Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
eiser,
tegen
STICHTING [gedaagde] GROEP,
gemachtigde mr. M.F.H.M. van Haastert, advocaat te Zwolle.
1.De procedure
- de dagvaarding van 13 mei 2015 met producties;
- op 21 mei 2015 toegezonden producties van de zijde van [gedaagde];
- op 22 mei 2015 toegezonden producties van de zijde van [eiser];
- op 22 mei 2015 toegezonden producties van de zijde van [gedaagde];
- de pleitnota van [eiser];
- de pleitnota van [gedaagde];
- de mondelinge behandeling op 26 mei 2015.
2.De feiten
4. Over belangrijke facetten van de functie-inhoud, de wijziging daarvan en de gevolgen van een wijziging voor onder andere reiskosten en reistijd, pleegt de werkgever overleg met de werknemer. Uitgangspunt hierbij is dat de werkzaamheden gezien het functieniveau van de werknemer redelijkerwijs aan deze werknemer kunnen worden opgedragen.
3.Het geschil
- [gedaagde] te veroordelen om [eiser] toe te laten tot het verrichten van zijn bedongen werkzaamheden als docent binnen het Team Internationaal met als standplaats [woonplaats], zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan, gedurende welke [gedaagde] niet aan de veroordeling voldoet,
- [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding.
4.De beoordeling
bij veranderingen in de organisatie van opleidingen’. Niet gesteld noch voorshands gebleken is dat hiervan sprake is. Gebleken is juist dat de reden van de overplaatsing gelegen is in de voor [gedaagde] negatieve afloop van de ontbindingsprocedure en het functioneren van [eiser]. Dit volgt niet alleen uit het verslag van het gesprek op 2 april 2015 en de in aansluiting op dat gesprek gestuurde mail (zie 2.15 en 2.16) doch evenzeer uit de verklaring van de zijde van [gedaagde] ter zitting dat zij de teugels strakker wilde aanhalen omdat het functioneren van [eiser] volgens haar te wensen overlaat.
instructieis. Bovendien heeft [Y] in zijn email van 2 april 2015 aan de collega’s kort na het gesprek tussen [K], [H] en [eiser] onder andere geschreven: ‘Hoewel wij hier een ander standpunt over hebben, zullen wij uiteraard het oordeel van de kantonrechter respecteren. Dit betekent dat [eiser] dinsdag a.s. zijn werkzaamheden zal hervatten in [vestigingsplaats]. Hierover zijn met hem afspraken gemaakt.’ Dit klemt met name nu [Y] ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat hij deze mail heeft verstuurd nadat hij op de hoogte was gesteld van het feit dat [eiser] in het gesprek met [K] en [H] had aangegeven in [woonplaats] werkzaam te willen blijven en [Y] bijgevolg in ieder geval moest vermoeden dat van afspraken geen sprake was, doch dit desondanks niet bij [eiser] heeft geverifieerd. Onder deze omstandigheden kan voorshands niet de conclusie worden getrokken dat [gedaagde] aan [eiser] een voorstel heeft gedaan dat voldoet aan de daaraan te stellen criteria.