4.3.2Impliciet primair ten laste gelegde, poging tot doodslag
Op 11 mei 2014 zag [slachtoffer] dat [medeverdachte], die hij eerder die avond samen met [verdachte] (hier na te noemen: verdachte) uit zijn café in Soest had gezet, weer terugkwam. Hij was met [medeverdachte] naar buiten gegaan en stond met hem tegenover zich in een steeg. Uit het niets voelde hij twee klappen op zijn rug en zag dat verdachte achter hem was en wegrende. [slachtoffer] zag vervolgens dat hij bloed verloor en dat zijn kleding onder het bloed zat. Hij voelde dat hij heel benauwd werd.In het ziekenhuis hoorde hij van de arts en het verplegend personeel dat hij twee steek-/ en snijwonden aan de bovenzijde van zijn rug had. Hierbij was de linkerlong aan de achterzijde lek geprikt en had hij een klaplong opgelopen. Later die dag was een drain ingebracht om opnieuw een klaplong te voorkomen.
Bij [slachtoffer] werd het navolgende letsel vastgesteld: één steekwond rechts bij de overgang hals/schouder. Eén steekwond bij het schouderblad links tot in de borstholte.
Verbalisant [verbalisant] vernam op 12 mei 2014 van een verpleegkundige dat de linkerlong was ingeprikt waardoor een zogenaamde klaplong was ontstaan.
[getuige 1] zag dat [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer]), de eigenaar van het café, naar buiten liep met [medeverdachte]. Buiten zag hij [slachtoffer] en [medeverdachte] in de steeg staan. Hij zag dat [verdachte] (hierna te noemen: verdachte) langs hem heen de steeg in rende. Verdachte maakte bij [slachtoffer] meerdere bewegingen met zijn arm alsof hij hem stompte of stak. Hij had verdachte van [slachtoffer] afgetrokken en op de grond gegooid. [getuige 1] liep de steeg uit en verdachte rende achter hem langs.
[getuige 2] zag dat [getuige 1] terug kwam gelopen uit de steeg. Vervolgens zag hij een man voorbij lopen. De man droeg een groot vleesmes in zijn hand.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer] en [medeverdachte] in de steeg zag. Hij liep op [slachtoffer] af en kreeg vervolgens een klap van [getuige 1]. Er stond niemand direct om [slachtoffer] en [medeverdachte] heen.
Betrouwbaarheid verklaringen
De raadsman heeft bepleit dat de verklaringen van de getuige [getuige 1] en aangever op onderdelen inconsistent en/of tegenstrijdig zijn, waardoor niet kan worden vastgesteld dat verdachte een mes had en/of het letsel bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] steun vinden in de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2], alsmede in de verklaringen zoals die door verdachte zijn afgelegd bij de politie. Verdachte past binnen het signalement dat door de getuige [getuige 2] wordt geschetst van de man die hij met het mes zag lopen.
De rechtbank acht de verklaringen zoals deze door de getuigen en aangever zijn afgelegd derhalve betrouwbaar. Dat de verklaringen op onderdelen niet overeenkomen, doet daar niet aan af.
Op basis van voornoemde verklaringen en de aard van de letsels van [slachtoffer] stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer] tweemaal met een mes in zijn rug heeft gestoken, ten gevolge waarvan [slachtoffer] een klaplong heeft opgelopen.
Onbekende/andere dader
De raadsman heeft aangevoerd dat niet uit te sluiten is dat [medeverdachte] of een derde, onbekend gebleven, persoon het letsel bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt.
Het dossier bevat geen aanknopingspunten waaruit zou kunnen blijken dat, op het moment dat [slachtoffer] werd gestoken, nog andere personen dan verdachte, [getuige 1] en
[medeverdachte] zich in de steeg danwel in de directe nabijheid van [slachtoffer] bevonden. Het is, gelet op de verklaringen van [slachtoffer], volstrekt onaannemelijk dat [medeverdachte] het letsel bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt.
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier de dood van het slachtoffer, is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Er is sprake geweest van een aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden ten gevolge van het handelen van verdachte. Verdachte is op [slachtoffer] afgegaan terwijl deze met zijn rug naar hem toestond en heeft met kracht met een mes meermalen ingestoken op de rug van [slachtoffer]. Een mes is naar de uiterlijke verschijningsvorm een geschikt middel om iemand van het leven te beroven. [slachtoffer] heeft ten gevolge van de messteken een tweetal steekwonden opgelopen in de achterzijde van zijn bovenlichaam. Verdachte heeft daarbij met zoveel kracht gestoken dat hij, door de kleding heen, de linkerlong van het slachtoffer heeft geraakt. Voorts was er sprake van aanzienlijk bloedverlies bij het slachtoffer.
Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in het bovenlichaam belangrijke vitale organen en/of slagaders bevinden. Verdachte moet geacht worden daarvan op de hoogte te zijn. De gedragingen van verdachte kunnen dan ook naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer op een bepaald gevolg gericht te zijn geweest, in dit geval het veroorzaken van de dood van [slachtoffer], dat het behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken.
Op basis van het bovenstaande wordt het verweer van de verdediging, dat geen sprake zou zijn van (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer], verworpen.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ten minste met voorwaardelijk opzet geprobeerd heeft [slachtoffer] van het leven te beroven door hem meerdere malen met kracht met een mes te steken.