ECLI:NL:RBMNE:2015:5133

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2015
Publicatiedatum
10 juli 2015
Zaaknummer
16.659233-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige diefstal met geweld en zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 juli 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen met geweld en zware mishandeling. De verdachte is veroordeeld voor het plegen van twee diefstallen met geweld, (poging) zware mishandeling en diefstal met verbreking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 maart 2015 in Lelystad een pakje shag heeft gestolen van slachtoffer 1, waarbij hij geweld heeft gebruikt. Tevens heeft hij op dezelfde dag een geldbedrag van 200 euro van slachtoffer 2 afhandig gemaakt, ook met geweld. Op 20 maart 2015 heeft de verdachte slachtoffer 3 zwaar lichamelijk letsel toegebracht door deze met een zaklamp op het hoofd te slaan en slachtoffer 4 te duwen, waardoor deze ook letsel opliep. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van vier jaar opgelegd, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen, en heeft besloten dat bijzondere voorwaarden in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling later kunnen worden opgelegd. De benadeelde partijen hebben schadevergoeding gevorderd, welke door de rechtbank grotendeels is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659233-15 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 juli 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1971] te [geboorteplaats] (Suriname),
verblijvende in [verblijfplaats] te [woonplaats].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 23 juni 2015, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.G.M. Lodder, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N.T.R.M. Franken en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 maart 2015 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een pakje shag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1]
- (tegen haar rechterslaap) heeft geslagen en/of
- (vervolgens) (tegen haar linkerknie) heeft geschopt en/of
- (vervolgens) heeft geduwd (waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen) en/of
- een tuinstoel heeft gepakt en/of
- (vervolgens) die tuinstoel (dreigend) boven zijn hoofd heeft gehouden;
2.
hij op of omstreeks 19 maart 2015 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van 200 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer 2]
- (stevig) vast heeft gepakt bij haar bovenlichaam en/of
- haar bril van haar gezicht heeft geslagen of geduwd en/of
- (vervolgens) tegen de muur en/of de pinautomaat aan heeft gedrukt en/of
- (vervolgens) (meermalen) (in haar gezicht) heeft geslagen en/of
- (vervolgens) (met kracht) het geld uit haar handen heeft getrokken (door haar vingers open te trekken);
3.Primair
hij op of omstreeks 20 maart 2015 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en / of te doen vergezellen en / of te doen volgen van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- die [slachtoffer 3] meermalen met een zaklamp, althans een (zwaar) voorwerp tegen het hoofd heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer 3] van de trap heeft geduwd, althans heeft geduwd, ten gevolge waarvan zij van de trap is gevallen en/of
- die [slachtoffer 4] met een zaklamp, althans een (zwaar) voorwerp tegen het hoofd heeft geslagen,

zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

Subsidiair
A.
hij op of omstreeks 20 maart 2015 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken ruggenwervel en/of hoofdletsel en/of een hersenschudding en/of meerdere kneuzingen heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer 3] opzettelijk
- met kracht met een (maglite) zaklamp, althans een hard en/of zwaar voorwerp op/tegen het hoofd te slaan en/of
- met kracht (omver) te duwen en/of
- met kracht vast te pakken en van de trap af/naar buiten te gooien, althans te duwen;
en
B.
hij op of omstreeks 20 maart 2015 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 4], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
met kracht met een (maglite) zaklamp, althans een hard en/of zwaar voorwerp voornoemde [slachtoffer 4] op/tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair
althans indien het onder 3 subsidiair onder B ten laste gelegde niet bewezen
kan worden
hij op of omstreeks 20 maart 2015 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 4] met kracht met een (maglite) zaklamp, althans een hard en/of zwaar voorwerp op/tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 4] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden;

4. Primair

hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2015 tot en met 18 maart 2015 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een schuur (behorende bij een woning gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een motorscooter (merk Aprilla) met helm en/of een (dames)fiets met kinderzitje 4 sportvelgen en/of gereedschap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

Subsidiair
hij in of omstreeks 17 maart 2015 tot en met 18 maart 2015 te Lelystad, althans in Nederland, een motorscooter (merk Aprilla) en/of een helm en/of een (dames)fiets en/of
gereedschap (een tegelsnijder)heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
Verdachte heeft verklaard dat hij daar is geweest en aangeefster heeft geduwd. De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2]. De shag is bij de vriendin van verdachte, [A], aangetroffen. De officier van justitie acht de diefstal met geweld en met bedreiging met geweld wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De officier van justitie acht diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen en heeft daarbij verwezen naar de aangifte, de herkenning door de wijkagent, de omstandigheid dat de kleding die op camerabeelden van het delict te zien zijn bij de vriendin van verdachte zijn aangetroffen en het feit dat vlak voor het delict het saldo van de betaalrekeningen van verdachte bij de desbetreffende pinautomaat is gecontroleerd.
Feit 3
De officier van justitie acht het onder 3 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft daarbij verwezen naar de verklaring van verdachte ter zitting, de aangiftes, de letselverklaringen en het NFI-rapport. Uit de agressie waarmee verdachte is binnengedrongen blijkt dat hij daar was om geld en spullen wederrechtelijk mee te nemen.
Feit 4
De officier van justitie acht het onder 4 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Daarbij heeft zij verwezen naar de aangifte, het feit dat het merendeel van de weggenomen goederen in de schuur bij de vriendin van verdachte is aangetroffen en de verklaring van [A] dat verdachte de goederen daar heeft neergezet. Door het relatief korte tijdsverloop tussen de diefstal en het aantreffen van de goederen acht de officier van justitie de diefstal bewezen.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De raadsman heeft vrijspraak bepleit omdat niet bewezen kan worden dat verdachte het oogmerk had op het wegnemen van een goed en dat hij daarvoor geweld heeft gebruikt.
Feit 2
Op de camerabeelden is niets te zien op de rug van de verdachte. Terwijl op de aangetroffen kleding groot de letters Hugo Boss staan. Er is daarom twijfel of verdachte de dader is, zodat de raadsman voor dit feit vrijspraak bepleit.
Feit 3
De raadsman heeft gesteld dat verdachte van het onder 3 primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat niet blijkt dat verdachte het oogmerk had om zich iets toe te eigenen.
Het letsel van [slachtoffer 4] is niet aan te merken als zwaar lichamelijk letsel, zodat enkel de mishandeling bewezen kan worden.
[slachtoffer 3] is door verdachte geduwd, maar is volgens verdachte daardoor niet gevallen. Het kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat het zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 3] door verdachte is toegebracht.
Feit 4
Primair heeft de raadsman gesteld dat verdachte van zowel het onder 4 primair als subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Verdachte ontkent het feit. Hij verplaatst zich per fiets en kan de weggenomen goederen daarom niet in één keer hebben vervoerd.
Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat hooguit het onder 4 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden gelet op de verklaring van [A].
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Feit 1
Aangeefster heeft verklaard: “Ik woon (…) te Lelystad. (…) Vandaag, 19 maart 2015 (…) kwamen [getuige 2], ik en mijn vriendin [getuige 1] terug uit het ziekenhuis in Lelystad. (…) Toen ik terugkwam en uitstapte op de parkeerplaats bij mijn woning, zag en hoorde ik dat een man die ik ken als [verdachte] (Phonetisch) tegen ons begon te schreeuwen (…) Hierop zag en voelde ik dat ik een harde klap van hem kreeg op de rechterslaap. Hij sloeg met zijn vlakke hand. (…) Vervolgens voelde en zag ik dat hij aan mijn jas trekken. Dit gebeurde zo hard dat ik ten val [2] kwam. (…) Ik voelde en zag dat ik een harde trap tegen mijn linkerknie kreeg van [verdachte] toen ik op de grond lag. Dit deed behoorlijk pijn. (…) Ik zag dat [verdachte] hierna mijn zwarte handtas probeerde te pakken die op de grond gevallen was. Ik was hem net voor. Hij graaide er nog wel snel in. Ik zag dat hij mijn shag van het merk “Zilver zware shag” eruit haalde en daar mee weg liep (…) Ik liep achter hem aan en zei tegen hem dat hij mijn shag terug moest geven. (…) Ik zag dat hij een gevlochten tuinstoel met ijzeren poten uit de voortuin (…) pakte. Ik zag en dat hij dreigde om mij te gaan slaan met deze stoel. Hij hield hem met beide handen dreigend boven zijn hoofd.” [3]
Getuige [getuige 1] verklaart: “Ik zag dat [bijnaam verdachte] doorliep naar [slachtoffer 1] toe en haar met de platte hand op haar hoofd sloeg. [4] (…) Ik zag dat [bijnaam verdachte] met één hand kennelijk met kracht [slachtoffer 1] een duw gaf. Deze duw was zo hard dat [slachtoffer 1] wankelde en op de grond viel. (…) Hierop sloeg [bijnaam verdachte] de handtas van [slachtoffer 1] uit haar handen. Deze viel op de grond,. [bijnaam verdachte] bukte om de handtas van [slachtoffer 1] op te pakken. (…) [bijnaam verdachte] was (…) even afgeleid en daarop kon [slachtoffer 1] zelf haar tas oppakken. [bijnaam verdachte] had nog wel een pakje shag van [slachtoffer 1], dat uit haar tas was gevallen, gepakt en meegenomen. (…) In de voortuin van de woning van [A] hoorde ik [slachtoffer 1] tegen [bijnaam verdachte] zeggen dat ze haar shag terug wilde. Ik zag dat [bijnaam verdachte] een tuinstoel op pakte en met deze stoel [slachtoffer 1] wilde slaan. (…) [bijnaam verdachte] dreigde nogmaals met de stoel maar heeft deze toch losgelaten. (…) [bijnaam verdachte] heeft nog in de tuin van [A] staan schreeuwen maar is uiteindelijk bij [A] de woning ingegaan. (…) [bijnaam verdachte] heet eigenlijk [verdachte].” [5]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij boos was en dat hij aangeefster heeft geduwd. [6]
De rechtbank is van oordeel dat uit bovenstaande blijkt dat verdachte een pakje shag van aangeefster wederrechtelijk heeft weggenomen en dat hij hiertoe geweld heeft gebruikt en gedreigd heeft met geweld. Het feit kan wettig en overtuigend bewezen worden.
Feit 2
Aangeefster heeft verklaard: “Op 19 maart 2014 (…) ben ik (…) richting de Botter te Lelystad gereden. (…) Ik zag bij de pinautomaat een donkere man staan met een zwarte herenfiets. (…) Ik was aan het wachten tot de man weg was. (…) Ik ben naar de pinautomaat gelopen en ik begon met pinnen. Ik heb (100,-) honderd euro ( 2 briefjes van 50,- euro) gepint. Ik had die zelfde middag al (100,-) honderd euro (2 briefjes van 50,- euro) gepint. (…) Opeens voelde ik dat ik beetgepakt werd van achter. Ik voelde twee stevige armen mijn bovenlichaam met stevige kracht omhelsen. Door deze omhelsing viel mijn bril (…) van mijn neus op de grond. Ik heb hierdoor een flinke klap tegen mijn neus aangekregen. (…) Vervolgens voelde ik dat hij 1 van zijn armen [7] losliet en ik voelde dat hij met zijn andere arm nog steviger mij bovenlichaam klemde. Hij drukte mij met zijn lichaam helemaal tegen de pinautomaat aan, ik kon geen kant op. (…) Ik hoorde een mannenstem zeggen: geef hier, geld geld geld. (…) Ik zag dat de man heel snel 2 briefjes van 50 euro uit mijn portemonnee haalde (…) Ik had de (100,-) honderd euro (…) die ik net gepint had nog in mijn rechterhand. De man probeerde deze uit mijn rechterhand te trekken. (…) Ik voelde dat de man met zijn handen, mijn vingers van mijn rechterhand open wilde trekken. Dit gebeurde met veel kracht. (…) ik voelde dat hij met veel kracht de 2 briefjes van 50,- euro uit mijn rechterhand pulkte, hij deed die door mijn vingers open te trekken. (…) De man heeft het geld gepakt en is toen heel snel op zijn fiets gestapt.” [8]
Door verbalisanten zijn de beelden van de camera gericht op de pinautomaat bekeken. Zij verklaren het volgende: “op donderdag 19 maart 2015 te 21:44 uur komt er een man aan gefietst en fietst naar de pinautomaat. (…) Wij zien dat de man geen geld pakt uit de pinautomaat en omstreeks 21:46 uur weer wegfietst. Wij zagen dat de man een donker gekleurde jas aan had met op de achterzijde in grote witte letters “Hugo Boss”(…) Aan de zijkant van de schoen zagen wij drie witte strepen. (…) Op donderdag 19 maart 2015 omstreeks 21:48 uur zagen wij dat de aangeefster wederom bij de pinautomaatr staat. (…) Op 19 maart 2015 omstreeks 21:49 uur zien wij dezelfde manspersoon welke hierboven beschreven word aan komen fietsen. Wij zagen dat zijn linkerhand over de linkerschouder van de aangeefster ging, kennelijk om de portemonnee te pakken van aangeefster. Wij zagen dat de man de portemonnee van de aangeefster vast pakte. [9] (…) Wij zagen op de beelden dat er een worsteling plaats vond tussen de man en de aangeefster. (…) Wij zagen dat de man minimaal 3 klappen met zijn elleboog in het gezicht gaf van de aangeefster. Tevens zagen wij dat de man de aangeefster tegen de muur duwde. (…) Kennelijk is er na de schermutseling iets op de grond gevallen waarbij we zien dat de man wat van de grond af pakte en vervolgens weg fietste in de richting van de Schoener. (…) Deze soortgelijke kleding, die de man droeg tijdens deze straatroof, zijn bij zijn aanhouding op vrijdag 20 maart 2015 in de woning aan de [adres] aangetroffen en inbeslaggenomen.” [10]
Verbalisant [verbalisant] verklaart: “Op vrijdag 20 maart 2015 (…) zag ik (…) via een whatsappgroep een video-opname van een straatroof gepleegd bij de Plusmarkt aan de Botter te Lelystad. Ik, verbalisant, herkende onmiddellijk de mij, ambtshalve, bekende [verdachte] (…) Ik herkende [verdachte] aan de jas, met achterop het opvallende witte embleem, de lengte van de jas en de zwart met witte sportschoenen. Tevens herkende ik, [verdachte] aan zijn manier van bewegen. (…) op 17 maart 2015 (…) hoorde ik (…) dat de verhuurder de spullen van [verdachte] zou overbrengen naar het adres van de ex van [verdachte], mevrouw [B], op het adres [adres] te [woonplaats].” [11]
De logrol van de ING pinautomaat, locatie de Botter te Lelystad is opgevraagd. Hieruit is gebleken dat op 19 maart 2015 om 21.45.17 uur en 21.46.00 uur het saldo is gecontroleerd van rekeningnummers die toebehoren aan verdachte. Om 21.47.10 uur heeft een pinfout plaatsgevonden op een rekening van aangeefster en om 21.49.09 uur heeft een opname plaatsgevonden van de rekening van aangeefster. [12]
De rechtbank is van oordeel dat uit bovenstaande blijkt dat verdachte met geweld geld afhandig heeft gemaakt van aangeefster. Het onder 2 ten laste gelegde feit kan wettig en overtuigend bewezen worden.
Feit 3
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft verklaard: “Op vrijdag 20 maart 2015 tussen 12:00 uur en 12:30 uur was ik in mijn woning aan de [adres] te [woonplaats]. (…) Daar hoorde ik de voordeurbel. [13] (…)Nadat ik de voordeur op een kiertje had gedaan zag ik de eerder beschreven manspersoon staan, ik hoorde hem zeggen: “Waar is [naam]” (…) Toen ik de voordeur weer dicht deed, zag en voelde ik dat de manspersoon met grote kracht tegen de voordeur aan duwde. (…) Plotseling voelde ik erg veel pijn op mijn hoofd, aan de bovenzijde aan de rechterkant. Ik heb niet gezien of en hoe de manspersoon mij sloeg, maar ik voelde wel dat het met een erg hard voorwerp was. Kennelijk heeft de manspersoon mij met opzet en kracht met een hard voorwerp op mijn hoofd geslagen. Direct daarna voelde ik een hele erge pijn aan mijn hoofd, even daarna zag en voelde ik dat er bloed naar beneden drupte langs mijn gezicht. Direct daarop voelde ik dat de man mij met kennelijke opzet en met kracht met zijn twee handen tegen mij aan duwde. (…) Deze duw van de man was zo hard dat ik achter over viel de woonkamer in, op de grond. (…) ik heb vervolgens naar mijn zoon geroepen. (…) Ik zag dat de manspersoon mijn zoon direct daarop kennelijk met kracht en met opzet sloeg met een voorwerp op het hoofd van mijn zoon. (…) Terwijl ik met mijn gezicht naar de voordeur, naar buiten toegekeerd stond, voelde ik plotseling achter mij, dat ik kennelijk met opzet en grote kracht werd vastgepakt bij mijn lichaam. Ik voelde dat ik werd opgetild. (…) Ik weet zeker dat het die manspersoon was die mij optilde. (…) Ik voelde dus dat ik werd opgetild en ik voelde direct daarna dat ik kennelijk met opzet en met grote kracht door de manspersoon naar buiten werd gegooid, buiten de woning, zo door de voordeur, die nog open stond. Ik kan u zeggen dat onder de voordeur een trap is van drie treden. Dus ik maakte een behoorlijk diepe val naar beneden. Ik viel hard op mijn billen, ik voelde direct daarna hevige pijn aan mijn billen en aan [14] mijn rug. (…) Direct daarna voelde ik dat het mis was met mijn rug, ik kon namelijk niet op staan. (…) Door de mishandeling van de manspersoon heb ik de volgende verwondingen opgelopen:
- Ik heb een gebroken ruggenwervel
- hoofdletsel, aan de rechter bovenzijde, hier zitten drie hechtingen in
- een hersenschudding (…)
- kneuzingen, pijn en blauwe plekken aan de billen” [15]
Uit de geneeskundige verklaring van [slachtoffer 3] blijkt het volgende: “Op de SEH van het MC Zuiderzee te Lelystad werd het volgende geconstateerd. Wond van 4-6 cm. lengte op het behaarde hoofd. (…) Op de CT-scan van de rug werd een breuk van het wervellichaam van de tweede lendenwervel gezien. Deze fractuur was instabiel. De wond werd gehecht. (…) In de aangifte verklaard mevrouw dat zij naast de hierboven gegeven informatie van de SEH MC Zuiderzee ook nog diverse blauwe plekken en kneuzingen had en een hersenschudding. (…) Gezien de aard van het incident is dit allemaal heel wel mogelijk. (…) De gebroken lendenwervel zal weer genezen. Maar zij zal er een blijvende knik in de rug van over houden en deze zal klachten blijven geven. [16]
Aangever [slachtoffer 4] heeft verklaard: “Op 20 maart 2015 omstreeks 12:00 uur bevond ik mij in de badkamer. (…) Ik hoorde mijn moeder roepen “[bijnaam slachtoffer 4]”. Dit is een koosnaampje voor mij. (…) Beneden aan de trap zag ik een donkere man aan de eettafel staan. (…) Ik keek vanuit mijn ooghoeken naar mijn moeder en zag haar in de woonkamer op de grond liggen. Ik zag dat er een plas bloed bij haar lag. Voor ik het wist kreeg ik een klap tegen de linkerzijde van mijn hoofd. Ik voelde dat ik werd geslagen met een voorwerp. Dit betreft een groot zwaar voorwerp. Later zag ik dat het een zaklamp betrof. (…) Ik voelde een hevige pijn in mijn hoofd. [17] (…) Ik zag dat mijn moeder bij de voordeur stond. Ik zag dat de man op mijn moeder afrende en haar een duw gaf. Mijn moeder viel hierdoor op de grond. Ze lag buiten voor de voordeur op de grond. (…) Mijn moeder lag beneden aan de trap. Ik zag dat ze met haar rug op de grond lag. Hij heeft haar echt de trap af geduwd. (…) Door dit gebeuren heb ik drie hechtingen aan de linkerkant van mijn hoofd. Ik kan moeilijk eten want de pijn straalt uit naar mijn slaap en vervolgens naar mijn kaak. (…) Ik heb tevens last van mijn rechterpols” [18]
Uit de geneeskundige verklaring van [slachtoffer 4] blijkt dat hij een wond van 5,5 centimeter op het behaarde hoofd links heeft. In het midden daarvan zijn drie agraves (krammen) aangebracht. Hij heeft drukpijn over de linkerslaap, passend bij kneuzing. In dit gebied hechten ook de grote kauwspieren aan. Daarnaast heeft hij drukpijn en enige zwelling aan de bovenzijde van de rechterhand, met name het gebied van de handwortel en de middenhandsbeentjes, passend bij kneuzing. Er is een scan gemaakt. Aangever bleek geen schedelfractuur of bloeding in het hoofd te hebben. De geschatte genezingsduur is drie weken. [19]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zowel aangever als aangeefster eenmaal aan de zijkant van het hoofd heeft geslagen met een zaklamp. Hij heeft aangeefster ook in de woning en voor de deur geduwd, maar daardoor was zij niet gevallen. [20]
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van goederen of geld had, zodat het onder 3 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 3] als zwaar lichamelijk letsel te kwalificeren is, zodat het onder 3 subsidiair A wettig en overtuigend bewezen is.
Door het hard slaan op het hoofd van [slachtoffer 4] met een zaklamp was de kans op zwaar lichamelijk letsel aanzienlijk. Het hoofd is immers een kwetsbaar onderdeel van het lichaam. De rechtbank is daarom van oordeel dat het onder 3 subsidiair B ook wettig en overtuigend bewezen is.
Feit 4
Aangever heeft verklaard: “Hierbij doe ik aangifte van diefstal uit mijn schuur. Deze schuur staat naast mijn woning, gelegen aan de [adres] te [woonplaats]. (…) Ik hoorde van mijn vrouw dat ze had gezien dat op dinsdag 17 maart 2015 omstreeks 17.00 uur de schuur nog intact was. Op woensdag 18 maart 2015 omstreeks 07.00 uur was ik de honden aan het uitlaten. Toen ik weer bij mijn woning kwam zag ik dat het slot van de schuurdeur kapot was. Ik zag dat het onderste gedeelte van het deurbeslag verbogen was. (…) Ik zag dat mijn motorscooter, een Aprilia Scarabeo 200, weggenomen was. (…) In de buddy van de motorscooter zat een zwarte helm van het merk HJC Helmets. Deze is dus ook weggenomen met de scooter. Ik zag dat er een fiets weggenomen was, dit betreft een donkergroene damesfiets van het merk Gazelle. Achterop de fiets zat een hoog zwart kinderzitje. Ik zag ook dat er 4 sportvelgen met zomerbanden weggenomen waren (…) Tevens zag ik dat er handgereedschap voor tegelwerkzaamheden, een bouwmixer en mijn tegelsnijder (TX70) weggenomen waren.” [21]
Uit het proces-verbaal van bevindingen PL0900-2015084953-7 blijkt het volgende: “Op zaterdag 21 maart 2015 (…) De verdachte werd aangehouden bij de woning van betrokkene [A] alwaar in de schuur een motorscooter werd aangetroffen welke van diefstal afkomstig bleek te zijn. (…) Zij pakte vervolgens haar sleutels en deed de schuur voor ons open waar wij, verbalisanten, de weggenomen fiets zagen staan en de tegelsnijder in een rode koffer zagen staan. (…) [A] liep vervolgens naar binnen en kwam terug met een zwarte helm in haar handen. [A] verklaarde dat deze helm niet van haar was en ineens in haar woning lag. [A] verklaarde dat haar medebewoner, verdachte [verdachte], deze helm kennelijk mee naar binnen had genomen.” [22]
Uit de beslaglijsten blijkt dat onder [A] in beslag is genomen een tegelsnijder tx70, handgereedschap voor tegelwerkzaamheden en een bouwmixer [23] , een groene Gazelle damesfiets met een zwart hoog kinderzitje achterop [24] en een helm van het merk Hjc Helmets Is-33. [25] Aangever heeft zijn goederen herkend. [26]
[A] woont op het adres [adres] te [woonplaats]. [27] Zij had, op 20 maart 2015, aan verbalisanten verklaard dat [verdachte] een motorfiets in haar schuur heeft gezet in de nacht van zondag op maandag. [28]
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het bovenstaande, het relatief korte tijdsverloop tussen de diefstal en het aantreffen van de goederen bij de woning waar verdachte verblijft in samenhang met de aanwezigheid van bijna alle weggenomen goederen, het onder 4 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 19 maart 2015 te Lelystad met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een pakje shag, toebehorende aan [slachtoffer 1],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1]
- tegen haar rechterslaap heeft geslagen en
- vervolgens tegen haar linkerknie heeft geschopt en
- vervolgens heeft geduwd waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en
- een tuinstoel heeft gepakt en
- vervolgens die tuinstoel dreigend boven zijn hoofd heeft gehouden;
2.
hij op 19 maart 2015 te Lelystad met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van 200 euro, toebehorende aan [slachtoffer 2],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer 2]
- stevig vast heeft gepakt bij haar bovenlichaam en
- haar bril van haar gezicht heeft geslagen of geduwd en
- vervolgens tegen de muur en de pinautomaat aan heeft gedrukt en
- vervolgens meermalen in haar gezicht heeft geslagen en
- vervolgens met kracht het geld uit haar hand heeft getrokken door haar vingers open te trekken;

3. Subsidiair

A.
hij op 20 maart 2015 te Lelystad aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken ruggenwervel en hoofdletsel en een hersenschudding en meerdere kneuzingen heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer 3] opzettelijk
- met kracht met een zaklamp op/tegen het hoofd te slaan en
- met kracht omver te duwen en
- met kracht vast te pakken en van de trap af/naar buiten te gooien, althans te duwen;
en
B.
hij op 20 maart 2015 te Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 4], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met kracht met een (maglite) zaklamp, voornoemde [slachtoffer 4] op/tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

4. Primair

hij in de periode van 17 maart 2015 tot en met 18 maart 2015 te [woonplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een schuur (behorende bij een woning gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een motorscooter (merk Aprilla) met helm en een damesfiets met kinderzitje 4 sportvelgen en gereedschap, toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van verbreking.

Van het onder 1, 2, 3 subsidiair en 4 primair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Feit 1: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Feit 2: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Feit 3 subsidiair onder A: zware mishandeling.
Feit 3 subsidiair onder B: poging zware mishandeling.
Feit 4: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Zij heeft daarbij rekening gehouden met ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte voor de geweldscomponenten. Tevens heeft de officier van justitie aangegeven dat de door de deskundigen geadviseerde bijzondere voorwaarden plaats kunnen vinden in het kader van de V.I.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf gewezen op het psychiatrische rapport. Sinds 2013 gaat het slechter met verdachte, zodat een voorwaardelijk strafdeel met reclasseringscontact van belang is voor verdachte. De raadsman heeft verzocht voor een onvoorwaardelijk strafdeel te volstaan met de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstallen en aan geweldsdelicten. Hij heeft enkel gedacht aan zijn eigen geldelijk gewin en heeft geen acht geslagen op de gevolgen van zijn slachtoffers. Om te krijgen wat hij wilde hebben, heeft verdachte ook fors geweld gebruikt. Ook is verdachte een woning binnengedrongen en heeft daar de aanwezige personen hard op het hoofd geslagen met een zaklamp en vervolgens aangeefster naar buiten geduwd van een trap af. Aangeefster heeft hierbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Zij heeft enige tijd buiten voor de deur gelegen. Hierdoor konden ook toevallige voorbijgangers geconfronteerd worden met het door verdachte toegepaste geweld. Dit soort gedragingen zorgt voor een groot gevoel van onveiligheid in de maatschappij en bij de slachtoffers in het bijzonder. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
De rechtbank heeft rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 1 mei 2015, waaruit blijkt dat verdachte (enige jaren) eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten en voor geweldsdelicten.
Tevens houdt de rechtbank bij haar beslissing rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, waarbij voor straatroof met licht geweld of verbale bedreiging een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden is genoemd en voor een woninginbraak een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Ten aanzien van de zware mishandeling en de poging zware mishandeling zoals in feit 3 subsidiair A en B bewezen is verklaard, zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten voor een woningoverval. Hoewel voor dit feit niet bewezen is dat verdachte het oogmerk had op wederrechtelijke toe-eigening, is de feitelijke situatie niet anders. Aangevers zijn in hun woning aangevallen door verdachte en hebben dit moeten bekopen met (zwaar) lichamelijk letsel.
Voor een woningoverval wordt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar genoemd.
Over verdachte is een psychiatrisch rapport opgemaakt op 20 juni 2015 door drs. I.N.K. Aga-Kulijeva, psychiater in opleiding en drs. T.A. Wouters, psychiater. Uit dit rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van een depressieve stoornis, middelenafhankelijkheid en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens te weten een persoonlijkheidsstoornis NAO met afhankelijke en antisociale trekken. Ten aanzien van de vermogenscomponent van de feiten wordt verdachte volledig toerekeningsvatbaar geacht. De rapporteurs hebben ten aanzien van de geweldscomponent van de feiten geadviseerd om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Onbehandeld is het risico op recidief heel aannemelijk.
Rapporteurs adviseren om een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met als voorwaarde het opstarten van een ambulante behandeling bij een FACT team in de vorm van antidepressieve en anti psychotische medicatie en gesprekken bij GGZ Centraal en behandeling gericht op het verminderen van het middelengebruik en de cannabisafhankelijkheid door deskundigen op het gebied van verslaving. Dit moet plaats vinden onder toezicht van de reclassering.
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusie van de deskundigen met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte over en maakt deze tot de hare.
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met het reclasseringsadvies van 22 juni 2015 opgesteld door [reclasseringsmedewerker], reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat een volledig onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De bijzondere voorwaarden zoals zijn geadviseerd door de deskundigen kunnen later plaatsvinden in het kader van een V.I., zodat de rechtbank deze nu niet op zal leggen.

9.BESLAG

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen schoenen en kleding terug kan naar de verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten (voor zover dit nog niet heeft plaatsgevonden) van de aan hem toebehorende goederen, te weten 1 paar Adidas L.A Trainer II schoenen wit/zwart (pagina 526), 1 zwarte Nickelson jas, 1 blauwe Hugo Boss Dubbelzijdige jas (pagina 527), 1 paar Nike schoenen grijs/blauw met oranje zool, 1 paar Nike schoenen zwart met rode zool en 1 zwarte gewatteerde jas (pagina 716), aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

10.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting hebben [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 4] en [benadeelde] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder respectievelijk 1, 2, 3 subsidiair onder B en 4 primair ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partijen begroot op een bedrag van respectievelijk € 452,36, € 1.007,22, € 1.743,24 en € 1.782,68.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] kan worden toegewezen met uitzondering van de kosten van het pakje shag. Voor dat deel heeft de officier van justitie gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] heeft de officier van justitie gesteld dat deze vordering geheel kunnen worden toegewezen.
Met betrekking tot de vordering van [benadeelde] heeft de officier van justitie gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, maar dat voor de velgen en banden in totaal € 800,00 kan worden toegekend. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard te worden.
Ten aanzien van alle vorderingen heeft de officier van justitie gevorderd de wettelijke rente toe te kennen en de schadevergoedingsmaatregel toe te passen.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft de raadsman gesteld dat deze moeten worden afgewezen dan wel de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard moeten worden gelet op de door hem bepleite vrijspraak.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] heeft de raadsman zich gerefereerd.
De raadsman heeft gesteld dat de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaard moet worden in zijn vordering, omdat bij verdachte geen banden en velgen zijn aangetroffen, een offerte niet duidelijk genoeg is en cilindersloten niet voor vergoeding in aanmerking komen bij de door de raadsman bepleite vrijspraak van de diefstal.
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 445,16, bestaande uit € 425,- immateriële schade en € 20,16 aan materiële schade, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
Ten aanzien van het meer gevorderde, de vergoeding van het pakje shag, is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij de shag terug had kunnen krijgen en dat dit daarom niet meer voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in de vordering voor dat deel niet ontvankelijk is en dat de vordering ter zake dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
[slachtoffer 2]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 2 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 1.007,22, bestaande uit € 575,- immateriële schade en € 432,22 aan materiële schade, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
[slachtoffer 4]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 3 subsidiair onder B bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 1.743,24, bestaande uit € 750,- immateriële schade en € 993,24 aan materiële schade, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
[benadeelde]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [benadeelde] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 4 primair bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 1.409,18, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De vordering van de benadeelde partij levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het meer gevorderde een onevenredige belasting op van het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in de vordering voor dat deel niet ontvankelijk is en dat de vordering ter zake dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 36f, 45, 57, 302, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 3 primair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3 subsidiair A en B en 4 primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1, 2, 3 subsidiair A en B en 4 primair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar, zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen voorwerpen (voor zover deze voorwerpen nog niet zijn geretourneerd), te weten:
- 1 paar Adidas L.A Trainer II schoenen wit/zwart,
- 1 zwarte Nickelson jas,
- 1 blauwe Hugo Boss dubbelzijdige jas,
- 1 paar Nike schoenen grijs/blauw met oranje zool,
- 1 paar Nike schoenen zwart met rode zool
- 1 zwarte gewatteerde jas;
Benadeelde partij
[slachtoffer 1]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te Lelystad, van een bedrag van € 445,16, (zegge: vierhonderdvijfenveertig euro en zestien cent) bestaande uit € 425,- immateriële schade en € 20,16 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 19 maart 2015, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 445,16 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor wat het meer gevorderde betreft in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
[slachtoffer 2]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te Lelystad, van een bedrag van € 1.007,22, (zegge: duizendzeven euro en tweeëntwintig cent) bestaande uit € 575,- immateriële schade en € 432,22 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 19 maart 2015, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.007,22 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
[slachtoffer 4]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4], wonende te Lelystad, van een bedrag van € 1.743,24, (zegge: zeventienhonderddrieënveertig euro en vierentwintig cent) bestaande uit € 750,- immateriële schade en € 993,24 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 20 maart 2015, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.743,24, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
[benadeelde]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde], wonende te Lelystad, van een bedrag van € 1.409,18 (zegge: veertienhonderdnegen euro en achttien cent) bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 18 maart 2015, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.409,18 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 24 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Couperus-van Kooten, voorzitter, mrs. A. van Holten en F.H. Schormans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juli 2015.
Mr. Van Holten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2015086174, doorgenummerd 1 tot en met 16, 100 tot en met 117, 501 tot en met 531, 601 tot en met 632, 701 tot en met 806 zaak 3 en 801 tot en met 818.
2.Pagina 501.
3.Pagina 502.
4.Pagina 506.
5.Pagina 507.
6.Verklaring van verdachte zoals opgenomen in het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 23 juni 2015.
7.Pagina 601.
8.Pagina 602.
9.Pagina 611.
10.Pagina 612.
11.Pagina 613.
12.Pagina 629.
13.Pagina 761.
14.Pagina 762.
15.Pagina 763.
16.Een geneeskundige verklaring – Letselbeschrijving, opgesteld op12 juni 2015 door dhr. S. van den Berg, forensisch arts KNMG, FMG. GGD Flevoland betreffende [slachtoffer 3].
17.Pagina 720.
18.Pagina 721.
19.Pagina 765.
20.Verklaring van verdachte zoals opgenomen in het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting op 23 juni 2015.
21.Pagina 801.
22.Pagina 809.
23.Pagina 810.
24.Pagina 812.
25.Pagina 814.
26.Pagina 818.
27.Pagina 713.
28.Pagina 714.