ECLI:NL:RBMNE:2015:178

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 januari 2015
Publicatiedatum
15 januari 2015
Zaaknummer
C-16-383394 - KG ZA 14-928
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.C. Hagedoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop van de echtelijke woning onder Duits recht

In deze zaak vordert eiseres, [eiseres], dat gedaagde, [gedaagde], meewerkt aan de verkoop van de voormalige echtelijke woning. De partijen zijn gehuwd geweest en hebben gezamenlijk een woning gekocht in Nederland. Eiseres heeft de woning in 2013 verlaten en heeft in maart 2014 een verzoek tot echtscheiding ingediend. De huwelijksgoederengemeenschap is ontbonden, maar de woning valt onder Duits recht, zoals bepaald door het Haags Huwelijksvermogensverdrag. Eiseres stelt dat er een financiële noodsituatie is, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat er onvoldoende redenen zijn om de woning te verkopen voordat de huwelijksgoederengemeenschap is beëindigd. De rechter wijst de vorderingen van eiseres af en compenseert de proceskosten tussen partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/383394 / KG ZA 14-928
Vonnis in kort geding van 23 januari 2015
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat: mr. M. Dickhoff te Diemen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. A.D. Leuftink te Amersfoort.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 6;
  • de op voorhand toegezonden conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 6;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota van [eiseres];
  • de pleitnota van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] zijn op [1996] gehuwd te [woonplaats], Virginia, Verenigde Staten van Amerika. Op het moment dat [eiseres] en [gedaagde] in Amerika huwden, woonden zij in [woonplaats], Duitsland. Tijdens het huwelijk is hun dochter [A] op [2001] geboren.
2.2.
[eiseres] heeft de Britse en de Amerikaanse nationaliteit. [gedaagde] heeft de Amerikaanse nationaliteit.
2.3.
[eiseres] en [gedaagde] zijn in 1996 verhuisd naar [woonplaats], Zwitserland. In 1998 hebben partijen zich gevestigd in Nederland.
2.4.
In september 2003 hebben partijen gezamenlijk een woning aan de[2001] te [woonplaats] gekocht. De woning is gezamenlijk eigendom van [eiseres] en [gedaagde].
2.5.
[eiseres] heeft de echtelijke woning te [woonplaats] in mei 2013 verlaten, waarna zij een appartement in [woonplaats] heeft betrokken.
2.6.
De huwelijksgoederengemeenschap die naar Nederlands recht tussen partijen bestaat, is op grond van artikel 1:99 BW van rechtswege ontbonden op 13 maart 2014 door indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding bij deze rechtbank. Met dat verzoekschrift is tussen partijen een echtscheidingsprocedure aanhangig gemaakt bij deze rechtbank onder zaak- en rekestnummer 364980 / FA VZ 14-1719. In haar verzoekschrift tot echtscheiding van 13 maart 2014 heeft [eiseres] verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken en het door partijen met behulp van een mediator opgestelde ouderschapsplan aan te hechten. [gedaagde] heeft in zijn verweerschrift een zelfstandig verzoek gedaan tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover de wet dat toelaat uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
I. om binnen één week na dit vonnis mee te werken aan het in verkoop geven van de voormalige echtelijke woning aan [naam] Makelaars OG, of een ander door de voorzieningenrechter te bepalen NVM-makelaar in [woonplaats] tegen een door deze NVM-makelaar vast te stellen vraagprijs, onder de verplichting om ook daadwerkelijk mee te werken aan het sluiten van een verkoopovereenkomst tegen een door deze makelaar bepaalde reële verkoopprijs, waarbij het uitgangspunt dient te zijn dat de woning op korte termijn moet worden verkocht, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag voor elke dag dat [gedaagde] nalatig blijft aan het in deze te wijzen vonnis te voldoen;
II. om alle adviezen en aanwijzingen van de makelaar van partijen op te volgen, de woning open te stellen voor bezichtigingen van potentiële kopers en alles na te laten dat aan de totstandkoming van een koopovereenkomst in de weg staat, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor elke keer en elke dag dat [gedaagde] nalatig blijft aan het in deze te wijzen vonnis te voldoen;
III. om mee te werken aan de totstandkoming van een koopovereenkomst zodra er een kandidaatkoper is die bereid is de door de makelaar van partijen geadviseerde verkoopprijs te betalen, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor elke dag dat gedaagde nalatig blijft hieraan te voldoen
IV. om mee te werken aan het notarieel transport van de voormalige echtelijke woning, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor elke dag dat hij nalatig blijft hieraan te voldoen;
V. in de kosten van deze procedure.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] in haar vorderingen, althans tot afwijzing daarvan.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn het er in dit kort geding over eens dat op grond van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime (hierna: het Haags Huwelijksvermogensverdrag) Duits recht van toepassing is op (delen van) de huwelijksgoederengemeenschap. Dit omdat partijen geen keuze hebben gemaakt voor het toepasselijke recht en omdat – kort gezegd – de Verenigde Staten van Amerika geen partij zijn bij het Haags Huwelijksvermogensverdrag en volgens Amerikaans internationaal privaatrecht de (gezamenlijke) nationaliteit niet van belang is voor bepaling van het toepasselijke recht. Duits recht is (deels) van toepassing omdat partijen op het moment dat zij huwden – [1996] – in Duitsland woonden, zo volgt uit artikel 4 lid 1 Haags Huwelijksvermogensverdrag.
4.2.
Toepassing van artikel 8 Haags Huwelijksvermogensverdrag brengt mee dat een wijziging in het toepasselijke recht op grond van artikel 7, tweede lid, slechts gevolg heeft voor de toekomst. Voorts is het vermogen dat vóór die wijziging aan de echtgenoten toebehoorde niet onderworpen aan het voortaan toepasselijke recht. Dit brengt mee dat Duits recht van toepassing is waar het de woning betreft.
4.3.
Aan het verweer van [gedaagde] dat [eiseres] geen grondslagen voor haar vordering heeft aangevoerd kan worden voorbijgegaan. Bij de beslissing van een geschil vormt de toepasselijkheid van het recht van een vreemde staat een rechtsgrond die zo nodig door de rechter ambtshalve moet worden aangevuld. Partijen behoeven de inhoud van het vreemde recht niet te stellen en, bij tegenspraak, te bewijzen. De rechter dient zelf de inhoud van het vreemde recht vast te stellen (vgl. HR 4 juni 1915,
NJ1915, 865 en daaropvolgende rechtspraak).
4.4.
Partijen hebben geen huwelijkse voorwaarden opgesteld, zodat op grond van § 1363 Bürgerliches Gesetzbuch (BGB) tussen partijen een Zugewinngemeinschaft naar Duits recht bestaat ten aanzien van – in ieder geval – de woning. Waar het deze huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen betreft wordt met betrekking tot de woning het volgende overwogen. Weliswaar is de huwelijksgoederengemeenschap naar Nederlands recht geëindigd waar het de aan dit recht onderworpen goederen betreft, § 1388 BGB bepaalt dat waar het de aan Duits recht onderworpen goederen betreft de gemeenschap voortduurt totdat de echtscheiding rechtskracht heeft (“
Mit der Rechtskraft der Entscheidung, die die Zugewinngemeinschaft vorzeitig aufhebt, tritt Gütertrennung ein.”).
4.5.
Om, zoals [eiseres] met haar vorderingen voorstaat, tot tegeldemaking van de woning over te gaan alvorens de Zugewinngemeinschaft is geëindigd, zijn zware en klemmende redenen vereist. Die zijn in het bestek van dit kort geding onvoldoende gebleken. Voorafgaand aan de behandeling van dit kort geding bestond er een achterstand in de betalingen aan de hypotheekhouder. Deze achterstand is echter, kort voor de behandeling ter terechtzitting, door [gedaagde] ingelopen door een betaling te verrichten. Daarmee is executoriale verkoop van de woning (vooralsnog) afgewend.
4.6.
In dit verband is verder van belang dat partijen verschillen van mening of de woning dient te worden verkocht, zoals [eiseres] voor ogen heeft, of aan [gedaagde] moet worden toebedeeld, hetgeen deze laatste beoogt. Omdat Duits recht van toepassing is en [gedaagde] aanvoert dat hij zicht heeft op een partij die toebedeling van de woning aan hem wenst te financieren, zijn tanende gezondheid een verhuizing niet toelaat en § 1361b BGB (“
Leben die Ehegatten voneinander getrennt oder will einer von ihnen getrennt leben, so kann ein Ehegatte verlangen, dass ihm der andere die Ehewohnung oder einen Teil zur alleinigen Benutzung überlässt, soweit dies auch unter Berücksichtigung der Belange des anderen Ehegatten notwendig ist, um eine unbillige Härte zu vermeiden. Eine unbillige Härte kann auch dann gegeben sein, wenn das Wohl von im Haushalt lebenden Kindern beeinträchtigt ist. Steht einem Ehegatten allein oder gemeinsam mit einem Dritten das Eigentum, das Erbbaurecht oder der Nießbrauch an dem Grundstück zu, auf dem sich die Ehewohnung befindet, so ist dies besonders zu berücksichtigen; Entsprechendes gilt für das Wohnungseigentum, das Dauerwohnrecht und das dingliche Wohnrecht.”) [gedaagde] de mogelijkheid biedt de woning te blijven bewonen terwijl [eiseres] een appartement in [woonplaats] bewoont, kan in beginsel op tegeldemaking van de woning niet worden vooruitgelopen in dit kort geding zolang de Zugewinngemeinschaft bestaat. Dit leidt tot de slotsom dat de vorderingen van [eiseres] dienen te worden afgewezen.
4.7.
De door [eiseres] gestelde financiële noodsituatie brengt niet mee dat van hetgeen hiervoor is overwogen dient te worden afgeweken. Wel wordt in dit verband het volgende overwogen. [eiseres] heeft onweersproken gesteld dat de betaling(en) die [gedaagde] kort voor de mondelinge behandeling van dit kort geding heeft gedaan, de eerste betalingen van zijn zijde waren vanaf december 2012. Verder is niet weersproken dat [eiseres] in de loop der tijd, in ieder geval vanaf december 2012, een (groot) deel van haar spaartegoeden en vermogen heeft aangewend om de hypothecaire en andere lasten met betrekking tot de woning te voldoen. Daartoe is zij op dit moment naar eigen zeggen niet langer meer in staat. Gelet op deze gang van zaken dient [gedaagde] zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter tot het uiterste in te spannen om inkomsten te genereren en dient hij voorts gegenereerde inkomsten aan te wenden om de lasten te voldoen die betrekking hebben op de woning.
4.8.
Er bestaat geen grond voor toewijzing van de vorderingen van beide partijen om de andere partij in de kosten van het geding te veroordelen. In familierechtelijke procedures wordt zeer terughoudend omgegaan met een kostenveroordeling van één der partijen. Voor zo’n kostenveroordeling bestaat in het algemeen slechts aanleiding als zeer evident is dat de wederpartij nodeloos in rechte is betrokken, maar daarvan kan in dit geval niet worden gesproken. Gelet op het voorgaande en de relatie tussen partijen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2015. [1]

Voetnoten

1.type: CTH/4065