ECLI:NL:RBMNE:2015:1893

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 april 2015
Publicatiedatum
23 maart 2015
Zaaknummer
C-16-350078 - HA ZA 13-582
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringszaak met negatieve verklaring voor recht inzake dekking onder verzekering

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft Achmea Schadeverzekeringen N.V. een negatieve verklaring voor recht gevorderd met betrekking tot de dekking van schade onder een verzekering afgesloten door de gedaagde. De rechtbank heeft op 1 april 2015 vonnis gewezen in een civiele procedure die voortvloeide uit een Franse rechtszaak waarin de gedaagde aansprakelijk was gesteld voor schade. Achmea stelde dat de schade waarvoor de gedaagde aansprakelijk was, niet onder de verzekering viel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde op basis van de polisvoorwaarden niet verzekerd was voor de gevorderde schade door Avenir Déconstruction in de Franse procedure. De rechtbank heeft de primaire vorderingen van Achmea, die betrekking hadden op de aansprakelijkheid van de gedaagde, beoordeeld en geconcludeerd dat de schadeposten geen dekking vonden onder de afgesloten polissen. De rechtbank heeft de vorderingen van Achmea voor het overige afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij elke partij haar eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en heeft belangrijke implicaties voor de dekking van schade onder verzekeringen in vergelijkbare situaties.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/350078 / HA ZA 13-582
Vonnis van 1 april 2015
in de zaak van
naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaten: mr. P.H.L.M. Kuypers en mr. A.M. Schadd te Apeldoorn,
tegen
[gedaagde],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
gedaagde,
advocaat: mr. M. Kremer te Groningen,
Eiseres zal hierna Achmea genoemd worden en gedaagde [gedaagde].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 18 juni 2014;
  • het proces-verbaal van comparitie tussen Achmea en [gedaagde] van 21 november 2014;
  • de akte houdende eiswijziging en overlegging nadere producties van Achmea;
  • de antwoordakte van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Achmea heeft haar vorderingen bij akte gewijzigd en vordert thans bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. te oordelen dat gedaagde sub 1, aansprakelijk is jegens gedaagde sub 3 voor de schade die gedaagde sub 3 dient te vergoeden aan de gedaagden sub 4 - 7 in verband met de storingen D1 - D4;
II. te oordelen dat gedaagden sub 1 en 2 eiseres dienen te vrijwaren voor alle vorderingen waartoe [gedaagde] zou kunnen worden veroordeeld;
III. te verklaren voor recht dat gedaagden, althans gedaagde sub 3 en/of gedaagde sub 4 en/of gedaagde sub 5 en/of gedaagde sub 6 en/of gedaagde sub 7 in een (schade)vordering jegens eiseres samenhangende met het bovenstaande niet-ontvankelijk zijn, althans deze vorderingen ongegrond zijn;
IV. te verklaren voor recht dat [gedaagde] op grond van artikel 4.6.1. polisvoorwaarden, althans de polisvoorwaarden, niet onder polis [polisnummer] en/of [polisnummer] bij Achmea verzekerd is voor de schade zoals gevorderd door Avenir Déconstruction blijkens haar dagvaarding van 12 juli 2013, althans de met die dagvaarding aanhangig gemaakte procedure, en die vanwege regres mogelijk door BMTP (gedaagde sub 4), AXA Assurances (gedaagde sub 6) en/of AXA France (gedaagde sub 7) jegens Achmea zouden kunnen worden gevorderd uit welken hoofde dan ook;
Subsidiair
V. te verklaren voor recht dat eiseres niet aansprakelijk is jegens gedaagden, althans gedaagde sub 1 en/of gedaagde sub 2 en/of gedaagde sub 3 en/of gedaagde sub 4 en/of gedaagde sub 5 en/of gedaagde sub 6 en/of gedaagde sub 7, ter zake van de schade zoals vermeld in het pre-voorlopig financieel rapport dan wel het voorlopig financieel rapport, dan wel het definitieve financieel rapport;
VI. te verklaren voor recht dat Achmea niet aansprakelijk is jegens gedaagden, althans gedaagde sub 1 en/of gedaagde sub 2 en/of gedaagde sub 3 en/of gedaagde sub 4 en/of gedaagde sub 5 en/of gedaagde sub 6 en/of gedaagde sub 7, ter zake van de bedragen zoals vermeld in het pre-voorlopig technisch rapport dan wel het voorlopig technisch rapport dan wel het definitieve technische rapport;
zowel primair als subsidiair met veroordeling van gedaagden, althans iedere gedaagde afzonderlijk, in de kosten van het geding en de nakosten, alsmede de verschotten ter hoogte van € 2.775,12 die Achmea heeft gemaakt voor vertalingen, te vermeerderen met wettelijke rente met ingang van veertien dagen na de datum van het vonnis.

3.De verdere beoordeling

3.1.
Waar de zaken ten aanzien van de primaire vorderingen van Achmea zoals geformuleerd onder I tot en met III en de subsidiaire vorderingen zoals deze zijn opgenomen onder V en VI voor zover deze betrekking hebben op A.S.I. Soest B.V., Zurich Insurance Public Limited Company, B.M.T.P. Sarl, Avenir Déconstruction S.A.S., AXA Assurances IARD en AXA France IARD, délégation region ouest, zijn aangehouden, zoals is bepaald in het tussenvonnis van 18 juni 2014, totdat einduitspraak is gedaan in de procedure die door Avenir Déconstruction aanhangig is gemaakt bij de handelsrechtbank Bordeaux, wordt vooropgesteld dat op grond van het bepaalde in artikel 130 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, verandering van eis is uitgesloten waar het AXA Assurance en AXA France betreft. Gesteld noch gebleken is dat de gewijzigde eis door Achmea bij exploit aan de niet verschenen partijen kenbaar is gemaakt.
3.2.
De primaire vordering onder III zal, gelet op de hiervoor onder 3.1. genoemde aanhouding, enkel worden beoordeeld ten aanzien van [gedaagde]. Deze vordering ligt reeds voor afwijzing gereed omdat de beoordeling of een partij kan worden ontvangen in haar vorderingen of dat deze ongegrond zijn, in voorkomend geval is voorbehouden aan de rechter die heeft te beslissen over een (mogelijkerwijs) door [gedaagde] jegens Achmea in te stellen (schade)vordering. Hier komt bij dat Achmea geen belang heeft gesteld bij dit deel van haar vordering, zodat dit deel van de vorderingen ook hierom niet zal worden toegewezen.
3.3.
De primaire vordering onder IV betreft een verklaring voor recht dat – kort gezegd en allereerst – [gedaagde] op grond van de tussen Achmea en [gedaagde] geldende polisvoorwaarden niet verzekerd is voor de door Avenir Déconstruction in de Franse procedure gevorderde schadevergoeding. Achmea heeft bij akte van 24 december 2014, aan de hand van een vertaling van het door een Franse deskundige ten behoeve van de Franse procedure opgesteld rapport, per schadepost vermeld hoe deze gekwalificeerd dient te worden en per post vermeld dat en waarom deze niet valt onder de dekking van de verzekering van [gedaagde] bij Achmea. Geen van de schadeposten vindt volgens Achmea dekking onder de verzekering omdat artikel 4.6.1. van de productvoorwaarden deze (soorten) posten uitsluit en omdat de posten niet worden ingesloten op grond van artikel 4.8.2 van de productvoorwaarden.
3.4.
Achmea stelt dat zowel de kosten voor werkzaamheden op de bouwplaats Saint Nazaire en meerkosten (€ 866.243,33) als de als brutomargeverlies (€ 736.738,53) gekwalificeerde schade geen dekking vindt vanwege het bepaalde in artikel 4.6.1 onder c productvoorwaarden. De kosten voor reparaties (€ 136.308,81) zijn niet gedekt vanwege het bepaalde in artikel 4.6.1 onder a productvoorwaarden. Geen van de schadeposten wordt ingesloten op grond van artikel 4.8.2 van de productvoorwaarden, aldus Achmea.
3.5.
[gedaagde] erkent dat de polisvoorwaarden inderdaad allerlei vormen van gevolgschade uitsluiten en dat de in de akte van Achmea vermelde posten op het eerste gezicht van dekking lijken te zijn uitgesloten. Haar verweer komt er voor het overige op neer dat de vorderingen van Achmea volgens [gedaagde] onvoldoende concreet en te onbepaald zijn en zich veelal richten op andere partijen dan [gedaagde].
3.6.
Uit het Franse deskundigenrapport en de toelichting van Achmea daarop blijkt dat Avenir Déconstruction in de Franse procedure schadevergoeding vordert die valt onder te verdelen in (naar Frans recht als zodanig gekwalificeerde) materiële en immateriële schade ter hoogte van respectievelijk € 136.308,81 en € 1.602.981,86. De materiële schade bestaat uit de kosten die Avenir Déconstruction voor vier storingen stelt te hebben gemaakt herstelwerkzaamheden aan de kraan (€ 27.574,80, € 51.417,46, € 33.473,89 en € 23.842,66).
Volgens het rapport is de immateriële schade opgebouwd uit twee onderdelen, te weten kosten voor werkzaamheden op de bouwplaats Saint Nazaire en meerkosten voor de uitvoering van de bouwplaatsen (€ 866.243,33) en brutomargeverlies vanwege omzetverlies als gevolg van storingen aan de kraan (€ 736.738,53).
3.7.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd verweer gevoerd tegen de met het Franse deskundigenrapport en de toelichting daarop onderbouwde stellingen van Achmea. Derhalve moet ervan worden uitgegaan dat de schadeposten zoals deze in het door een Franse deskundige ten behoeve van de Franse procedure opgestelde rapport vermelde schadeposten – en zoals deze hiervoor onder 3.6. zijn vermeld – geen dekking vinden onder de door [gedaagde] bij Achmea afgesloten polissen met de nummers [polisnummer] en [polisnummer]. De ten aanzien van deze schadeposten gevorderde verklaring voor recht zal worden gegeven.
3.8.
Omdat Achmea dit deel van haar vordering niet heeft onderbouwd waar het (mogelijke) regresvorderingen van BMTP (gedaagde sub 4), AXA Assurances (gedaagde sub 6) en/of AXA France (gedaagde sub 7) jegens Achmea betreft en de gevorderde verklaring voor recht te onbepaald is waar deze vorderingen “uit welken hoofde dan ook” betreft, zal de verklaring voor recht voor het overige worden geweigerd. Of Achmea aansprakelijk is vanwege (mogelijke) regresvorderingen van BMTP, AXA Assurances en/of AXA France zal in voorkomend geval immers dienen te worden beoordeeld aan de hand van het recht dat op deze (mogelijke) regresvorderingen van toepassing is en – indien hierover verschil van inzicht bestaat – door de rechter aan wie deze vraag wordt voorgelegd.
3.9.
Voor zover Achmea bedoeld heeft vergoeding van gemaakte vertaalkosten te vorderen omdat deze kosten als schade zouden zijn aan te merken, zal haar vordering worden afgewezen omdat zij geen grondslag heeft gesteld die tot vergoeding van dergelijke schade zou kunnen leiden. Indien Achmea de vertaalkosten beschouwt als proceskosten geldt het navolgende.
3.10.
Gelet op de uitkomst van het geding tussen Achmea en [gedaagde], waarbij zij over en weer zowel in het gelijk als in het ongelijk zijn gesteld, acht de rechtbank grond aanwezig om de proceskosten, waaronder begrepen de vertaalkosten, te compenseren, in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] op grond van artikel 4.6.1. polisvoorwaarden, althans de polisvoorwaarden, niet onder polis [polisnummer] en/of [polisnummer] bij Achmea verzekerd is voor de schade zoals gevorderd door Avenir Déconstruction blijkens haar dagvaarding van 12 juli 2013,
4.2.
weigert de onder III gevorderde verklaring voor recht voor het overige,
4.3.
compenseert de proceskosten tussen Achmea en [gedaagde] in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt,
4.4.
wijst de vorderingen ten aanzien van [gedaagde] voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Wachter en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2015. [1]

Voetnoten

1.type: CTH/4065