ECLI:NL:RBMNE:2015:3192

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 mei 2015
Publicatiedatum
7 mei 2015
Zaaknummer
C-16-387762 - HA ZA 15-220
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
  • S.C. Hagedoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid bij verstrekking van adviesdiensten volgens EU-verordening 1215/2012

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 27 mei 2015, gaat het om de vraag van internationale bevoegdheid bij de verstrekking van adviesdiensten. De eiseressen, [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2], gevestigd in Italië, hebben de rechtbank verzocht zich onbevoegd te verklaren. De verweerster, een vennootschap naar Italiaans recht, voert aan dat de Nederlandse rechter bevoegd is omdat de werkzaamheden vanuit Nederland zijn verricht. De rechtbank stelt vast dat de EU-verordening 1215/2012 van toepassing is, die bepaalt dat in beginsel de gedaagde voor het gerecht van haar woonplaats moet worden opgeroepen, maar dat er uitzonderingen zijn voor de verstrekking van diensten.

De rechtbank onderzoekt de overeenkomst tussen partijen, waarin is vastgelegd dat de verweerster adviesdiensten verleent aan de eiseressen. De eiseressen stellen dat de adviezen in Italië zijn verstrekt, terwijl de verweerster aanvoert dat de adviezen vanuit Nederland zijn opgesteld en verzonden. De rechtbank concludeert dat de plaats waar de diensten worden verstrekt, moet worden opgevat als de plaats waar de activiteiten worden verricht, en niet waar de adviezen fysiek worden ontvangen.

Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat de eiseressen niet kunnen aantonen dat de diensten in Italië moesten worden verstrekt. De incidentele vordering van de eiseressen wordt afgewezen en zij worden veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak wordt vervolgens opnieuw op de rol gezet voor een conclusie van antwoord op 8 juli 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/387762 / HA ZA 15-220
Vonnis in incident van 27 mei 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. B.A. Boer te ‘s-Gravenhage,
tegen
1. de vennootschap naar Italiaans recht
[eiseres sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats], Italië,
2. de vennootschap naar Italiaans recht
[eiseres sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats], Italië,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. F.C. de Wit-Facchetti te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [verweerster] en [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid,
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] vorderen dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. [verweerster] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2.
[verweerster] heeft werkzaamheden verricht voor [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] op basis van een tussen partijen gesloten overeenkomst, de consulting agreement. In deze overeenkomst is onder meer bepaald dat Italiaans recht van toepassing is. De overeenkomst bevat geen bepalingen met betrekking tot de bevoegde rechter. [verweerster] stelt zich op het standpunt dat de Nederlandse rechter bevoegd is aangezien de werkzaamheden uit hoofde van die overeenkomst, het verrichten van adviesdiensten, werden uitgevoerd vanuit Nederland. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] stellen dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is omdat de adviezen in Italië dienden te worden verstrekt.
2.3.
De rechtbank stelt voorop dat het hier gaat om een zaak waarop EU-verordening 1215/2012 van 12 december 2012 van toepassing is. De dagvaarding is betekend op 19 januari 2015 en verordening 1215/2012 is in werking getreden op 10 januari 2015. Partijen zijn gevestigd in verschillende lidstaten van de Europese Unie en zij hebben geen afspraken gemaakt ten aanzien van de bevoegde rechter. Dat betekent dat in beginsel de gedaagde voor het gerecht van haar woonplaats moet worden opgeroepen. Artikel 7 van verordening 1215/2012 bepaalt echter dat een gedaagde onder bepaalde omstandigheden ook voor het gerecht van een andere lidstaat kan worden opgeroepen. Partijen zijn het erover eens dat aan de vorderingen van [verweerster] een overeenkomst voor de verstrekking van diensten ten grondslag ligt. Artikel 7 lid 1 onder b bepaalt dat voor de verstrekking van diensten het gerecht in “
de plaats in een lidstaat waar de diensten volgens de overeenkomst verstrekt werden of verstrekt hadden moeten worden”eveneens bevoegd is. De vraag is dus of [verweerster] haar diensten verstrekte of had moeten verstrekken in Nederland of in Italië.
2.4.
In de overeenkomst tussen partijen gaat het om advisering door [verweerster] aan [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2]. Bij het verstrekken van adviezen is niet direct duidelijk wat de plaats is waar de diensten verstrekt worden. Teneinde vast te stellen waar de diensten verstrekt hadden moeten worden zal de rechtbank af dienen te gaan op de bedoelingen van partijen en de wijze waarop daaraan uitvoering is gegeven. In de overeenkomst hebben partijen vastgelegd dat [verweerster] [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] zou adviseren met betrekking tot de verandering van hun verkooporganisatie. In annex I bij de overeenkomst is opgenomen: “
(…) the consultant will assume the duties of the Area Export Manager (AEM) North-Northwestern Europe. These will span the enhancement of sales performance by the Sales agents, Dealer network and their staff in the region stated in Annex II.(…)”. In annex II wordt de betreffende regio omschreven als de Benelux, het Verenigd Koninkrijk (met uitzondering van een winkel in Londen), Ierland, Zweden, Denemarken, Noorwegen, Finland en IJsland.
[verweerster] heeft gesteld dat haar werkzaamheden in de diverse landen van deze regio plaatsvonden, maar dat het zwaartepunt van de werkzaamheden zich in Nederland bevond. [verweerster] houdt in Nederland kantoor. Daar stelde zij haar adviezen op en verzond zij deze naar [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2]. De adviezen werden volgens beide partijen veelal schriftelijk of telefonisch verstrekt.
[eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] hebben gesteld dat zij de adviezen die op basis van deze overeenkomst werden verstrekt ontvingen in Italië. Die adviezen hadden betrekking op verschillende landen. Volgens [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] is bij beoordeling van de vraag welke rechter rechtsmacht toekomt cruciaal om vast te stellen waar de diensten werden verstrekt. Dat is immers het criterium uit de verordening. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] ontvingen de adviezen in Italië en dat is dus de plaats waar deze adviezen zijn verstrekt. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] wijzen daarbij op het verschil in terminologie tussen verstrekken en verrichten. De diensten zijn mogelijk deels in Nederland verricht, maar zij zijn in Italië ontvangen en daarmee in Italië verstrekt.
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat het begrip ‘verstrekken’ niet zodanig beperkt moet worden opgevat dat daarvoor feitelijk ‘ontvangen’ kan worden gelezen. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] lijken dit begrip daarmee te eng te interpreteren. De rechtbank is van oordeel dat moet worden aangeknoopt bij het begrip ‘diensten’. Met ‘diensten’ moet, in de autonome betekenis die daaraan in deze verordening moet worden toegekend, worden begrepen het verrichten van een activiteit tegen vergoeding (HvJ EG 23 april 2009, nr. C-533/07, jur. 2009). Als het begrip ‘diensten’ op deze wijze wordt gelezen is duidelijk dat de plaats waar de diensten worden verstrekt, moet worden opgevat als de plaats waar die activiteiten worden verricht. Dat maakt dat niet de plaats waar een advies fysiek wordt ontvangen doorslaggevend is, maar veeleer de plaats waar een advies wordt opgesteld. Daar komt in het onderhavige geval bij dat [verweerster] in de overeenkomst tussen partijen wordt aangemerkt als de partij die de verplichtingen van de exportmanager voor Noord- Noordwest Europa op zich neemt. De regio waarop de diensten betrekking hebben omvat het noordwestelijke deel van Europa. [verweerster] kan niet worden aangemerkt als agent of distributeur, maar de werkzaamheden houden wel nauw verband met die van de agenten en ‘dealers’ in de regio. Uit de stellingen van [verweerster] volgt dat deze contact had met de verschillende agenten en dealers. De rechtbank acht in dit verband voorts van belang dat de overeenkomst door [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] in september 2014 is beëindigd op grond van de slechte verkoopresultaten in de regio waarop de dienstverlening betrekking had. Dit alles is een sterke aanwijzing dat partijen bedoeld hebben dat de adviezen in de regio werden verstrekt. Verder blijkt uit de overeenkomst niet dat het de bedoeling van partijen was dat de advieswerkzaamheden op enigerlei wijze in Italië plaatsvonden. Italië is in deze overeenkomst enkel de vestigingsplaats van de ontvanger en opdrachtgever van de adviezen. Dat is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te kunnen concluderen dat de diensten volgens de overeenkomst in Italië verstrekt moesten worden.
2.6.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen.
2.7.
[eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] in de kosten van het incident, aan de zijde van [verweerster] tot op heden begroot op € 452,00,
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
8 juli 2015voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2015. [1]

Voetnoten

1.type: SH/4213