ECLI:NL:RBMNE:2015:3905

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 april 2015
Publicatiedatum
3 juni 2015
Zaaknummer
16-661871-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot moord en bedreiging in strafzaak

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1991 en wonende te [woonplaats], heeft de rechtbank Midden-Nederland op 17 april 2015 uitspraak gedaan. De zaak betreft een tenlastelegging van poging tot moord/doodslag en bedreiging, gepleegd op 11 mei 2014. De verdachte werd beschuldigd van het samen met een ander proberen om [slachtoffer] van het leven te beroven door deze met een mes in de rug te steken, alsook van bedreiging van [slachtoffer]. Tijdens de zitting op 3 april 2015 hebben zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie concludeerde dat de poging tot moord niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en vroeg om vrijspraak. De verdediging steunde dit standpunt en voegde daaraan toe dat ook de bedreiging niet bewezen kon worden.

De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig beoordeeld. Voor feit 1, de poging tot moord, oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte samen met een ander de intentie had om [slachtoffer] te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dit feit. Voor feit 2, de bedreiging, concludeerde de rechtbank dat de aangifte van [slachtoffer] niet werd ondersteund door getuigenverklaringen en dat er onvoldoende bewijs was om de bedreiging te bevestigen. Ook hier werd de verdachte vrijgesproken.

De benadeelde partij, [slachtoffer], had een schadevergoeding van € 5.112,00 gevorderd, maar omdat de verdachte van de feiten was vrijgesproken, verklaarde de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering. De rechtbank wees ook de vordering tot tenuitvoerlegging af, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland, met mr. M.A.E. Somsen als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/661871-14; 16/656284-12 (vordering na voorwaardelijke veroordeling) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 april 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren [1991] te [geboorteplaats]
wonende te [postcode] [woonplaats], [adres]
De raadsman mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 3 april 2015, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: samen met een ander op 11 mei 2014 geprobeerd heeft om, al dan niet met voorbedachte raad, [slachtoffer] van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door deze [slachtoffer] met een mes in zijn rug te steken.
feit 2: op 11 mei 2014 [slachtoffer] heeft bedreigd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte dient derhalve daarvan vrijgesproken te worden. De officier van justitie acht het onder feit 2 tenlastegelegde wel wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft zich daarbij aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
De raadsman heeft voorts bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 2 ten laste gelegde feit nu op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
feit 1 primair en subsidiair
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat samen met een ander op 11 mei 2014 geprobeerd heeft om, al dan niet met voorbedachte rade, [slachtoffer] van het leven te beroven, dan wel dat hij samen met een ander geprobeerd heeft die [slachtoffer], al dan niet met voorbedachte rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door deze [slachtoffer] met een mes in zijn rug te steken. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde.
feit 2
Uit de aangifte van [slachtoffer] leidt de rechtbank af dat de bedreiging buiten het café zou hebben plaatsgevonden nadat verdachte en zijn medeverdachte voor de eerste keer uit het café van [slachtoffer] waren gezet. De aangifte van [slachtoffer] vindt in het dossier geen enkele steun in de verklaringen van getuigen. Voorts heeft [slachtoffer] in zijn verklaring bij de rechter-commissaris aangegeven dat, voordat beide verdachten uit het café werden gezet, de medeverdachte [medeverdachte] enkele bedreigingen uitte. [slachtoffer] spreekt bij de rechter-commissaris niet over bedreigingen die door verdachte zouden zijn geuit. Het gegeven dat verdachte door [slachtoffer] uit diens café was gezet en dat er sprake was van een ruzieachtige sfeer is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te komen.
Gelet op het bovenstaande kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 5.112,00, waarvan € 2.812,00 aan materiele schade en € 2.300,00 aan immateriële schade ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit, gelet op de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

6.De vordering tot tenuitvoerlegging

Nu verdachte wordt vrijgesproken, dient de vordering tot tenuitvoerlegging te worden afgewezen.

7.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 primair en subsidiair en 2 tenlastegelegde feiten;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.E. Somsen, voorzitter, mr. H.A. Gerritse en mr. L.M.G. de Weerd, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 april 2015.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1. Primair
hij op of omstreeks 11 mei 2014 te Soesterberg, gemeente Soest, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van
het leven te beroven, met dat opzet met een glas en/of een mes, althans met een (steek)wapen en/of een ander scherp voorwerp voornoemde [slachtoffer] in/tegen de rug/het lichaam heeft geslagen/gestoken,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 11 mei 2014 te Soesterberg, gemeente Soest, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (een of meer steekwonden
en/of een klaplong en/of een geperforeerde long), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een glas en/of een mes, althans met een (steek)wapen en/of een ander scherp voorwerp in/tegen zijn rug/lichaam te slaan/steken;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 11 mei 2014 te Soesterberg, gemeente Soest, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"kankerlijer. Ik pak je nog wel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht