In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 augustus 2015 uitspraak gedaan in een echtscheidingskwestie tussen een vrouw en een man die in gemeenschap van goederen waren gehuwd. De rechtbank had eerder, op 22 juli 2013, de echtscheiding uitgesproken en partijen bevolen om hun gemeenschap van goederen te verdelen ten overstaan van een notaris. Echter, partijen hebben deze verdeling niet uitgevoerd en hebben zich niet tot de notaris gewend.
De vrouw heeft in conventie een vordering ingesteld om de onder- of overwaarde van de gezamenlijke woning te delen, de hypothecaire lening door de man te laten voldoen tot aan de verkoopdatum, en de inboedel te verdelen. De man heeft verweer gevoerd en in voorwaardelijke reconventie een verzoek gedaan om de rechtbank de verdeling van de gemeenschap vast te laten stellen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat zij niet de juiste procedure heeft gevolgd door zich niet tot de notaris te wenden. De rechtbank benadrukt dat de notaris een belangrijke rol speelt in het proces van verdeling en dat partijen eerst deze weg moeten bewandelen voordat de rechter kan ingrijpen. De rechtbank heeft ook overwogen dat het traject bij de notaris niet zinloos is, aangezien beide partijen nog informatie moeten verstrekken over hun financiële situatie.
De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De vordering in voorwaardelijke reconventie is niet behandeld, omdat de vordering in conventie niet is toegewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. G.J.J.M. Essink.