Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[verzoeker sub 1] ,
[verzoekster sub 2],
[verzoeker sub 3],
1.De procedure
- het verzoekschrift tot een beslissing in een deelgeschil ex artikel 1019w e.v. Rv, ter griffie ingekomen op 4 december 2014;
- het verweerschrift ex artikel 1019w e.v. Rv, ter griffie ingekomen op 6 februari 2015;
- de brief van 10 februari 2015, waarbij de producties 6 en 7 namens [verzoeker sub 1] worden overgelegd;
- de mondelinge behandeling, gehouden op 19 februari 2015;
- de “Aantekeningen t.b.v. mondelinge behandeling” van mr. Keizer;
- het proces-verbaal van behandeling van een verzoekschrift ex artikel 1019w Rv.
2.De feiten
3.Het deelgeschil
4.De beoordeling
Partijen hebben ervoor gekozen om de vaste en variabele lasten in de situatie zonder en na overlijden niet concreet te benaderen, maar om (behoudens de toegenomen kosten aan huishoudelijke hulp en BSO) aan te knopen bij de nieuwe rekenmethode, waarbij deze lasten (en de wijzigingen daarin) op abstracte wijze worden benaderd. Als (mede)auteur van de notitie Denktank Overlijdensschade veronderstel ik u met die nieuwe berekeningswijze wel genoegzaam bekend.” Op het moment dat de conceptbrief volgens mr. Keizer volledig was en verzonden zou kunnen worden aan het NRL is aan Dekra de vraag gesteld, telefonisch en schriftelijk via e-mail, of de conceptbrief akkoord was. De reactie namens Dekra laat dan, gezien het e-mailbericht van 15 oktober 2013, naar het oordeel van de rechtbank niets aan duidelijkheid te wensen over: “
De NRL brief is akkoord.” Dit betekent dat akkoord wordt gegaan met de inhoud van die brief en daarmee tevens wordt ingestemd met de in die brief genoemde wijze van berekening, de rekenmethodiek Denktank Overlijdensschade. De verweren die HEMA aanvoert kunnen niet tot een ander oordeel leiden. Dat Dekra (enkel) heeft ingestemd met het in het kader van een pilot laten maken van een berekening op basis van de conceptnotitie Denktank Overlijdensschade versie januari 2013, blijkt daaruit niet. Met de woorden “
De NRL brief is akkoord.” wordt naar het oordeel van de rechtbank ingestemd met de hiervoor gegeven zinsnede uit die brief en dus met de rekenmethode die daarin genoemd wordt. HEMA voert verder aan dat Dekra als zij had geweten dat [verzoeker sub 1] geen vorderingsrecht had, niet zou hebben ingestemd met het laten maken van een berekening op basis van de conceptnotitie Denktank Overlijdensschade, omdat die methode uitgaat van het gezin als economische eenheid zowel voor als na het overlijden, terwijl in dit geval uitsluitend de schade moet worden berekend van de kinderen van [verzoeker sub 1] en niet van [verzoeker sub 1] zelf. Ook deze omstandigheid waarin beide partijen hebben gedwaald over het vorderingsrecht ex artikel 6:108 BW van [verzoeker sub 1] , doet geen afbreuk aan de op zichzelf wel gegeven instemming met de brief, en dus met de rekenmethode. Immers, uitgaande van de juistheid van het standpunt van HEMA dat de schade van alleen de kinderen niet berekend zou kunnen worden, dan zou gaandeweg hooguit zijn gebleken dat een berekening met behulp van de overeengekomen rekenmethode niet mogelijk zou zijn. Dit zou niet de gegeven instemming doen vervallen. Ook de omstandigheid dat de conceptnotitie Denktank Overlijdensschade versie januari 2013 nooit definitief is geworden, ontneemt niet de werking aan de gegeven instemming met de rekenmethode. Er is overeenstemming bereikt over toepassing van de rekenmethode Denktank Overlijdensschade. De rechtbank stelt vast dat daarbij geen voorbehoud is gemaakt voor een bepaalde versie. De omstandigheid, zoals HEMA aanvoert, dat de definitieve versie in november 2014 is afgerond die belangrijke wijzigingen kent ten opzichte van de versie uit januari 2013 leidt evenmin tot het vervallen van de gegeven instemming. Ook de overige verweren van HEMA leiden niet tot een ander oordeel. De rechtbank zal dit deel van het verzoek dus toewijzen.
Voor de ontwikkeling van het inkomen van mevrouw [A] in de situatie zonder overlijden, wil ik u vriendelijk verzoeken om aan te knopen bij de in bijgaande brief van 15 augustus 2013 aan Dekra verwoorde uitgangspunten.” De gegeven instemming ziet dus ook op de door het NRL bij haar berekening te hanteren uitgangspunten bij de bepaling van het hypothetisch inkomen van mevrouw [A] . Hetgeen HEMA betrekking tot dit deel van het verzoek aanvoert, maakt het oordeel niet anders. De rechtbank zal dit deel van het verzoek ook toewijzen.