In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juli 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van de vereffening van de nalatenschap van een erflater, geboren in 1948 en overleden in 2012. De verzoeker, Mr. E.J. Kosters, is benoemd als vereffenaar van de nalatenschap en heeft de kantonrechter verzocht om de opheffing van de vereffening te bevelen, de gemaakte vereffeningskosten vast te stellen en de griffierechten ten laste van de Staat te laten komen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de baten van de nalatenschap gering zijn en dat de griffierechten uit deze baten kunnen worden voldaan. Daarom is het verzoek om de griffiekosten ten laste van de Staat te doen komen afgewezen. Tevens heeft de kantonrechter overwogen dat de wet geen ruimte biedt om af te wijken van de publicatieverplichtingen, waardoor het verzoek om hiervan af te zien ook is afgewezen.
De kantonrechter heeft de opheffing van de vereffening bevolen en bepaald dat deze bekendgemaakt dient te worden in de Staatscourant en het Algemeen Dagblad Utrechts Nieuwsblad. Het loon van de verzoeker is vastgesteld op € 3.400,--, en de totale vereffeningskosten zijn vastgesteld op € 7.048,27. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.