ECLI:NL:RBMNE:2015:5613

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2015
Publicatiedatum
28 juli 2015
Zaaknummer
16-228759-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zwaar lichamelijk letsel door schuld bij het onvoorzichtig bijvullen van een gourmetstel

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 11 maart 2015, staat de verdachte terecht voor het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij een ander door onvoorzichtig handelen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 11 februari 2012, waarbij de verdachte tijdens een gourmetavond met het slachtoffer, [slachtoffer], een fles spiritus in een gourmetstel goot terwijl er een andere brander met open vuur vlakbij stond. Dit leidde tot een steekvlam die het slachtoffer ernstig verwondde, met 2e en 3e graads brandwonden aan zijn borst, armen en gezicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld door de spiritus te gieten in de brander zonder rekening te houden met de nabijheid van open vuur.

Tijdens de zitting op 25 februari 2015 heeft de verdachte verklaard dat hij niet de intentie had om schade te veroorzaken, maar de rechtbank oordeelde dat hij had moeten voorzien dat zijn handelen een groot risico met zich meebracht. De rechtbank achtte de schuld van de verdachte bewezen en veroordeelde hem tot een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van immateriële schadevergoeding aan het slachtoffer van € 20.000,- en materiële schade van € 1.931,85, met wettelijke rente vanaf de datum van het ongeval.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de verwondingen van het slachtoffer, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld, wat meeweegt in de strafmaat. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waaronder artikel 308, dat betrekking heeft op de schuld van de verdachte in het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/228759-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 11 maart 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1971] te [geboorteplaats] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
verblijvende te [adres] , [wijk] [woonplaats] , Verenigde Arabische Emiraten.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. R. Polderman, advocaat te Alkmaar.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat:
het aan de schuld van verdachte te wijten is dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft, te weten brandwonden, heeft bekomen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft opgemerkt dat het duidelijk is dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De verdediging heeft aangevoerd dat de verwijtbaarheid van verdachte niet bewezen kan worden en dat er sprake is van een samenloop van trieste omstandigheden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende. [1]
[slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer] ) heeft verklaard dat hij op 11 februari 2012 aan het gourmetten was met verdachte en twee van zijn kinderen bij verdachte thuis in Utrecht. Na ongeveer 15 á 20 minuten ging het reservoir van het gourmetstel van verdachte uit. [slachtoffer] zag dat verdachte naar de keuken liep en terug kwam met de fles spiritus. [slachtoffer] zat op dat moment 40 á 50 centimeter van het gourmetstel af. De fles spiritus betrof een literfles. [slachtoffer] zag dat er geen doseerdop opzat en dat de fles dezelfde opening had als bijvoorbeeld een fles cola. [slachtoffer] zag dat verdachte de spiritus vervolgens zomaar in het open reservoir begon te gieten. Het reservoir van aangever brandde op dat moment nog en deze stond open. Het reservoir van aangever stond ongeveer 15 centimeter naast het reservoir waar verdachte de spiritus ingoot. [slachtoffer] zag dat er spetters spiritus uit het reservoir spatten. [slachtoffer] schrok en schoof snel zijn stoel achteruit. Plots zag [slachtoffer] een grote steekvlam en voelde dat hij in brand stond. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij aan het gourmetten was met [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) en twee van zijn kinderen. Toen de brander van verdachte uitging, heeft verdachte een fles spiritus gepakt en de brander bijgevuld. Er schoot toen een vlam in de richting van [slachtoffer] . [3]
Uit de medische verklaring van 11 februari 2012 betreffende [slachtoffer] blijkt dat hij 2e en 3e graads brandwonden heeft opgelopen aan zijn borst, linker arm, rechter arm en aangezicht. [4]
Uit een aanvullende medische verklaring van 25 maart 2013 blijkt dat [slachtoffer] twee keer is geopereerd en uitgebreide huidtransplantaties heeft ondergaan. Er is sprake van 26% totaal verbrand lichaamsoppervlak (TVLO). Er is sprake van uitgebreide littekens waarvoor in de toekomst correctieoperaties nodig zullen zijn. [5]
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door op bovenomschreven wijze met spiritus de brander van een gourmetstel bij te vullen zodanig onzorgvuldig en onvoorzichtig heeft gehandeld dat het aan zijn schuld te wijten is dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen. De verwijtbaarheid van verdachte ligt naar het oordeel van de rechtbank daarin dat hij de spiritus in de brander heeft geschonken terwijl op zeer korte afstand nog een brandende houder met open vuur stond. Verdachte had kunnen en moeten voorzien dat door zijn handelen een groot risico op een steekvlam ontstond en dat hij daarmee de lichamelijke gezondheid van anderen in gevaar bracht. Verdachte heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 11 februari 2012 te Utrecht, in een woning aldaar aanmerkelijk onvoorzichtig een gedoofde brander van een gourmetset met spiritus heeft bijgevuld terwijl een tweede brander met open vuur -vlak naast die gedoofde brander- in werking was, door welke handelswijze van hem, verdachte, een steekvlam ontstond in de richting van [slachtoffer] en deze [slachtoffer] vervolgens werd geraakt en vervolgens in de brand vloog, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten 2e en 3e graads brandwonden aan diens gelaat en borst en armen heeft bekomen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en subsidiair verzocht een voorwaardelijke werkstraf op te leggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich aanmerkelijk onvoorzichtig gedragen door spiritus te gieten in een brander van een gourmetstel terwijl daar vlakbij open vuur aanwezig was en er mensen rondom het gourmetstel zaten. Verdachte heeft zodanig gehandeld dat hij anderen in gevaar heeft gebracht. De steekvlam die is ontstaan heeft zware brandwonden bij de aangever veroorzaakt. De gevolgen hiervan zal hij zijn leven lang met zich mee dragen.
De rechtbank heeft gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en dat er gelet op een veroordeling van 15 november 2012 toepassing dient te worden gegeven aan artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Alles afwegende, mede gelet op de ouderdom van de zaak, is de rechtbank van oordeel dat een geheel voorwaardelijke taakstraf, zoals door de officier van justitie is gevorderd, passend en geboden is.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De behandeling van de vordering van [slachtoffer] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 21.931,85 (zegge: eenentwintigduizendnegenhonderdeenendertig euro en vijfentachtig eurocent) te weten
€ 20.000,-- aan immateriële schade en € 1.931,85 aan materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De rechtbank zal dit bedrag vermeerderen met de wettelijke rente.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 308 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 60 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen.
Bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van op € 21.931,85 (zegge: eenentwintigduizendnegenhonderdeenendertig euro en vijfentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 11 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] € 21.931,85 (zegge: eenentwintigduizendnegenhonderdeenendertig euro en vijfentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 11 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 144 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, voorzitter, mrs. J. Ebbens en G.A. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 maart 2015.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 februari 2012 te Utrecht, in een woning aldaar,
grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig,
een (gedoofde) brander van een gourmetset met (brand)spiritus heeft (bij)gevuld
het moment dat deze (gedoofde) brander onvoldoende was (af)gekoeld en/of
terwijl een tweede brander met open vuur -vlak naast die (gedoofde) brander-
in werking was,
door welke handelswijze van hem, verdachte, een steekvlam ontstond in de
richting van [slachtoffer] en/of deze [slachtoffer] (vervolgens) werd geraakt en/of
(vervolgens) in de brand vloog,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat voornoemde [slachtoffer] zwaar
lichamelijk letsel, te weten 2e en/of 3e graads brandwonden (aan diens gelaat
en/of borst en/of arm(en) en/of hand(en), in elk geval diens lichaam) heeft
bekomen,
althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of
verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van die
[slachtoffer] is ontstaan;
art 308 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier (registratienummer PL091A 2012033866) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 3 tot en met 5.
3.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 februari 2015.
4.De medische verklaring betreffende [slachtoffer] , pagina 19 en 20.
5.De medische verklaring betreffende [slachtoffer] , pagina 22.