ECLI:NL:RBMNE:2015:5948

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2015
Publicatiedatum
7 augustus 2015
Zaaknummer
3979400 UT VERZ 15-5903
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van de vereffening van de nalatenschap en vaststelling van vereffeningskosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juli 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van de vereffening van de nalatenschap van een erflater, geboren in 1948 en overleden in 2012. De verzoeker, Mr. E.J. Kosters, is benoemd als vereffenaar van de nalatenschap en heeft de kantonrechter verzocht om de opheffing van de vereffening te bevelen, de gemaakte vereffeningskosten vast te stellen en de griffierechten ten laste van de Staat te laten komen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de baten van de nalatenschap gering zijn en dat de griffierechten uit deze baten kunnen worden voldaan. Daarom is het verzoek om de griffiekosten ten laste van de Staat te doen komen afgewezen. Tevens heeft de kantonrechter overwogen dat de wet geen ruimte biedt om af te wijken van de publicatieverplichtingen, waardoor het verzoek om hiervan af te zien ook is afgewezen.

De kantonrechter heeft de opheffing van de vereffening bevolen en bepaald dat deze bekendgemaakt dient te worden in de Staatscourant en het Algemeen Dagblad Utrechts Nieuwsblad. Het loon van de verzoeker is vastgesteld op € 3.400,--, en de totale vereffeningskosten zijn vastgesteld op € 7.048,27. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 3979400 UT VERZ 15-5903
Beschikking d.d. 21 juli 2015
Inzake het verzoek van

Mr. E.J. Kosters, werkzaam bij Krans Helmig Stuijt notarissen en advocatuur,

gevestigd te Haarlem
verder te noemen: verzoeker.
Verzoeker heeft het verzoek gedaan in zijn hoedanigheid van door de rechtbank benoemde vereffenaar in de nalatenschap van:
[erflater] ,geboren te [geboorteplaats] op [1948] , overleden te [woonplaats] op [2012] , laatst gewoond hebbende te [woonplaats] , verder te noemen erflater.

De procedure

Bij brief van 19 maart 2015 vraagt verzoeker de kantonrechter op grond van artikel 4:209 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de opheffing van de vereffening van de nalatenschap van erflater te bevelen en de gemaakte vereffeningskosten vast te stellen. Voorts vraagt verzoeker de kantonrechter te bevelen dat de aan het verzoek verbonden griffierechten ten laste van de Staat komen en om af te zien van de publicatieverplichtingen.
Bij brief van 28 april 2015 heeft de kantonrechter verzoeker bericht het voornemen te hebben om het verzoek gedeeltelijk toe te wijzen en gedeeltelijk af te wijzen. Verzoeker is in die brief tevens in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord en het verzoek aan te vullen danwel te wijzigen.
Bij brieven van 30 april 2015 en 27 mei 2015 heeft verzoeker zijn verzoeken aangevuld, in die zin dat tevens wordt gevraagd om zijn loon vast te stellen op grond van artikel 4:206 lid 3 BW.
De boedelbeschrijving heeft conform de verplichting op grond van artikel 4:211 lid 3 BW ter inzage gelegen op griffie van deze rechtbank van 1 mei 2015 tot 12 juni 2015.

De overwegingen van de kantonrechter

De kantonrechter zal de opheffing van de vereffening van de nalatenschap van erflater bevelen gelet op de geringe waarde van de baten van de nalatenschap.
De kantonrechter is gebleken dat de griffierechten voor het verzoek tot opheffing van de vereffening uit de baten van de nalatenschap kunnen worden voldaan. Om die reden zal het verzoek om deze kosten ten laste van de Staat te doen komen worden afgewezen.
Ten aanzien van het verzoek om af te zien van publicatieverplichtingen overweegt de kantonrechter als volgt. Artikel 4:209 lid 4 BW bepaalt dat de opheffing op dezelfde wijze bekend wordt gemaakt als de benoeming van een vereffenaar. De wet biedt geen ruimte om van deze publicatieverplichting af te wijken zoals wordt gevraagd. Daarom zal dit verzoek worden afgewezen.
Bij brief van 19 maart 2015 bericht verzoeker dat zijn benoeming als vereffenaar bekend is gemaakt in het Algemeen Dagblad Utrechts Nieuwsblad en de Staatscourant. Derhalve zal de kantonrechter op grond van artikel 4:209 lid 4 BW bepalen dat de opheffing van de vereffening bekend dient te worden gemaakt in het Algemeen Dagblad Utrechts Nieuwsblad en de Staatscourant. Voorts zal de opheffing van de vereffening worden ingeschreven in het boedelregister.
Verzoeker vraagt zijn loon op grond van artikel 4:206 lid 3 BW vast te stellen op € 3.400,--. Voor de vaststelling van dit loon sluit de kantonrechter aan bij de regeling voor faillissementscuratoren. Gelet op die regeling en op de onderbouwing van verzoeker ziet de kantonrechter aanleiding om het verzoek toe te wijzen en het loon vast te stellen op
€ 3.400,--.
Tot slot vraagt verzoeker om de vereffeningskosten op grond van artikel 4:209 lid 2 BW vast te stellen op € 7.048,27. Deze kosten bestaan onder andere uit het loon van verzoeker, griffiekosten en publicatiekosten. Gelet op de gegeven onderbouwing zal de kantonrechter de vereffeningkosten vaststellen op € 7.048,27.
Uit het voorgaande volgt dat als volgt wordt beslist.

De beslissing

De kantonrechter:
beveelt de opheffing van de vereffening van de nalatenschap van
[erflater] ,geboren te [geboorteplaats] op [1948] , overleden te [woonplaats] op [2012] , laatst gewoond hebbende te [woonplaats] ;
bepaalt dat verzoeker de opheffing van de vereffening van de nalatenschap bekend dient te maken in de Staatscourant en in het Algemeen Dagblad Utrechts Nieuwsblad;
bepaalt dat de opheffing van de vereffening van de nalatenschap dient te worden ingeschreven in het boedelregister;
stelt het loon van verzoeker vast op € 3.400,--.;
bepaalt dat de vereffeningskosten € 7.048,27 bedragen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.T. van Rens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend..