ECLI:NL:RBMNE:2015:5946

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2015
Publicatiedatum
7 augustus 2015
Zaaknummer
3930481 UT VERZ 15-4594
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van de vereffening van een nalatenschap en vaststelling van het loon van de vereffenaar

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juli 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van de vereffening van de nalatenschap van een erflater, geboren op [1940] en overleden op [2013]. De verzoeker, die als vereffenaar was benoemd, vroeg om de opheffing van de vereffening en om vrijstelling van publicatieverplichtingen, alsook om vaststelling van zijn loon. De nalatenschap bestond uit een woning met een hypothecaire schuld die hoger was dan de verkoopprijs van de woning, waardoor er een restschuld van € 16.238,46 overbleef. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen andere baten of schuldeisers waren en heeft het verzoek tot opheffing van de vereffening toegewezen. Echter, het verzoek om vrijstelling van publicatieverplichtingen werd afgewezen, omdat de wet geen ruimte biedt voor afwijkingen van deze verplichtingen. De kantonrechter heeft bepaald dat de opheffing van de vereffening bekendgemaakt moet worden in de Staatscourant en het Algemeen Dagblad Utrechts Nieuwsblad. Daarnaast is het loon van de vereffenaar vastgesteld op € 3.151,01, onder voorwaarde dat de hypotheekbank akkoord gaat met dit bedrag. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 3930481 UT VERZ 15-4594
Beschikking d.d. 6 juli 2015
inzake het verzoek van

[verzoeker] , werkzaam bij [naam] advocaten,

postadres: [adres] ,
verder te noemen verzoeker.
Verzoeker heeft het verzoek gedaan in zijn hoedanigheid van (bij beschikking van 13 juni 2014) door de rechtbank benoemde vereffenaar in de nalatenschap van:
[erflater] ,geboren te [geboorteplaats] op [1940] , overleden te [woonplaats] op [2013] , laatst gewoond hebbende te [woonplaats] , verder te noemen erflater.

De procedure

Verzoeker vraagt op grond van artikel 4:209 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de opheffing van de vereffening van de nalatenschap van erflater te bevelen alsmede om vrijstelling te verlenen van de publicatieverplichting zoals bepaald in artikel 4:209 lid 4 BW. Voorts wordt op grond van artikel 4:206 lid 3 BW gevraagd om het loon van verzoeker vast te stellen. Tot slot vraagt verzoeker vrijstelling van de publicatieverplichtingen zoals bepaald in artikel 4:218 lid 2 BW.
Bij brief van 17 april 2015 heeft de kantonrechter verzoeker bericht het voornemen te hebben om het verzoek tot opheffing van de vereffening en het vaststellen van het loon toe te wijzen en het meer of anders verzochte af te wijzen. Verzoeker is in die brief in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord en het verzoek aan te vullen danwel te wijzigen. Hiervan is door verzoeker echter geen gebruik gemaakt.
De boedelbeschrijving heeft conform artikel 4:211 lid 3 BW ter inzage gelegen op griffie van deze rechtbank van 23 april 2015 tot 4 juni 2015.

De overwegingen van de kantonrechter

De kantonrechter zal de opheffing van de vereffening van de nalatenschap van erflater bevelen gelet op het volgende. De nalatenschap bestond alleen uit een woning waarop een hypothecaire geldlening rustte. De woning is verkocht voor een lager bedrag dan de hypothecaire geldlening bedroeg. Derhalve bevat de nalatenschap van erflater een (rest)schuld van € 16.238,46. Andere baten zijn niet aangetroffen door verzoeker. Evenmin hebben zich andere schuldeisers gemeld.
Verzoeker vraagt vrijstelling van de publicatieverplichtingen zoals bepaald in artikel 4:209 lid 4 BW. Dat artikel bepaalt dat de opheffing op dezelfde wijze bekend wordt gemaakt als de benoeming van de vereffenaar. De kantonrechter overweegt dat de wet geen ruimte biedt om van deze publicatieverplichtingen af te wijken zoals wordt gevraagd. Daarom zal dit verzoek worden afgewezen.
Bij beschikking van 13 juni 2014 van deze rechtbank is bepaald dat de benoeming van verzoeker als vereffenaar bekend moet worden gemaakt in de Staatscourant (online) en in het Algemeen Dagblad Utrechts Nieuwsblad. De kantonrechter zal gelet op artikel 4:209 lid 4 BW bepalen dat de opheffing van de vereffening bekend moet worden gemaakt in de Staatscourant (online) en in het Algemeen Dagblad Utrechts Nieuwsblad. Voorts zal worden bepaald dat de opheffing van de vereffening van de nalatenschap wordt ingeschreven in het boedelregister.
Verzoeker vraagt ook ontheffing te verlenen van de verplichting om de rekening en verantwoording en een uitdelingslijst ter inzage te leggen op grond van artikel 4:218 lid 2 BW. Nu de kantonrechter het verzoek tot opheffing van de vereffening zal toewijzen, heeft verzoeker geen belang bij voornoemd verzoek. Daarom zal dit verzoek worden afgewezen.
Tot slot vraagt verzoeker zijn loon vast te stellen op een bedrag van € 3.151,01 op grond van artikel 4:206 lid 3 BW. Ervan uitgaande dat de hypotheekbank akkoord is met dit bedrag en dat de hypotheekbank het loon betaalt, zal de kantonrechter dit verzoek toewijzen.
Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing

De kantonrechter:
beveelt de opheffing van de vereffening van de nalatenschap van
[erflater] ,geboren te [geboorteplaats] op [1940] , overleden te [woonplaats] op [2013] , laatst gewoond hebbende te [woonplaats] ;
bepaalt dat verzoeker de opheffing van de vereffening van de nalatenschap bekend dient te maken in de Staatscourant (online) en in het Algemeen Dagblad Utrechts Nieuwsblad;
bepaalt dat de opheffing van de vereffening van de nalatenschap dient te worden ingeschreven in het boedelregister;
stelt het loon van de vereffenaar vast op een bedrag van € 3.151,01;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.T. van Rens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend..