ECLI:NL:RBMNE:2015:598

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2015
Publicatiedatum
4 februari 2015
Zaaknummer
C-16-376598 - FA RK 14-5961
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging kinderalimentatie en informatieplicht van de onderhoudsplichtige

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 25 februari 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie. De man, verzoeker, heeft op 8 september 2014 een verzoekschrift ingediend om de bij beschikking van de rechtbank Utrecht bepaalde kinderalimentatie te verlagen. De vrouw, verweerster, heeft hierop gereageerd met een verweerschrift. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 26 januari 2015, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De minderjarige kinderen van partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen op 16 april 1998 zijn gehuwd en dat de echtscheiding op 28 juli 2004 is uitgesproken. De man heeft verzocht de alimentatie per 1 juli 2014 te verlagen naar € 105 per kind per maand, onder verwijzing naar gewijzigde omstandigheden, waaronder zijn werkloosheid en het hertrouwen van de vrouw. De rechtbank heeft geoordeeld dat er inderdaad sprake is van gewijzigde omstandigheden, maar dat de vrouw geen informatie heeft verstrekt over de financiële situatie van haar nieuwe echtgenoot, die ook onderhoudsplichtig is. Dit heeft de rechtbank aangerekend aan de vrouw, wat heeft geleid tot toewijzing van het verzoek van de man om de alimentatie te verlagen.

De rechtbank heeft de beschikking van de rechtbank Utrecht van 28 juli 2004 gewijzigd, waarbij de man vanaf 1 juli 2014 € 105 per kind per maand zal betalen. De overige verzoeken van de man zijn afgewezen, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw in haar informatieplicht heeft gefaald.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/376598 / FA RK 14-5961 (wijziging alimentatie)
Beschikking van 25 februari 2015
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, hierna te noemen "de man",
advocaat mr. J.H. Six-van der Werf
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster, hierna te noemen "de vrouw",
advocaat mr. A.J. Begthel.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De man heeft op 8 september 2014 ter griffie van deze rechtbank een verzoek-schrift met producties 1 tot en met 7 ingediend strekkende tot wijziging van de bij beschik-king bepaalde kinderalimentatie. De vrouw heeft op 22 oktober 2014 een verweerschrift zonder producties ingediend.
1.2.
Bij de rechtbank zijn vervolgens nog de volgende stukken binnen gekomen:
 de brief van mr. Begthel van 15 januari 2015 met producties 1 tot en met 6,
 de brief van mr. Six-van der Werf van 15 januari 2015 met producties 8 tot en met 22.
1.3.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 26 januari 2015. Daarbij zijn verschenen partijen en hun advocaten.
1.4.
De minderjarige kinderen van partijen, [kind 1] en [kind 2], zijn in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn op 16 april 1998 met elkaar gehuwd. Tussen hen is de echtscheiding uitgesproken door de rechtbank Utrecht bij beschikking van 28 juli 2004. Deze beschikking is op 15 september 2004 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand te Utrecht.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:

[kind 1], geboren [1998] in [geboorteplaats],

[kind 2], geboren [1998] in [geboorteplaats].
De kinderen wonen bij de vrouw.
2.3.
In de echtscheidingsbeschikking is onder meer bepaald dat de man aan de vrouw een bedrag van € 550,= per kind per maand dient te betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.

3.Beoordeling van het verzochte

3.1.
De man heeft verzocht de alimentatie met ingang van 1 juli 2014 te verlagen tot
€ 105,= per kind per maand en te bepalen dat de alimentatie tot die datum wordt gesteld op hetgeen is betaald met veroordeling van de vrouw in de kosten van de procedure voor zover deze ziet op het laatste deel van zijn verzoek. Hij stelt daartoe kort gezegd dat partijen afspraken hebben gemaakt over de door hem te betalen kinderalimentatie tot 1 juli 2014 en dat sinds die datum sprake is van een wijziging van omstandigheden waardoor de (na de echtscheidingsbeschikking) overeengekomen alimentatie niet langer aan de wettelijke maatstaven voldoet. De vrouw voert verweer.
I. Wijziging van omstandigheden
3.2.
Op grond van artikel 1:401 lid 1 BW kan een rechterlijke uitspraak of overeen-komst over levensonderhoud worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door een wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen. Er moet dan sprake zijn van een wijziging van de omstandigheden zoals die door de rechter ten tijde van diens beslissing zijn vastgesteld of door partijen tot uitgangspunt zijn genomen bij het sluiten van hun overeenkomst.
3.3.
De man voert aan dat hij sinds 13 juni 2014 werkloos is en dat de vrouw bovendien is hertrouwd, zodat de nieuwe echtgenoot van de vrouw ook onderhoudsplichtig is. De vrouw heeft de door de man genoemde omstandigheden op zichzelf niet betwist. De recht-bank is daarmee van oordeel dat er inderdaad sprake is van gewijzigde omstandigheden, zodat de man kan worden ontvangen in zijn verzoek. Of deze gewijzigde omstandigheden maken dat de alimentatie niet langer aan de wettelijke maatstaven voldoet, zoals de man stelt en de vrouw betwist, zal de rechtbank hierna beoordelen.
II. Inhoudelijke beoordeling
3.4.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat op grond van de artikelen 1:392 en 1:395 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) zowel de ouders als stiefouders gehouden zijn om te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen of, voor zover het de stiefouder betreft, voor de tot zijn gezin behorende minderjarige kinderen van zijn echtgenote. Op grond van artikel 1:397 BW wordt voor het berekenen van het volgens de wet door ieder van de onderhoudsplichtigen verschuldigde bedrag rekening gehouden met de behoefte van de minderjarige en de draagkracht van de onderhoudsplichtigen. Als er meerdere onderhoudsplichtigen zijn, dan moet ieder zijn aandeel in de behoefte van de minderjarige dragen. Daarbij wordt ook rekening gehouden met de verhouding waarin een ieder tot de minderjarige staat.
3.5.
Vast staat dat de vrouw nadat de vorige beschikking is gegeven is hertrouwd. De kinderen behoren tot het gezin van de vrouw en haar echtgenoot, de heer [A], zodat deze laatste onderhoudsplichtig is geworden jegens de kinderen, in ieder geval voor de duur van zijn huwelijk (en zolang de kinderen tot zijn gezin behoren). De man heeft ook een beroep gedaan op deze onderhoudsplicht van de heer [A]. Hij heeft gesteld dat uit zijn draagkrachtberekening (waarbij de draagkracht van de heer [A] niet is betrokken) blijkt dat de ouders onvoldoende draagkracht hebben om in de behoefte te voorzien en dat hij niet uitsluit dat dit tekort kan worden voldaan uit de draagkracht van de heer [A]. Ter zitting heeft de man in aanvulling hierop nog gesteld dat de financiële stukken van de heer [A] niet in het geding zijn gebracht terwijl deze wel relevant zijn. De man heeft de rechtbank verzocht om daaraan de conclusies te verbinden die de rechtbank geraden acht. De vrouw heeft op deze stellingen van de man slechts gereageerd met de mededeling dat het te gemakkelijk is om aan te nemen dat de heer [A] het tekort in de behoefte van de kinderen moet opvangen.
3.6.
De rechtbank is met de vrouw van oordeel dat er niet zomaar van kan worden uitgegaan dat het tekort aan draagkracht om in de behoefte van de kinderen te voorzien dat de man becijfert kan worden opgevangen door de heer [A]. Echter, de man heeft al in zijn verzoekschrift gesteld dat rekening moet worden gehouden met de onderhoudsplicht van de heer [A]. De man beschikt niet over de daartoe benodigde financiële stukken van de nieuwe echtgenoot van de vrouw. De vrouw heeft daarop niet gereageerd en ook op zitting geen enkele informatie verstrekt over (de financiële situatie van) haar echtgenoot, terwijl naar het oordeel van de rechtbank duidelijk moest zijn voor (in ieder geval de advocaat van) de vrouw dat deze informatie relevant is voor de beoordeling van het voorlig-gende verzoek. De man heeft de rechtbank verzocht om hieraan de conclusie te verbinden die haar geraden voorkomt. De rechtbank zal daarom het verzoek van de man toewijzen omdat zonder inzicht in de draagkracht van de heer [A] niet kan worden bepaald welk aandeel van de behoefte door de man moet worden gedragen en de rechtbank het de vrouw aanrekent dat ze in alle toonaarden zwijgt over (de draagkracht van) haar nieuwe echtgenoot die ook onderhoudsplichtig is jegens haar kinderen. Een beoordeling van de draagkracht van de man en daarmee een beslissing over de vraag of de man verwijtbaar werkloos is geraakt en of hij zijn huidige WW inkomen kan en moet aanvullen door het tot uitkering laten komen van zijn stamrechtverplichting, waarvan de man heeft gesteld dat dit inderdaad mogelijk is, kan daarmee achterwege blijven. De rechtbank zal het verzoek van de man voor zover dat ziet op de alimentatieplicht vanaf 1 juli 2014 toewijzen.
3.7.
De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals de man had verzocht, te bepalen dat de alimentatie tot 1 juli 2014 wordt gesteld op hetgeen is betaald. De man onderbouwt zijn verzoek met – kort gezegd – de stelling dat partijen over de te betalen alimentatie over deze periode voor 1 juli 2014 meerdere malen van de echtscheidingsbeschikking afwijkende afspraken hebben gemaakt. De vrouw heeft dat gemotiveerd betwist. De man heeft het bestaan van die afspraken nadien niet nader geconcretiseerd of met nadere stukken onderbouwd, zodat de rechtbank het verzoek van de man zal afwijzen.
III. Proceskosten
3.8.
Beide partijen verzoeken de rechtbank om de andere partijen te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank ziet daartoe in het door hen aangehaalde geen grond en zal deze verzoeken afwijzen.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1.
wijzigt de beschikking van de Rechtbank Utrecht van 28 juli 2004 (met zaaknum-mer 177299 FA RK 04-2161 met ingang van heden,
4.2.
bepaalt het bedrag dat de man vanaf 1 juli 2014 zal verstrekken aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van partijen op € 105,= per kind per maand,
4.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders verzochte af,
4.5.
de beschikking van de rechtbank Utrecht van 28 juli 2004 blijft voor het overige ongewijzigd gehandhaafd.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.M.E. Bernini, rechter, in het bijzijn van
mr. C.W.N.C. van den Brandt-Simons, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2015. [1]

Voetnoten

1.type: CB