4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het haar onder feit 1 ten laste gelegde. Hoewel er aanwijzingen in het dossier aanwezig zijn voor betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde, is dit onvoldoende om haar te kwalificeren als medepleger of medeplichtige.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het haar onder feit 1, zowel onder primair als onder subsidiair, ten laste gelegde.
Bewezenverklaring ten aanzien van feit 2
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Bij de insluiting van verdachte, op 17 april 2013, haalt zij twee enveloppen uit haar BH. In deze enveloppen zitten vier pakketjes met eurobiljetten, bestaande uit:
- 69 biljetten van 500 euro,
- 5 biljetten van 200 euro,
- 30 biljetten van 100 euro, en
- 80 biljetten van 50 euro.
Verdachte heeft over dit geldbedrag verklaard dat dit handelsgeld betreft van hun bedrijf, [V.O.F. van medeverdachte 1]. Zij doet de administratie van het bedrijf en haar man, medeverdachte [medeverdachte 1], houdt zich bezig met de handel. Het kasboek van het bedrijf was op 17 april 2013 bijgewerkt tot 28 maart 2013. De omzet van het eerste kwartaal had verdachte al doorgegeven aan de Belastingdienst. Zij heeft het aangetroffen geldbedrag op 17 april 2013 uit hun woning aan de [adres] te [woonplaats] meegenomen.
Verdachte heeft ten aanzien van de gang van zaken betreffende de verkoop van voertuigen bevestigd dat deze eerst worden betaald, dan direct overgeschreven bij de RDW en dan meegegeven.Met name de datum van verkoop zoals bekend bij de RDW moet kloppen met de betalingsdatum.Ook bevestigt zij dat de gegevens tot 28 maart 2013, opgenomen in het kasboek van hun autobedrijf kloppen met de gegevens die hierover bekend zijn bij de RDW.
Ook [medeverdachte 1] verklaart dat dit aangetroffen geldbedrag handelsgeld betreft.Hij verkoopt auto’s en zijn vrouw, verdachte [verdachte], houdt de administratie bij.Voor het betalen van dealers heeft hij contant handelsgeld in huis.
Bij [medeverdachte 1] is bij zijn insluiting op 17 april 2013 een geldbedrag van in totaal € 915,- aangetroffen en in beslag genomen.
Bij de Belastingdienst is voor [V.O.F. van medeverdachte 1] over het eerste kwartaal van 2013 een omzet opgegeven van € 11.485,-. De V.O.F. heeft in 2011 geen winst gemaakt en over 2012 zijn geen winstgegevens bekend bij de Belastingdienst. Het banksaldo van verdachte en de medeverdachte was op 31 december 2012 respectievelijk € 1.857,- en € 1.019,-.
Blijkens het kasboek van het autobedrijf, bijgewerkt tot 28 maart 2013, bedroeg het kassaldo van het bedrijf op die datum € 1.537,-.Het in de woning van verdachten in beslag genomen voorraadboek en kasboek komen goed overeen met de opgevraagde handelsmutaties uit de RDW die verkregen zijn van het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit (hierna: LIV).Om na te kunnen gaan welke mutaties in de handelsvoorraad van [V.O.F. van medeverdachte 1] invloed kunnen hebben gehad op de hoeveelheid contant kasgeld in de periode van 28 maart 2013 tot 17 april 2013 is informatie bij het LIV opgevraagd. Hieruit blijkt dat acht kentekens invloed hebben gehad.Gezamenlijk hebben deze acht voertuigen een positieve invloed gehad op het kassaldo van € 2.150,-.
Bewijsoverwegingen
Aan de hand van de genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] een geldbedrag van € 43.415,- (€ 42.500,- en € 915,-) voorhanden heeft gehad. Uit gegevens van de Belastingdienst en de RDW en uit de administratie van hun bedrijf blijkt dat de verdachten niet over een dergelijk geldbedrag konden beschikken. Gelet op deze feiten en omstandigheden is sprake van een vermoeden dat het geld uit enig misdrijf afkomstig was.
Beide verdachten ontkennen dat dit geldbedrag van eigen misdrijf afkomstig is, zowel tijdens verhoren bij de politie als tijdens het onderzoek ter zitting. Dat dit geldbedrag toch afkomstig zou zijn van een door verdachten begaan misdrijf, is onvoldoende aannemelijk op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting. Er is dan ook geen rechtstreeks verband te leggen met een door verdachten begaan bepaald misdrijf.
Verdachte en de medeverdachte hebben gesteld dat het geldbedrag een legale herkomst heeft, namelijk dat dit handelsgeld van hun autobedrijf betreft. Hiertoe hebben verdachten administratie en facturen overgelegd. Naar aanleiding van deze verklaring en de onderbouwing is onderzoek verricht. Hieruit is echter gebleken dat het kassaldo van [V.O.F. van medeverdachte 1] op 17 april 2013 hooguit € 3.687,- kon bedragen.
Door verdachten zijn nog drie facturen aangeleverd die het restant van het geldbedrag zouden verklaren. Bij de beoordeling van deze facturen, stelt de rechtbank -overeenkomstig de officier van justitie- het volgende vast.
Factuur Rolls Royce:
Blijkens de verkoopfactuur is het voertuig op 16 april 2013 verkocht, één dag voor het ten laste gelegde. Volgens gegevens van de RDW wordt dit voertuig echter pas op 8 mei 2013 overgeschreven van de naam van [V.O.F. van medeverdachte 1]. Deze datum ligt ná het ten laste gelegde. Geconstateerd is dat het kasboek -bijgewerkt tot 28 maart 2013- en de RDW gegevens hierover goed overeenkomen. Dit wordt ook bevestigd door verdachte. Uit onderzoek blijkt dan ook dat de data van RDW-overschrijving en betaling bij een verkoop door [V.O.F. van medeverdachte 1] normaal gesproken niet zo ver uit elkaar liggen.
Koopcontract BMW:
Blijkens het koopcontract is de BMW op 14 april 2013 geruild voor een Mercedes en € 5.000,-. Volgens de koper was die Mercedes € 11.000,- waard. De BMW is niet overgeschreven bij de RDW. Blijkens het kasboek is deze BMW ingekocht voor € 26.750,-. Verdachte verklaart dat de verkoop is teruggedraaid en dat het geld dan terug gegeven zou zijn.
Inkoopverklaring Mercedes:
Beide verdachten verklaren dat zij € 19.000,- van het aangetroffen geldbedrag in bewaring hadden voor iemand anders. Ondanks hierover eerder bevraagd te zijn, verklaren zij dit beiden pas in december 2013. Geconfronteerd met deze inkoopverklaring verklaarde verdachte dat [A] die auto waarschijnlijk voor hen had verkocht en medeverdachte [medeverdachte 1] wilde over de inkoopverklaring niet verklaren. Uit genoemde bewijsmiddelen blijkt dat bij het aangetroffen geldbedrag geen los pakketje geld van € 19.000,- is aangetroffen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte en de medeverdachte op deze drie punten niet voldoende concreet en verifieerbaar, en ook ongeloofwaardig. Nu er onvoldoende aanwijzingen zijn dat (een groot deel van) het aangetroffen geldbedrag een legale herkomst heeft, kan een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring gelden. De rechtbank acht het aannemelijk dat ook het geldbedrag aangetroffen bij medeverdachte [medeverdachte 1] handelsgeld betreft, zijnde een bedrag van € 915,-. Van de in totaal aangetroffen € 43.415,- kan enkel € 3.687,- verklaard worden als zijnde handelsgeld.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen en overwegingen is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat een deel van het geldbedrag, te weten € 39.728,- (€ 43.415 - € 3.687), -middellijk of onmiddellijk- uit enig misdrijf afkomstig was en dat beide verdachten hiervan op de hoogte waren.
De rechtbank acht het ten laste gelegde, te weten -kort gezegd- medeplegen van witwassen van een geldbedrag van € 39.728,-, wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring ten aanzien van feit 3, 4 en 5
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Verdachte heeft deze feiten bekend en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering -voor zover zij dit feit bewezen acht- volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte;
- de bevindingen met betrekking tot het aantreffen van het wapen, de munitie en het gasbusje;
- de bevindingen met betrekking tot het categoriseren van het wapen en de munitie;
- de bevindingen met betrekking tot het categoriseren van het gasbusje;
- de bevindingen met betrekking tot het aantreffen van de capsules en tabletten;
- de bevindingen met betrekking tot het wegen van de capsules en tabletten;
- de rapportage van het NFI waaruit blijkt dat de onderzochte monsters van de aangetroffen goederen amfetamine bevatten.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.