Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
Tijdigheid van de aanzegging om de canon te verhoging
- diende de Staat voor 1 oktober 2012 onvoorwaardelijk mededeling diende te doen van haar wens om de canon aan te passen, of mocht zij aan haar wens de canon aan te passen een voorwaarde verbinden waarvan pas geruime tijd na 1 oktober 2012 duidelijk zou worden of deze was vervuld;
- mocht de Staat de cijfers over 2011 in de berekening van de herziene canon betrekken.
bekendejaren en niet, zoals de Staat betoogt, over de laatste drie jaren voor het moment waarop de wens tot herziening van de canon kenbaar moet worden gemaakt.
- de wederpartij zou na de datum als bedoeld in artikel 3 lid 3 van de erfpachtvoorwaarden, steeds gedurende een onbepaalde periode in onzekerheid blijven verkeren of de Staat de canon al dan niet wenst aan te passen (in deze zaak zelfs meer dan een jaar). Dit staat op gespannen voet met het uitgangspunt dat partijen tijdig op de hoogte moeten zijn van de voor hen uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen;
- de Staat zou reeds nu een mededeling kunnen doen met de strekking dat zij na iedere periode van zes jaar de canon wenst te herzien indien te zijner tijd zal blijken dat een herberekening in het voordeel van de Staat is. Dit zou de termijn van artikel 3 lid 3 van de erfpachtvoorwaarden tot een dode letter maken, temeer nu de Staat stelt dat de herziening met terugwerkende kracht geëffectueerd mag worden.
500,00(2 punten x tarief € 250,00)