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] d.d. 31 oktober 2014, p. 1366
5.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] d.d. 31 oktober 2014, p. 1367
6.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 6 december 2013, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], p. 262
7.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [dochter] d.d. 6 december 2013, p. 235-236, bijlage afdruk videobeelden p. 238
8.Eigen waarneming van de rechtbank tijdens de openbare terechtzitting van 24 februari 2015, alsmede een schriftelijk bescheid, te weten een afdruk van videobeelden, pv p. 238
9.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van sporenonderzoek van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], op ambtsbelofte, p. 132 en 133.
10.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van sporenonderzoek van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], op ambtsbelofte, p. 136.
11.Rapport NFI opgemaakt en ondertekend door dr. [B] d.d. 23 december 2013, p. 168-170 van het proces-verbaal van Forensisch onderzoek inzake [naam], BVH nummer 2013262117, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 225.
12.Rapport NFI opgemaakt en ondertekend door dr. [B] d.d. 29 januari 2015, p. 1863 van het aanvullend proces-verbaal algemeen dossier [naam], proces-verbaal nummer 160215.1300.[naam] (genummerd 1847 tot en met 1874).
13.Rapport NFI opgemaakt en ondertekend door drs. [C] d.d. 20 februari 2015, zaaknummer 2013.11.191 (aanvraag 019, vervolg).