ECLI:NL:RBMNE:2015:3908

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
3 juni 2015
Zaaknummer
16-661327-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor medeplegen van oplichting en het uitgeven van vals geld

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 mei 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1995, die werd beschuldigd van het medeplegen van oplichting en het uitgeven van vals geld. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het opzettelijk uitgeven van vals geld en het oplichten van meerdere slachtoffers via Marktplaats. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in de periode van 24 februari 2014 tot en met 24 maart 2014 opzettelijk vals geld heeft uitgegeven en meerdere personen heeft opgelicht. De verdachte heeft zich voorgedaan als een bonafide koper en heeft goederen betaald met vals geld, wat leidde tot financiële schade voor de slachtoffers.

Tijdens de zitting op 17 april 2015 heeft de officier van justitie bewijs gepresenteerd, waaruit bleek dat de verdachte betrokken was bij het uitgeven van valse bankbiljetten. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van medeverdachten onbetrouwbaar waren en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank heeft echter de verklaringen van de medeverdachten als betrouwbaar beoordeeld en deze gebruikt voor het bewijs.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten en heeft hem veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 150 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering, die een voorwaardelijke werkstraf adviseerde. De rechtbank heeft ook de teruggave gelast van een in beslag genomen mobiele telefoon, aangezien deze niet vatbaar was voor verbeurdverklaring. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/661327-14; 16/700622-13 (vordering na voorwaardelijke veroordeling) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 mei 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren [1995] te [geboorteplaats]
wonende te [postcode] [woonplaats], [adres]
raadsvrouw mr. E. Kolokatsi, advocaat te Amersfoort

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 17 april 2015 waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: samen met anderen in de periode 24 februari 2014 tot en met 24 maart 2014 opzettelijk vals geld heeft uitgegeven;
feit 2 samen met anderen in de periode 24 februari 2014 tot en met 24 maart 2014 meerdere personen heeft opgelicht.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat de rechtbank op basis van het dossier niet tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat zij van oordeel is dat de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] onbetrouwbaar zijn en derhalve niet voor het bewijs gebezigd kunnen worden. Op basis van het dossier kan derhalve niet vastgesteld worden dat verdachte te kwader trouw vals geld in bezit heeft gehad met het oogmerk dit als echt geld uit te geven, dan wel dat verdachte opzettelijk vals geld heeft uitgegeven.
Niet kan worden vastgesteld dat de biljetten ontvangen door [benadeelde 1] en [benadeelde 2] vals waren, nu deze niet onderzocht zijn door een documentdeskundige en zich van deze biljetten geen kopieën in het dossier bevinden. Het door [benadeelde 3] en [benadeelde 2] gegeven signalement van de dader is zo algemeen dat op basis daarvan niet vastgesteld kan worden dat verdachte de transacties heeft uitgevoerd. Het door [benadeelde 4] genoemde telefoonnummer kan niet aan verdachte gelinkt worden. Het enkele aantreffen van de vingerafdruk van verdachte op één van door [benadeelde 4] ontvangen biljetten is onvoldoende om tot een bewezen verklaring te komen. Uit het dossier volgt dat bij [opvangcentrum], waar cliënt verbleef, valse bankbiljetten in omloop waren en in kas zaten. Derhalve is niet uit te sluiten dat verdachte op enig moment binnen [opvangcentrum] dit biljet in handen heeft gehad.
Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
oplichting [benadeelde 1]
Op 1 maart 2014 werd [benadeelde 1] gebeld door een man die zich “[X]” noemde. Hij belde naar aanleiding van een advertentie op Marktplaats waarin [benadeelde 1] haar mobiele telefoon, een iPhone 5 van het merk Apple te koop aanbood. Afgesproken werd elkaar op Hoog Catharijne te Utrecht te ontmoeten. Daar zag zij een jongen staan die zij herkende als “[verdachte]”, een half Egyptische en half Nederlandse jongen. Zij herkende hem van een leefgroep waar zij allebei gewoond hebben. Deze jongen bevestigde dat zij hem eerder aan de telefoon had gehad en vertelde dat hij geen “[X]” heette. Zij gaf de jongen haar telefoon. De jongen overhandigde haar 8 biljetten van € 50,00. Op het moment dat zij het geld in handen kreeg zag zij aan de kleur van de briefjes dat het nepgeld was. Zij draaide zich om naar de jongen en zag dat hij ineens weg was. In een kiosk liet zij het geld door een machine halen en daaruit bleek dat het geld inderdaad nep was. [1]
Voornoemde biljetten zijn onderzocht door [BOA], BOA van de politie Utrecht. Zij constateerde dat kleur van de biljetten afweek af de kleur van echte biljetten van € 50,00. Voorts ontbrak in alle biljetten het watermerk. 2 biljetten waren voorzien van het identieke serienummer x72899885135 en 6 biljetten waren voorzien van het identieke serienummer p28181163052. [2]
oplichting [benadeelde 3]
werd op 24 februari 2014 gebeld door iemand die zich [verdachte] noemde. [verdachte] belde naar aanleiding van een advertentie op Marktplaats waarin [benadeelde 3] twee mobiele telefoons van het merk Apple, type 4s aanbood. [verdachte] had interesse in één van de telefoons. [verdachte] maakte tijdens de contacten gebruik van de telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer]. Afgesproken werd elkaar te ontmoeten op de St. Jacobsstraat te Utrecht. Daar ontmoette hij [verdachte]. [verdachte] kocht de telefoon en overhandigde hem 5 biljetten van € 50,00. Thuis constateerde zijn vriendin dat de biljetten vals waren. [3]
Voornoemde biljetten zijn onderzocht door [documentdeskundige], documentdeskundige van de politie Utrecht. Hij constateerde dat de biljetten vals waren. De 5 biljetten hadden een identiek serienummer eindigend op px28181163052. De biljetten waren niet vervaardigd middels de geëigende druktechnieken en waren niet voorzien van een watermerk en veiligheidsdraad. [4]
Oplichting [benadeelde 2]
Op 3 maart 2014 werd Van [benadeelde 2] gebeld door telefoonnummer [telefoonnummer]. Op 4 maart 2014 belde zij dit nummer terug en kreeg een jongen aan de telefoon die zich “[X]” noemde. Hij had belangstelling voor een door [benadeelde 2] op Marktplaats geplaatste advertentie waarin zij haar tablet, een Samsung Galaxy Note 10.1 te koop aanbood. Afgesproken werd elkaar op 5 maart 2014 op de St. Jacobsstraat te Utrecht te ontmoeten. Op 5 maart 2014 belde zij het nummer van [X] en ontmoette hem. Zij overhandigde hem haar tablet. [X] betaalde met 5 biljetten van € 50,00 en liep weg. Zij vermoedde dat de biljetten vals waren en liet deze bij een bank controleren, waar bevestigd werd dat de biljetten vals waren. [5]
Voornoemde valse bankbiljetten zijn door de politie in beslag genomen. [6]
oplichting [benadeelde 4]
Op 24 maart 2014 had [benadeelde 4] een afspraak in zijn woning te Utrecht aan de [straatnaam], met een man. De man had interesse in een door [benadeelde 4] op Marktplaats te koop aangeboden iPad. Hij had contact met de man gehad op telefoonnummer [telefoonnummer]. De man betaalde met 4 briefjes van € 50,00. Op het moment dat [benadeelde 4] de biljetten oppakte vroeg de man vroeg direct waar hij naar buiten kon. Hij had de biljetten neergelegd en de man naar buiten gelaten. Daarna merkte hij dat de briefjes vals waren. [7]
Vier van voornoemde biljetten zijn onderzocht door [documentdeskundige], documentdeskundige van de politie Utrecht. Hij constateerde dat de biljetten vals waren. De 4 biljetten hadden - in totaal - twee identieke serienummers: x72899885135 en p28181163052. De biljetten waren niet vervaardigd middels de geëigende druktechnieken en waren niet voorzien van een watermerk en veiligheidsdraad. [8]
Op het vijfde bankbiljet was voorzien van serienummer p28181163052. Op dit bankbiljet werd een vingerafdruk aangetroffen, die afkomstig was van verdachte [verdachte]. [9]
overige bewijsmiddelen
[medeverdachte 2] heeft op 2 april 2014 verklaard dat hij [medeverdachte 1] en [verdachte] kent. Zijn telefoonnummer is [telefoonnummer], maar dat wordt door hen alle drie gebruikt. Op een gegeven moment kwamen [verdachte] en [medeverdachte 1] met valse briefjes van
€ 50,00 aanzetten. [medeverdachte 1] had hem en [verdachte] gezegd dat zij op Marktplaats moesten zoeken naar advertenties van iPhone. Als ze die hadden gevonden moesten zij bellen naar de verkoper en een afspraak maken. Af en toe belde hij met de verkopers, de andere keren belde [verdachte]. Ze belden met zijn telefoon en de twee telefoons van [verdachte]. De telefoonnummers van [verdachte] begonnen met [telefoonnummer] en [telefoonnummer]. Als zij een afspraak met de verkoper hadden gemaakt belden zij [medeverdachte 1]. Zij gingen dan met zijn drieën in de auto van [medeverdachte 1] naar het adres. [verdachte] moest dan de telefoon gaan kopen met het valse geld. Dit hadden zij meerdere keren gedaan, hij was er 7 of 8 keer bij geweest. [medeverdachte 1] en [verdachte] gingen ook wel eens samen op pad. De laatste keer was twee weken geleden, in de buurt van het winkelcentrum De Gaard. [10]
[medeverdachte 1] heeft op 25 maart 2014 verklaard dat hij [medeverdachte 2] en [verdachte] kent vanuit opvangcentrum [opvangcentrum]. [verdachte] heeft de Nederlandse en Egyptische nationaliteit.
Op 24 maart 2014 was hij samen met [medeverdachte 2] en [verdachte] in zijn auto. Hij zag dat [verdachte] uitstapte en de [straatnaam] inliep. Ongeveer tien minuten later kwam [verdachte] rennend terug en had hij een wit doosje bij zich. [verdachte] en [medeverdachte 2] hadden vals geld in hun bezit en kochten via Marktplaats met vals geld telefoons, voornamelijk iPhones en telefoons van het merk Samsung. [verdachte] gebruikt telefoonnummer [telefoonnummer]. [11] Als ze afgesproken hadden met de verkoper ging [verdachte] bij die mensen naar binnen en betaalde met valse briefjes. [verdachte] heeft een witte Samsung telefoon. [12]
Op 27 maart 2014 werd in het opvangcentrum [opvangcentrum] de kamer van verdachte doorzocht. De kamer was inmiddels ontruimd. [A], projectcoördinator bij [opvangcentrum], overhandigde de verbalisanten twee telefoons, waaronder een Samsung E1200 die zij bij de ontruiming van de kamer van verdachte veilig hadden gesteld. [13] Bij de witte Samsung E1200 hoort het telefoonnummer [telefoonnummer]. [14]
(Bewijs)overwegingen
Verklaringen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
De raadsvrouw heeft gesteld dat de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] onbetrouwbaar zijn en derhalve niet voor het bewijs gebezigd kunnen worden. Beiden hebben er volgens de raadsvrouw belang bij om een voor verdachte belastende verklaring af te leggen. [medeverdachte 1] heeft volgens de raadsvrouw al eerder aantoonbaar gelogen over verdachte: [medeverdachte 1] heeft in het verleden verklaard dat verdachte een vuurwapen op zijn kamer zou hebben, bij de daarop volgende doorzoeking werd vervolgens geen vuurwapen aangetroffen.
De rechtbank acht de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betrouwbaar en zal deze bezigen voor het bewijs. De rechtbank overweegt daartoe dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in hun verklaringen ook zichzelf belasten, en dat de verklaringen elkaar over en weer op onderdelen bevestigen. De verklaringen van beiden vinden voorts – op onderdelen – steun in voornoemde bewijsmiddelen. De verklaring van [medeverdachte 2] vindt eveneens steun in de verklaringen van getuigen [getuige 1] [15] en [getuige 2] [16] .
De rechtbank acht, voornoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen opzettelijk valse biljetten van € 50,00 heeft uitgegeven en de in de tenlastelegging genoemde personen heeft opgelicht door de door hen aangeboden goederen met vals geld te betalen.
De door de verdediging gevoerde verweren worden weerlegd door voornoemde bewijsmiddelen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 24 februari 2014 tot en met 24 maart 2014 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk als echte en onvervalste bankbiljetten heeft uitgegeven 22 bankbiljetten van 50 euro waarvan de valsheid of vervalsing verdachte en zijn medeverdachte(n), toen hij/zij die bankbiljetten ontvingen, bekend was;
2.
op tijdstippen in de periode van 24 februari 2014 tot en met 24 maart 2014 te Utrecht, telkens met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en door een listige kunstgreep , [benadeelde 1] en [benadeelde 3] en [benadeelde 2] en [benadeelde 4] heeft bewogen tot de afgifte van een Apple iPhone5 (door [benadeelde 1]) en een Apple 4S (door [benadeelde 3]) en een Samsung Galaxy Note 10.1 tablet (door [benadeelde 2]) en een iPad (door [benadeelde 4]), hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) opzettelijk valselijk en/of listig en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als bonafide koper en vervolgens voornoemde goederen betaald met vals geld, waardoor genoemde [benadeelde 1] en [benadeelde 3] en [benadeelde 2] en [benadeelde 4] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
feit 1:
medeplegen van opzettelijk als echte en onvervalste bankbiljetten uitgeven van bankbiljetten, waarvan de valsheid/vervalsing hem toen hij ze ontving, bekend was, meermalen gepleegd;
feit 2:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
  • een jeugddetentie van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met daarbij als bijzondere voorwaarde dat hij verplicht reclasseringscontact onderhoudt met Samen Veilig Midden Nederland en – zolang de reclassering dat nodig vindt – ambulante behandeling;
  • een werkstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen jeugddetentie, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte houdt zich goed aan de afspraken in het kader van het reeds lopende toezicht en behandeling en heeft laten zien dat hij zijn leven een andere wending heeft gegeven. De raadsvrouw heeft bepleit verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen en acht een vrijheidsstraf niet passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in voorraad hebben en het uitgeven van valse bankbiljetten van € 50,00. Het uitgeven van valse bankbiljetten dupeert de ontvanger van het biljet, hij geeft goederen af of betaalt echt wisselgeld terug voor een stukje papier zonder waarde. Daarnaast is het in circulatie brengen van vals geld ontwrichtend voor de (financiële) economie. De wetgever heeft dan ook op artikel 209 van het Wetboek van Strafrecht een maximale strafbedreiging van negen jaar gevangenisstraf gesteld.
Daarnaast heeft verdachte personen opgelicht die op Marktplaats een telefoon dan wel tablet te koop hadden aangeboden, door deze goederen met vals geld te betalen. Het principe van Marktplaats is mede gebaseerd op het wederzijds vertrouwen tussen koper en verkoper. Verdachte heeft met zijn handelen schade aan dit vertrouwen toegebracht en financiële schade aan de slachtoffers toegebracht.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies van Victas van 17 december 2014 en van de Evaluatie van het Plan van Aanpak van Samen Veilig Midden Nederland van 6 januari 2015. Mw. [B] heeft ter terechtzitting het standpunt van Samen Veilig Midden-Nederland toegelicht.
Verdachte heeft binnen het huidige, bij vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 14 maart 2014 opgelegde, toezicht laten zien dat hij zijn leven een andere wending wil geven en zich op zijn toekomst wil richten. Verdachte houdt zich aan de gestelde voorwaarden, komt gemaakte afspraken na en werkt goed mee. Verdachte had problemen op vrijwel alle leefgebieden en heeft het afgelopen jaar goede vorderingen gemaakt. Verdachte is er nog niet en zal het komende jaar nodig hebben om verder aan zichzelf te werken. Verdachte is thans onder behandeling bij Victas.
Samen Veilig Midden Nederland adviseert om verdachte een voorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Victas adviseert om verdachte een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij vastbesloten is om geen strafbare feiten meer te plegen en dat hij daar ook erg zijn best voor doet. Hij heeft de afgelopen tijd veel tegenslagen gehad en is er voor zichzelf nog niet uit wat te doen. Hij is nog niet tevreden over wat hij tot nu toe bereikt heeft en wil nog meer bereiken.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij tweemaal eerder is veroordeeld voor afpersing en diefstal met geweld. De rechtbank acht het zorgelijk dat verdachte de onderhavige feiten heeft gepleegd in een periode dat bij de meervoudige kamer in deze rechtbank een strafzaak tegen hem werd behandeld en dat hij, nadat hij op 14 maart 2014 was veroordeeld, doorgegaan is met het plegen van deze feiten.
Verdachte heeft bij het vonnis van 14 maart 2014 een verplicht reclasseringscontact en begeleiding en behandeling opgelegd gekregen en heeft inmiddels laten zien dat hij er voor gekozen heeft zijn leven een andere wending te willen geven.
Het is bijzonder jammer dat, gezien deze positieve wending, verdachte ten aanzien van onderhavige feiten geen openheid van zaken heeft willen geven en zich heeft beroepen op zijn zwijgrecht. Hij heeft daarmee geen inzicht gegeven in hoe hij tegenover deze feiten staat en niet kan worden beoordeeld of hij enig inzicht heeft in het kwalijke van zijn handelen en in hoeverre hij zich daar ook verantwoordelijk voor voelt.
De rechtbank vindt, met de officier van justitie en de verdediging, in de persoonlijkheid van verdachte, gelet op het advies van Victas, aanleiding recht te doen overeenkomstig de in artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht genoemde artikelen van het jeugdstrafrecht.
Tevens houdt de rechtbank rekening met de eendaadse samenloop bepaling vermeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht.
De ernst van de feiten, met name die van het onder 1 bewezenverklaarde feit, rechtvaardigt een vrijheidsstraf. Een enkele werkstraf doet hieraan onvoldoende recht. De rechtbank ziet in de persoon van verdachte aanleiding om voornoemde vrijheidsstraf voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank zal daarbij als bijzondere voorwaarden opleggen: verplicht reclasseringscontact met Victas en –indien de reclassering dat nodig vindt, ambulante behandeling. Indien verdachte zich aan de bij vonnis van 14 maart 2014 opgelegde bijzondere voorwaarden houdt, zal hij hiervan geen extra belasting ondervinden.
De rechtbank zal, nu artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht op een deel van de bewezenverklaarde periode van toepassing is, verdachte een lagere jeugddetentie opleggen dan zoals die door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie van 2 maanden, met daarbij na te noemen bijzondere voorwaarden, passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een werkstraf van 150 uren, opleggen, met aftrek van 2 uur voor elke dag die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Indien verdachte voornoemde werkstraf niet verricht staan daar 75 dagen vervangende jeugddetentie tegenover.

7.Het beslag

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de in beslag genomen mini mobile Phone aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De rechtbank, is met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat, nu gebleken is dat de proeftijd nog niet was ingegaan ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten, de officier van justitie in de vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 55, 63, 77a, 77c, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: medeplegen van opzettelijk als echte en onvervalste bankbiljetten uitgeven, bankbiljetten, waarvan de valsheid/vervalsing hem toen hij ze ontving, bekend was, meermalen gepleegd;
feit 2: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot:
-
een jeugddetentie van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaren de navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
* zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die Victas hem geeft, voorzover deze al niet zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Veroordeelde dient zich daartoe binnen drie dagen ne het onherroepelijk worden van dit vonnis te melden bij de Reclassering van Victas, op het adres: A.B.C. straat 5 te Utrecht. Hierna dient veroordeelde zich gedurende de proeftijd te blijven melden zolang en frequent de reclassering dat nodig acht;
* indien en zolang Victas dat noodzakelijk acht, verplicht zal meewerken aan ambulante behandeling voor zijn verslavings-/ en persoonlijke problematiek, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die ambulante behandeling door of namens de instelling/behandelaar en/of Victas zullen worden gegeven;
- geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
-
een werkstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
75 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
een mini mobile phone, kleur zwart;
Vordering tenuitvoerlegging
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak onder parketnummer 16/700622-13;
Voorlopige hechtenis
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, mr. M.A.E. Somsen en mr. E.C.A. Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 mei 2015.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 februari 2014 tot en met 24 maart 2014 te Utrecht in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) als echt(e) en onvervalst(e) bankbiljet(ten) heeft uitgegeven 22 bankbiljetten van 50 euro die verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zelf heeft/hebben nagemaakt en/of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte en/of zijn medeverdachte(n), toen hij/zij dat/die bankbiljet(ten)
ontving(en), bekend was;
art 209 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 februari 2014 tot en met 24 maart 2014 te Utrecht, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en / of van een valse hoedanigheid en / of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 4] heeft bewogen tot de afgifte van een Apple iPhone5 (door [benadeelde 1]) en/of een Apple 4S (door [benadeelde 3]) en/of een Samsung Galaxy Note 10.1 tablet (door [benadeelde 2]) en/of een iPad (door [benadeelde 4]), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) opzettelijk valselijk en / of listig en / of bedrieglijk en / of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als bonafide
koper en/of vervolgens voornoemde goederen betaald met vals geld, waardoor genoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 4] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 1], pagina 40 tot en met 42.
2.Proces-verbaal van bevindingen pagina 43 en 44.
3.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 3], pagina 34 en 35.
4.Proces-verbaal Forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten. pagina 39.
5.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 2], pagina 47 en 48.
6.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina 51.
7.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 4], pagina 253 en 254.
8.Proces-verbaal Forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten. pagina 39.
9.Proces-verbaal sporenonderzoek pagina 257 en 258; proces-verbaal pagina 256.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 128, 129 en 130.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 1], pagina 9 en 10.
12.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1], pagina 12.
13.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 67 en 68; loop proces-verbaal, pagina 30.
14.Proces-verbaal sporenonderzoek pagina 61 en 62.
15.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1], pagina 75 en 76.
16.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2], pagina 71.