1.2.Het appartementengebouw van VvE C grenst direct aan de oostzijde van het kantoorgebouw. Het appartementengebouw van VvE A grenst aan de oostzijde van het gebouw van de VvE C. Het parkeerterrein gelegen achter het kantoorgebouw en beide appartementengebouwen is in gemeenschappelijk eigendom van de VvE A, VvE C en de eigenaar van het kantoorgebouw, Vastned. De op het terrein gelegen parkeerplaatsen zijn middels een akte verdeeld. Volgens deze verdeling zijn er 32 parkeerplaatsen beschikbaar voor het kantoorgebouw.
2. Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Zeist Centrum e.o.” rust op het perceel aan de [naam] 1/[adres] de bestemming “Kantoor” met de dubbelbestemmingen “Waarde-Archeologie-2” en “Waarde-Cultuurhistorie-2”.
Niet in geschil – en ook de rechtbank stelt vast – dat het gebruik van het kantoorgebouw voor woondoeleinden, in strijd is met artikel 12 van de planregels van het geldende bestemmingsplan.
3. Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden in strijd met een bestemmingsplan. Op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3º, van de Wabo kan een omgevingsvergunning voor een dergelijke activiteit worden verleend indien deze niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Op de voet van artikel 2.27 van de Wabo in samenhang gelezen met artikel 6.5, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht (Bor) kan een omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3º, van de Wabo niet worden verleend dan nadat de gemeenteraad heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft.
4. Op 24 juni 2014 heeft de gemeenteraad voornoemde verklaring van geen bedenkingen verleend voor het project. Vervolgens heeft verweerder met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3º, van de Wabo in het bestreden besluit toestemming verleend om van het bestemmingsplan af te wijken.
Voor het realiseren van het bouwplan is op de voet van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo eveneens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen vereist. Verweerder heeft desgevraagd ter zitting mede gedeeld dat die omgevingsvergunning kort voor de zitting is verleend. Die vergunning ligt thans niet ter beoordeling van de rechtbank voor.
5. Eisers voeren allereerst aan dat het realiseren van startersappartementen naast hun appartementen in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het leefritme van de bewoners van de appartementen van de VvE’s, waarvan het merendeel senioren is, verschilt immers van het leefritme van de toekomstige bewoners van de startersappartementen.
6. Verweerder heeft voor zijn oordeel dat het bouwplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening verwezen naar het beleid van de gemeente Zeist, opgenomen in de Structuurvisie Zeist 2020 en Woonvisie 2013-2015. Uit de Structuurvisie 2020 volgt dat er op dit moment een tekort is aan woningen voor starters en dat de gemeente deze groep wil faciliteren. Daarbij wordt in eerste instantie gekeken naar locaties voor transformatie. Genoemd worden verouderde kantoren of bedrijfshallen. Het bouwplan dat bestaat uit het transformeren van een bestaand kantoorpand in startersappartementen past daarmee in verweerders beleid. Uit de Woonvisie 2013-2015 volgt voorts dat de gemeente Zeist streeft naar verscheidenheid in woningtypen en woonmilieus. Het bouwplan, dat voorziet in woningdifferentiatie, is eveneens in overeenstemming met dit beleid. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voornoemd beleid van verweerder onredelijk te achten. Ook anderszins ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het realiseren van startersappartementen naast appartementen waarin veel senioren wonen in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Dat in een stedelijke omgeving een verscheidenheid van doelgroepen en woonfuncties samen komen, kan in zijn algemeenheid niet leiden tot de conclusie dat dit in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Dat in dit concrete geval daarvan wel sprake is, is niet gebleken. Het verschil in leefritme zal niet een daadwerkelijke verslechtering van het woon- en leefklimaat van bewoners van eisers appartementencomplex teweeg brengen. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eisers voeren verder aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de bewoners van hun appartementencomplexen. In dat kader wijzen zij op de vermindering van het uitzicht van de bewoners, doordat fietsen van de toekomstige bewoners van de startersappartementen voor het gebouw zullen worden gestald. Daarvoor is inpandig onvoldoende bergruimte. Ook zullen er volgens eisers extra vuilcontainers op het parkeerterrein worden geplaatst voor de toekomstige bewoners. Verder vrezen eisers voor een toename van het aantal verkeersbewegingen, met name in de avonduren. Daarbij wijzen zij er op dat de slaapkamers van de appartementen aan de zijde van de parkeerplaats zijn gelegen. Ter zitting voegen eisers hier nog aan toe dat zij eveneens vrezen dat er onvoldoende parkeerplaatsen voor de bewoners van hun appartementencomplexen overblijven. Daarbij hebben zij naar voren gebracht dat de bewoners in de huidige situatie parkeren op de parkeerplaatsen voor het kantoorgebouw, omdat het aantal parkeerplaatsen voor de appartementencomplexen onvoldoende is.