ECLI:NL:RBMNE:2015:4300

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juni 2015
Publicatiedatum
15 juni 2015
Zaaknummer
3794961
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om ontslag executeur in erfrechtelijke procedure afgewezen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 16 juni 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoekster] tot ontslag van [verweerder] als executeur van de nalatenschap van erflater, [A]. [verzoekster] is erfgenaam en verzoekt om ontslag van [verweerder] op basis van artikel 4:149 lid 2 BW, omdat zij meent dat er gewichtige redenen zijn voor dit ontslag. De kantonrechter heeft de procedure behandeld op 19 mei 2015, waarbij verschillende stukken zijn ingediend en getuigen zijn gehoord.

De kantonrechter heeft overwogen dat erflater is overleden in 2002, onder het oude erfrecht, en dat de benoeming van [verweerder] tot executeur onder de huidige wetgeving valt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerder] zijn taken als executeur nog niet heeft voltooid en dat er geen gewichtige redenen zijn voor ontslag. De redenen die [verzoekster] aanvoert, zoals het gebrek aan inzicht in de nalatenschap en het bevoordelen van andere erfgenamen, zijn door de kantonrechter niet als voldoende zwaarwegend beoordeeld. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat de vertrouwensrelatie tussen [verzoekster] en [verweerder] in het verleden goed was en dat er geen reden is om aan te nemen dat deze nu ernstig verstoord is.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van [verzoekster] afgewezen en geoordeeld dat de kosten van de procedure door elke partij zelf gedragen dienen te worden. De beslissing is in het openbaar uitgesproken, waarbij de kantonrechter heeft benadrukt dat de taak van de executeur eindigt zodra zijn werkzaamheden zijn voltooid, maar dat dit in dit geval nog niet aan de orde is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Familierecht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 3794961 UT VERZ 15-1500

Beschikking van 16 juni 2015

inzake

[verzoekster],

wonende te [woonplaats],
gemachtigde: [gemachtigde], wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [verzoekster];
tegen:

[verweerder],

wonende te [woonplaats],
in zijn hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van na te noemen erflater,
gemachtigde: mr. R.P.J. Hendrikx, advocaat te Mijdrecht,
verder ook te noemen: [verweerder].
[verzoekster] treedt op in haar hoedanigheid van erfgenaam in de nalatenschap van:
[A], geboren te [geboorteplaats] op [1923], overleden te [woonplaats] op [2002], laatste woonplaats [woonplaats], hierna ook te noemen: erflater.

Procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 21 januari 2015;
- het verweerschrift, ter griffie ingekomen op 20 februari 2015;
- de brief van [gemachtigde] van 10 maart 2015, ter griffie ingekomen op 12 maart 2015;
- het herstelde verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 26 februari 2015;
- de fax van mr. Hendrikx, ter griffie ingekomen op 7 mei 2015, met de producties 4 tot en met 8;
- de fax van [gemachtigde], ter griffie ingekomen op 13 mei 2015;
- de fax van mr. Hendrikx, ter griffie ingekomen op 18 mei 2015.
Uit het verzoekschrift blijkt dat [verzoekster] aan de kantonrechter verzoekt [verweerder] als executeur in de nalatenschap van erflater te ontslaan en tevens de volledige administratie van de nalatenschap binnen vijf werkdagen aan [gemachtigde] te overhandigen.
Het verweerschrift strekt tot afwijzing van het verzoek en veroordeling van [gemachtigde] in de kosten van deze procedure.
De zaak is behandeld ter zitting van 19 mei 2015. Verschenen zijn:
- [gemachtigde];
- [verweerder] met zijn advocaat;
- de heer [B];
- mevrouw [C];
- de heer [D], partner van mevrouw [C].
Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.

Feiten

Erflater is overleden op [2002]. Hij heeft over zijn nalatenschap beschikt bij testament, verleden op 24 januari 2002. In dat testament heeft erflater [verweerder] tot executeur benoemd. Verder heeft erflater in dat testament tot zijn enige erfgenamen benoemd, tezamen en voor gelijke delen:
1. de kinderen van zijn zuster, mevrouw [E], te weten:
a. [verzoekster];
b. [gemachtigde];
hierna samen ook te noemen: de erven [verzoekster en gemachtigde];
2) de kinderen van zijn broer, de heer [F], te weten:
a. [G], overleden in 2006;
b. [B];
c. [C].
Volgens het verweerschrift zijn [B] en [C] de rechtsopvolgers van [G], hierna samen ook te noemen: de erven [B en C].
[gemachtigde] is door [verzoekster] gemachtigd haar te vertegenwoordigen bij de afwikkeling van onder andere de nalatenschap van erflater vanaf 1 december 2013.
Op [2003] is de zus van erflater, mevrouw [H], overleden. Zij heeft de erven [B en C] en de erven [verzoekster en gemachtigde] tot haar erfgenamen benoemd. [verweerder] vertegenwoordigt de erven [B en C] bij de afwikkeling van de nalatenschap van [H].

Overwegingen van de kantonrechter

1. Erflater is overleden op [2002], dus toen het oude erfrecht nog van toepassing was. Artikel 133 Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek (verder: Ow) brengt mee dat op de benoeming van [verweerder] tot executeur, aan wie het recht tot inbezitneming van de nalatenschapsgoederen bij testament is toegekend, de huidige afdeling 4.5.6 Burgerlijk Wetboek (verder: BW) van toepassing is. Voor zover erflater onder het oude recht bij de benoeming regelingen heeft getroffen die van afdeling 4.5.6 BW afwijken, gelden deze regelingen.
2. Uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling van de zaak is besproken, begrijpt de kantonrechter dat [verweerder] zijn werkzaamheden als executeur, ondanks het lange tijdsverloop sinds het overlijden van erflater, nog niet heeft voltooid. Dat maakt dat de taak van de executeur nog niet automatisch is geëindigd op grond van artikel 4:149 lid 1 sub a BW.
3. Artikel 4:149 lid 1 sub f BW bepaalt dat de taak van een executeur eindigt door ontslag dat de kantonrechter hem met ingang van een bepaalde dag verleent. De wettelijke grondslag van het verzoek van [verzoekster] is artikel 4:149 lid 2 BW, dat bepaalt dat het ontslag aan de executeur wordt verleend om gewichtige redenen op verzoek van (onder andere) een erfgenaam. Omdat [verzoekster] erfgenaam is van erflater, kan zij de kantonrechter verzoeken de executeur te ontslaan om gewichtige redenen.
4. De kantonrechter overweegt dat een executeur kan worden ontslagen, wanneer hij in ernstige mate tekort is geschoten in de vervulling van zijn taak, maar ook als van één of meer erfgenamen niet kan worden gevergd dat de nalatenschap waarin zij deelgenoot zijn nog langer wordt beheerd door de executeur. Van een gewichtige reden voor ontslag kan ook sprake zijn als door ernstig wantrouwen de persoonlijke vertrouwensrelatie tussen een erfgenaam en een executeur ernstig is verstoord. Het wantrouwen moet dan wel van voldoende omvang en gewicht, langdurig aan de gang en niet aanstonds van grond ontbloot zijn.
5. Als eerste gewichtige reden voor het ontslag wordt aangevoerd dat [verweerder] geen inzicht geeft in de nalatenschap. [verweerder] bestrijdt dit door te stellen dat alle informatie die bij de executeur aanwezig is, ook bij de erfgenamen aanwezig is, dus ook bij [verzoekster]. [gemachtigde] verzocht [verweerder] in een e-mail van 3 januari 2014 als gevolmachtigde van [verzoekster] inzicht in de stukken van de nalatenschap van erflater. [verweerder] verwijst [gemachtigde] in zijn e-mail van 15 januari 2014 naar correspondentie over de boedel van [H] en schrijft dat na afwikkeling daarvan, de boedel van erflater zal volgen en dat hij [gemachtigde] alsdan nader zal berichten.
De kantonrechter overweegt dat in artikel 4:148 BW een uitgebreide informatieplicht van de executeur is neergelegd. De executeur moet aan een erfgenaam alle gewenste inlichtingen geven. [verweerder] stelt dat [verzoekster] over alle informatie beschikt die bij hem aanwezig is en dat, totdat [gemachtigde] zich in 2013 met de afwikkeling van de nalatenschap van erflater ging bezighouden, de verhouding tussen [verweerder] en [verzoekster] goed was. Dat is door [verzoekster] onvoldoende bestreden. De kantonrechter is van oordeel dat het in eerste instantie aan [verzoekster] is de bij haar bekende informatie te verstrekken aan haar gevolmachtigde. Gelet op de stelling van [verweerder] dat alle informatie reeds bij [verzoekster] aanwezig is, is het niet ingaan op het verzoek om inlichtingen door [gemachtigde] namens [verzoekster], geen gewichtige reden voor het ontslag van [verweerder].
6. Als volgende gewichtige reden voor het ontslag stelt [verzoekster] dat [verweerder] advocatenrekeningen heeft betaald voor de erven [B en C] uit de nalatenschap van erflater, die betrekking hebben op de nalatenschap van [H]. [verweerder] verklaart deze handelswijze door te wijzen op de houding van [gemachtigde], die niet mee wilde werken aan de betaling van de nota’s. [verweerder] stelt verder dat de nalatenschap van erflater door zijn handelswijze niet benadeeld wordt, omdat de bedragen worden schuldig verklaard aan de boedel van erflater en dat zich in de boedel van [H] voldoende actief bevindt om de schuld aan de boedel van erflater te voldoen. De kantonrechter overweegt dat betaling van kosten in beginsel dient plaats te vinden uit de nalatenschap, waarop die kosten betrekking hebben, ook als de erfgenamen in beide nalatenschappen dezelfde personen zijn. Echter, als [verweerder] de kosten van de advocaat niet had betaald uit de boedel van erflater, is aannemelijk dat [verweerder] een gerechtelijke procedure had moeten starten om [gemachtigde] tot medewerking aan de betaling van de facturen te bewegen. Het staat vast dat [gemachtigde] daaraan geen medewerking wilde verlenen. Gelet op de kosten die daarmee gemoeid zouden zijn geweest ten laste van de boedel van [H], waarmee dezelfde erfgenamen minder ontvangen uit die boedel, acht de kantonrechter de handelswijze van [verweerder] onder deze omstandigheden praktisch en verklaarbaar.
7. Als derde gewichtige reden voor het ontslag van [verweerder] stelt [verzoekster] dat [verweerder] de erven [B en C] structureel bevoordeelt, door bijvoorbeeld hogere voorschotten uit te keren aan de erven [B en C] dan aan de erven [verzoekster en gemachtigde]. Uit het verweerschrift komt naar voren dat tot de nalatenschap van erflater behoort een onverdeeld aandeel in stukken land, gelegen aan de Loosdrechtse plassen, dat wordt verhuurd voor recreatieve doeleinden. Dit land was eigendom van de ouders van erflater en is krachtens erfopvolging toegekomen aan hun vier (inmiddels overleden) kinderen, waaronder erflater en [H]. Deze onroerende zaak is onverdeeld gebleven. Ten behoeve van een goede exploitatie is een beheersregeling opgesteld. Omdat [gemachtigde] weigerde in te stemmen met die regeling, heeft een kantonrechter de regeling vastgesteld. Deze regeling is in de onderhavige procedure niet overgelegd. Waar [gemachtigde] stelt dat sprake is van uitkering van voorschotten, hetgeen een partiële verdeling is waaraan alle deelgenoten zouden moeten meewerken, kan eveneens sprake zijn van winstuitkeringen volgens de beheersregeling, waarover besloten wordt met meerderheid van stemmen, zoals [verweerder] stelt. Verder betreft deze stelling van [verzoekster] op dit punt de verdeling van de nalatenschap, die de erfgenamen onderling verdeeld houdt. De erfgenamen proberen met een mediator tot overeenstemming te komen over de verdeling. Als het mediationtraject niet slaagt, zal de rechter over de verdeling moeten oordelen. Omdat over de verdeling nog getwist wordt en daarnaast voor de kantonrechter onvoldoende is gebleken dat sprake is van uitkering van voorschotten, is ook deze klacht onvoldoende om [verweerder] te ontslaan.
8. Als vierde gewichtige reden voor het ontslag van [verweerder] stelt [verzoekster] dat [verweerder] niet onafhankelijk is, omdat hij in de nalatenschap van [H] optreedt als gevolmachtigde van de erven [B en C] en hen van advies heeft voorzien.
De kantonrechter begrijpt dat het vertrouwen van [verzoekster] in [verweerder] onder druk kan staan, nu [verweerder] zowel handelt als executeur in de nalatenschap van erflater en als gevolmachtigde van de erven [B en C] in de nalatenschap van [H]. Als de nalatenschap van erflater niet al in dit stadium van afwikkeling was gekomen, had deze dubbelfunctie onder omstandigheden naar het oordeel van de kantonrechter een gewichtige reden voor ontslag kunnen zijn. Immers, voor een goede uitvoering van de executele is een vertrouwensrelatie van de erfgenamen met de executeur nodig. Vanaf het overlijden van erflater in 2002 tot 2013 heeft die vertrouwensrelatie tussen [verzoekster] en [verweerder] ook bestaan. De erfgenamen zijn nu bezig om tot de verdeling van de nalatenschap te komen. Als de executeur in dit stadium zou worden ontslagen, is geen opvolger in het beheer voorhanden, maar gelet op de exploitatie van de tot de nalatenschap behorende onroerende zaak is een beheerder wel noodzakelijk. Daarom is de kantonrechter van oordeel dat de dubbelfunctie van [verweerder], die voor [verzoekster] lange tijd blijkbaar geen reden is geweest om [verweerder] te wantrouwen, in dit stadium van de afwikkeling van de nalatenschap onvoldoende reden is voor het ontslag van de executeur.
9. Gelet op het bovenstaande zijn er geen gewichtige redenen voor het ontslag van [verweerder] als executeur. De kantonrechter zal het verzoek afwijzen. Deze beslissing brengt mee dat het verzoek van [verzoekster] om de volledige administratie van de nalatenschap te overhandigen aan [gemachtigde], ook zal worden afgewezen.
10. De kantonrechter zal de kosten van het geding vanwege de aard van het geschil compenseren in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten dient te dragen.
11. Ten overvloede overweegt de kantonrechter als volgt. Als [verweerder] zijn werkzaamheden als executeur voltooid heeft, eindigt zijn taak als executeur van rechtswege op grond van artikel 4:149 lid 1 sub a BW. Een verzoek tot ontslag treft dan geen doel meer. De wet maakt onderscheid tussen het eindigen van de taak van de executeur en het eind van zijn beheer. Na het eindigen van zijn taak als executeur, kan [verweerder] op grond van artikel 4:150 lid 1 BW het beheer over de goederen van de nalatenschap beëindigen door deze ter beschikking te stellen van de erfgenamen. [verweerder] wil, zo begrijpt de kantonrechter, het beheer over de goederen van de nalatenschap pas overdragen aan de erfgenamen als de nalatenschap is afgewikkeld, omdat erflater in zijn testament heeft bepaald dat de executele zal voortduren totdat zijn nalatenschap geheel zal zijn afgewikkeld en hij uit piëteit jegens erflater het testament wil volgen. Deze onder het oude erfrecht gemaakte bepaling leidt er naar het oordeel van de kantonrechter toe dat, gelet op het eerder genoemde artikel 133 Ow, [verweerder] de bevoegdheid heeft ook na voltooiing van zijn werkzaamheden als executeur de goederen van de nalatenschap te beheren zolang de nalatenschap niet is afgewikkeld.

Beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzochte af;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.T. van Rens, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2015.