8.3.De voorzieningenrechter merkt nog op dat verweerder in de omgevingsvergunning schrijft dat deze vergunning haar geldigheid verliest vanaf de dag na 27 september 2015, omdat tot die datum de evenementenvergunning geldig is. De voorzieningenrechter kan daarom de opmerking van verzoekers op dit punt niet volgen.
9. Verweerder 1 heeft aan de evenementenvergunning ten grondslag gelegd dat de PlayFountain een evenement is in de zin van de Algemene plaatselijke verordening Baarn 2012 (Apv). Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de duur geen onderdeel van de definitie van een evenement in artikel 2:24 van de Apv en dat in de tekst of de toelichting ook geen aanknopingspunt is te vinden voor die interpretatie.
Verweerder 1, en later 2 met het derde primaire besluit, hebben daarnaast aan de evenementenvergunning geluidvoorschriften verbonden. Deze houden in dat de geluidsnorm op de gevel van de dichtstbijzijnde woning voor de dag- en avondperiode een gemiddeld niveau van respectievelijk 70 en 65 dB(A) en een maximaal piekgeluid van respectievelijk 90 en 85 dB(A) is.
10. Verzoekers voeren aan dat de PlayFountain geen evenement is, omdat de periode van bijna twee maanden daar te lang voor is. Daarnaast voeren verzoekers aan dat de geluidsvoorschriften niet zijn gemotiveerd en dat deze daarom in strijd zijn met de beginselen van behoorlijk bestuur. Dit is des te kwalijker, omdat bij verweerder bekend is dat verzoekers geluidsoverlast ondervinden. Het gaat om een overschrijding die het woon- en leefklimaat ernstig aantast.
11. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat 65 tot 70 dB(A) niet exceptioneel hoog is. Dit is een gangbare geluidsnorm voor muziek. Of het muziekje irritant is speelt daarbij geen rol, omdat dit te subjectief is om als norm te dienen. Daarnaast is het normaal om 20 dB(A) geluidruimte te geven voor piekgeluid. Dit zou een reële verruiming zijn.
12. De voorzieningenrechter oordeelt dat de definitie van het begrip evenement in de APV inderdaad ruim is geformuleerd, zodat de PlayFountain hier naar voorlopig oordeel terecht ook onder is gebracht. Voorts heeft verweerder 2 de geluidsvoorschriften in het aanvullende besluit en ter zitting voldoende onderbouwd. Deze beide besluiten zullen naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de heroverweging in stand kunnen blijven. Daarnaast heeft verweerder toegezegd de geluidsnormen te gaan controleren en zo nodig handhaven. In wat verzoekers aanvoeren ziet de voorzieningenrechter daarom geen reden op dit punt het verzoek te toe wijzen.
13. Het gebruik van de Playfountain is in strijd met het bestemmingsplan en hiervoor is geen vergunning verleend. Dat maakt dat het gebruik van de PlayFountain illegaal is. Dit volgt uit het bestemmingsplan in combinatie met de onvolledige omgevingsvergunning. De overweging van verweerder in de omgevingsvergunning dat geen vergunning is vereist om af te wijken van het bestemmingsplan, kan niet in stand blijven. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om het verzoek een voorlopige voorziening te treffen toe te wijzen en te bepalen dat de omgevingsvergunning wordt geschorst tot zes weken na de beslissingen op bezwaar van verzoekers.
De voorzieningenrechter merkt hierbij ter voorlichting van partijen nog op dat bij een wijziging van de omstandigheden (bijvoorbeeld door het alsnog legaliseren van het gebruik in strijd met het bestemmingsplan) kan worden verzocht om opheffing van deze voorlopige voorziening.
Voor de volledigheid zal de voorzieningenrechter ook de evenementenvergunning zoals verleend door verweerder 1 schorsen voor zover daar geluidsvoorschriften aan zijn verbonden.
14. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt (2 x € 167,-).
15. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980,- voor zowel verzoekers [verzoeker 1] en [verzoeker 2] als voor verzoeker [verzoeker 3] (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1).