ECLI:NL:RBMNE:2015:5581
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van omgangsregeling en schriftelijke aanwijzing in een jeugdzorgzaak
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 juli 2015 uitspraak gedaan in een verzoek van Samen Veilig Midden-Nederland (de GI) tot bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing betreffende de omgang van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met hun moeder. De GI had eerder op 15 juni 2015 een schriftelijke aanwijzing gegeven aan de vader, waarin hij werd verzocht mee te werken aan de omgang tussen de kinderen en hun moeder. De vader had echter niet meegewerkt, wat leidde tot het verzoek van de GI om de aanwijzing te bekrachtigen, inclusief een dwangsom van EUR 100,00 per keer bij niet-nakoming.
Tijdens de zitting werd duidelijk dat de vader inmiddels weer meewerkte aan de omgang, maar de kinderrechter oordeelde dat het belangrijk was om de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen, gezien de eerdere weigering van de vader om mee te werken. De kinderrechter benadrukte dat de GI op grond van artikel 1:263 van het Burgerlijk Wetboek bevoegd is om dergelijke aanwijzingen te geven en dat deze aanwijzingen in het belang van de minderjarigen moeten zijn. De kinderrechter besloot de dwangsom niet op te leggen, omdat de vader nu zijn medewerking verleende en de ondertoezichtstelling van de kinderen recent was uitgesproken.
De kinderrechter bekrachtigde de aanwijzing van de GI en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad, maar wees het verzoek om een dwangsom af. De kinderrechter merkte op dat het aan de vader is om de omgangsregeling na te leven en dat, mocht hij in de toekomst de omgang frustreren, een nieuw verzoek tot het opleggen van een dwangsom mogelijk zou zijn.