ECLI:NL:RBMNE:2015:2170

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2015
Publicatiedatum
31 maart 2015
Zaaknummer
C/16/385536 / HA RK 15-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot benoeming vereffenaar in erfrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 april 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot benoeming van een vereffenaar in de nalatenschap van erflater [A]. Verzoeker, een van de kinderen van erflater, heeft het verzoek ingediend omdat hij en zijn broers en zussen onvoldoende informatie ontvangen over de afwikkeling van de nalatenschap. De verzoeker stelt dat de verweerders, die ook kinderen van erflater zijn, tekortschieten in hun verplichtingen en dat er een onroerende zaak in de nalatenschap is die voor een te lage prijs zou worden overgenomen. De verweerders hebben het verzoek afgewezen en stellen dat de nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving is aanvaard, waardoor de rechtbank niet bevoegd zou zijn om een vereffenaar te benoemen.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het is vastgesteld dat erflater is overleden met achterlating van negen kinderen en dat de nalatenschap beneficiair is aanvaard door de verweerders. De rechtbank heeft overwogen dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat de verweerders tekortschieten in hun verplichtingen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de benoeming van een vereffenaar niet de aangewezen weg is om informatie over de nalatenschap te verkrijgen. Bovendien is het tekort van € 1,- dat verzoeker heeft aangevoerd niet voldoende om de benoeming van een vereffenaar te rechtvaardigen, vooral gezien de extra kosten die dit met zich mee zou brengen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot benoeming van een vereffenaar afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/385536 / HA RK 15-19
Beschikking van 2 april 2015
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. S.H. van Os,
verder te noemen verzoeker,
tegen
[verweerster sub 1],
wonende te [woonplaats] ,
en
[verweerder sub 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. S.H. Oosterhuis-Broers,
verder te noemen verweerders.
Verzoeker en verweerders zijn kinderen van:
[A], geboren te [geboorteplaats] op [1930] , overleden te [woonplaats] op [2014] , laatst gewoond hebben de [woonplaats] , verder te noemen erflater.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 28 januari 2015;
  • het verweerschrift, ter griffie ingekomen op 3 maart 2015.
De zaak is behandeld ter zitting van 12 maart 2015. Hierbij zijn verzoeker met zijn advocaat en verweerders met hun advocaat verschenen, alsmede [B] (zoon van erflater) en de echtgenotes van [verzoeker] en [verweerder sub 2] . Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.

2.Vaststaande feiten

Erflater is overleden met achterlating van 9 kinderen. Haar echtgenoot, [C] , is voor erflater overleden, te weten op [2006] .
Erflater heeft voor het laatst over haar nalatenschap beschikt bij testament op 18 november 2011. Uit een door verzoeker overgelegde productie bij het verzoekschrift blijkt dat aan verzoeker door erflater een bedrag is gelegateerd ter grootte van zijn wettelijke erfdeel onder de last om de schuld die hij aan erflater had groot € 9.000,- uit hoofde van geldlening voor zijn rekening te nemen en te verrekenen met het legaat.
Uit de overgelegde verklaring van executele blijkt dat erflater mr. [D] , notaris te Utrechtse Heuvelrug, tot executeur heeft benoemd en dat mr. [D] deze benoeming heeft aanvaard.
Uit het verzoekschrift blijkt dat erflater verweerders tot haar enige erfgenamen heeft benoemd. Zij hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard blijkens het overgelegde afschrift uit het boedelregister.

3.De beoordeling

3.1.
Verzoeker vraagt mr. [E] , dan wel een door de rechtbank aan te wijzen ander onzijdig persoon, tot vereffenaar te benoemen in de nalatenschap van erflater op grond van artikel 4:203 Burgerlijk Wetboek (verder BW) en/of artikel 4:204 BW. Daartoe wordt aangevoerd dat verzoeker (en de overige onterfde kinderen) maar heel beperkt informatie ontvangen over de afwikkeling van de nalatenschap. Zo ontvangen zij geen kopie van het testament, krijgen zij geen overzicht van de bankafschriften noch inzicht in stukken van de tot de nalatenschap behorende onderneming.
Verder behoort tot de nalatenschap een onroerende zaak, die in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap van de echtgenoot van erflater was getaxeerd op € 750.000,00, terwijl verweerders aan verzoeker hebben bericht voornemens te zijn deze over te nemen voor
€ 206.000,-. Ook zet verzoeker vraagtekens bij de juistheid van de door verweerders in de boedelbeschrijving vermelde bedragen.
3.2.
Verweerders vragen het verzoek af te wijzen. Zij stellen dat de nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving is aanvaard, zodat de rechtbank op grond van artikel 4:203 BW en niet op grond van artikel 4:204 BW een vereffenaar kan benoemen. Verder stellen verweerders dat verzoeker niet aangeeft op welke grond hij zijn verzoek baseert en zijn zij van mening dat geen van de gronden als in artikel 4:203 BW aan de orde is. Voor het geval verzoeker zijn verzoek baseert op de vierde grond van artikel 4:203 lid 1 sub b BW zijn verweerders van mening dat het zeer minimale tekort van € 1,02 niet de benoeming van een vereffenaar rechtvaardigt. Zij hebben zich steeds laten bijstaan door een notaris en de nalatenschap vereffend zoals van een goed vereffenaar mag worden verwacht. Daarbij komt dat indien nu een (andere) vereffenaar zou worden benoemd, dat voor alle betrokkenen niets anders zou opleveren dan extra kosten, hetgeen niet in het belang is van de erfgenamen, maar ook niet in het belang van de schuldeisers. Verweerders stellen tot slot dat omdat reeds een uitdelingslijst ter inzage is gelegd en deze met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet zal worden gewijzigd als een vereffenaar wordt benoemd, het verzoek moet worden afgewezen, mede omdat geen enkele schuldeiser is gebaat bij de benoeming van een vereffenaar.
3.3.
Op grond van artikel 4:203 lid 1 sub b BW kan de rechtbank na een aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving een vereffenaar benoemen op verzoek van een belanghebbende of van het openbaar ministerie, wanneer hij die met het beheer der nalatenschap is belast in ernstige mate in de vervulling van zijn verplichtingen tekortschiet, daartoe ongeschikt is of niet voldoet aan een last tot zekerheidsstelling, wanneer de schulden der nalatenschap de baten blijken te overtreffen, of wanneer tot een verdeling van de nalatenschap wordt overgegaan voordat deze vereffend is.
3.4.
Verzoeker is schuldeiser van de nalatenschap, omdat hij vorderingen op de nalatenschap heeft uit hoofde van een schuldigerkenning uit vrijgevigheid en uit hoofde van de nalatenschap van zijn vader. Mitsdien merkt de rechtbank verzoeker aan als belanghebbende in de zin van artikel 4:203 lid 1 sub b BW, zodat hij kan worden ontvangen in zijn verzoek.
3.5.
Artikel 4:206 lid 1 BW bepaalt dat de rechtbank niet beslist op een verzoek tot benoeming van een vereffenaar dan na verhoor of behoorlijke oproeping van de verzoeker, alsmede voor zover zij bestaan en bekend zijn, van de erfgenamen, de boedelnotaris en de executeur.
Niet gebleken is van een boedelnotaris. De taak van de executeur is op grond van artikel 4:149 lid 1 sub d BW juncto artikel 4:202 lid 1 sub a BW geëindigd, omdat de nalatenschap overeenkomstig de wet moet worden vereffend als gevolg van de beneficiaire aanvaarding in combinatie met het feit dat volgens het verweerschrift door de executeur geen ruimschoots-verklaring kon worden afgegeven.
3.6.
De rechtbank kan een vereffenaar benoemen wanneer hij die met het beheer van de nalatenschap is belast in ernstige mate tekortschiet in de vervulling van zijn verplichtingen. Verzoeker stelt dat hiervan sprake is, onder andere vanwege het gebrek aan communicatie. Verder zet verzoeker vraagtekens bij de taxatie van het tot de nalatenschap behorende onroerend goed en de hoogte van diverse in de boedelbeschrijving opgenomen bedragen.
De rechtbank overweegt dat het tekortschieten van de beheerder in het vervullen van zijn taak een ernstig karakter dient te hebben om de reden te vormen voor de benoeming van een vereffenaar.
Verzoeker heeft niet aangegeven op grond waarvan hij als schuldeiser recht heeft op meer informatie omtrent de nalatenschap dan hij heeft ontvangen. Het is de rechtbank dan ook niet duidelijk op welke verplichtingen verzoeker doelt als hij stelt dat verweerders tekort zijn geschoten in de vervulling van hun verplichtingen. De benoeming van een vereffenaar is naar het oordeel van de rechtbank niet de aangewezen weg om informatie over de omvang of samenstelling van een nalatenschap te verkrijgen.
Daarbij heeft verzoeker zijn twijfels omtrent de juistheid van de taxatie van het tot de nalatenschap behorende onroerend goed niet onderbouwd met bijvoorbeeld een taxatierapport, hetgeen het taxatierapport dat is opgesteld door twee door verzoekers aangezochte taxateurs zou kunnen weerleggen. Daarom zal de rechtbank uitgaan van de juistheid van die taxatie.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerders tekort zijn geschoten in de vervulling van hun verplichtingen, nog daargelaten de vraag op welke (wettelijke) verplichtingen verzoeker dan precies doelt.
3.7.
Verder kan de rechtbank een vereffenaar benoemen als hij die met het beheer van de nalatenschap is belast ongeschikt is of niet voldoet aan een last tot zekerheidsstelling. Verzoeker wijst in dit kader op de vele stukken, waarvan hij betoogt dat die voor een leek lastig te begrijpen zijn. Verder betoogt verzoeker dat sprake is van een zeer ingewikkelde nalatenschap, gelet op de slechte familieverhoudingen, de tot de nalatenschap behorende onderneming en een in Duitsland gelegen onroerend goed. Verweerders stellen dat zij zich steeds hebben laten bijstaan door een notaris.
De rechtbank overweegt dat verzoeker onvoldoende heeft onderbouwd dat verweerders ongeschikt zijn om de nalatenschap te beheren, mede gelet op het feit dat verweerders zich steeds hebben laten bijstaan door een notaris. Dat mr. [D] , zoals verzoeker stelt, partijnotaris zou zijn, en dus niet onafhankelijk, doet daaraan niets af, omdat de vereffenaars niet verplicht zijn zich voor vragen of advies ter opheffing van eventuele onwetendheid of eventuele onkunde te wenden tot een onafhankelijke deskundige.
Verzoeker heeft verder aangegeven niet op de hoogte te zijn van een last tot zekerheidsstelling.
3.8.
Voorts kan de rechtbank een vereffenaar benoemen als de schulden der nalatenschap de baten blijken te overtreffen. Verzoeker heeft gesteld dat in eerste instantie de schulden de baten overtroffen, maar dat de uitdelingslijst is aangepast met als gevolg dat het saldo van de nalatenschap € 1,- negatief is. Verweerders zijn van mening dat het te verwaarlozen tekort van € 1,- niet de benoeming van een vereffenaar rechtvaardigt. Verzoeker heeft ter zitting aangegeven dat de belangen van de schuldeisers niet goed worden behartigd, mede gelet op het feit dat geen boedelnotaris is aangewezen.
Als de schulden de baten overtreffen, dient de rechtbank na te gaan of de erfgenamen dan nog wel de meest aangewezen vereffenaars zijn. De rechtbank overweegt dat de erfgenamen niet verplicht waren tot het aanwijzen van een boedelnotaris. Daarbij overweegt de rechtbank dat niet uit de wet voortvloeit dat een boedelnotaris de taak heeft de belangen van schuldeisers van de nalatenschap te behartigen. Dat verweerders geen boedelnotaris hebben aangewezen, rekent de rechtbank hen daarom niet aan.
Verweerders hebben op de uitdelingslijst als waarde van de tot de nalatenschap behorende woning € 350.000,- vermeld, zijnde de verkoopprijs voor die woning met als koper [bedrijf] . [bedrijf] is een met verweerders gelieerde vennootschap, zo begrijpt de rechtbank. Volgens het overgelegde taxatierapport is de marktwaarde van het gehele onroerend goed in verhuurde staat € 206.000,-. Verweerders hebben toegelicht dat zij bereid zijn, ondanks het taxatierapport, meer dan de taxatiewaarde te betalen voor het onroerend goed. De rechtbank begrijpt dat als gevolg daarvan alle schulden van de nalatenschap kunnen worden voldaan, hetgeen in het belang is van verzoeker. Door de bereidheid van verweerders meer te betalen dan de taxatiewaarde, hebben verweerders juist in het belang van verzoeker als schuldeiser gehandeld, zodat de rechtbank het betoog dat verweerders niet hebben gehandeld in het belang van schuldeisers onbegrijpelijk acht. Daarbij volgt de rechtbank verweerders in hun stelling dat een tekort van € 1,- niet de benoeming van een vereffenaar rechtvaardigt, mede gelet op de kosten die met de benoeming van een vereffenaar gepaard zullen gaan.
3.9.
Tot slot kan de rechtbank een vereffenaar benoemen wanneer tot verdeling van de nalatenschap wordt overgegaan voordat deze vereffend is. Niet gesteld noch gebleken is dat daarvan sprake is.
3.10.
Op grond van artikel 4:204 lid 1 BW kan de rechtbank een vereffenaar benoemen van een nalatenschap die niet onder voorrecht van boedelbeschrijving is aanvaard. Ter zitting heeft verzoeker de beneficiaire aanvaarding in twijfel getrokken, omdat wellicht daden van zuivere aanvaarding zouden zijn verricht. Voor een discussie over de wijze van aanvaarding is in deze procedure geen plaats. De rechtbank gaat dus uit van de beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap door verweerders, zodat een beroep op artikel 4:204 lid 1 BW als grondslag voor de benoeming van een vereffenaar niet slaagt.
3.11.
De rechtbank zal de kosten van het geding vanwege de aard van het geschil compenseren in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten dient te dragen.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst het verzoek af;
4.2.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.T. van Rens, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2015 in aanwezigheid van de griffier.