ECLI:NL:RBMNE:2015:6656

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2015
Publicatiedatum
10 september 2015
Zaaknummer
C/16/388067 / HA ZA 15-234
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering onverschuldigde betaling door de Belastingdienst

In deze zaak heeft de Ontvanger van de Belastingdienst een bedrag van € 80.231,-- aan de gedaagde voldaan, zonder dat er recht op dat bedrag bestond. De gedaagde heeft het bedrag niet terugbetaald, ondanks een verzoek van de Ontvanger om dit uiterlijk op 22 juli 2014 te doen. De Ontvanger vordert nu veroordeling van de gedaagde tot terugbetaling van het bedrag, vermeerderd met rente en kosten, waaronder beslagkosten. De gedaagde erkent dat het bedrag onverschuldigd is ontvangen, maar stelt dat hij het niet kan terugbetalen omdat hij het heeft gebruikt voor het aflossen van schulden en slechts € 50,-- per maand kan terugbetalen.

De rechtbank overweegt dat de gedaagde de vordering van de Ontvanger moet voldoen, gezien zijn erkenning van de onverschuldigde betaling. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de datum waarop de gedaagde had moeten terugbetalen. Wat betreft de beslagkosten oordeelt de rechtbank dat er geen sprake is van onnodig beslag, aangezien de Ontvanger niet kon uitsluiten dat de gedaagde over een positief saldo beschikte. De beslagkosten worden begroot op € 1.522,00.

De gedaagde verzoekt om compensatie van de proceskosten, maar de rechtbank wijst dit verzoek af. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde verantwoordelijk is voor het onterecht besteden van het ontvangen bedrag, ondanks zijn veronderstelling dat het om een loterijwinst ging. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de Ontvanger worden begroot op € 3.712,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/388067 / HA ZA 15-234
Vonnis van 14 oktober 2015
in de zaak van
De publiekrechtelijke rechtspersoon
ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/SEMI MASSALE PROCESSEN,
mede kantoorhoudende te Leeuwarden,
eiser,
advocaat mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. G. Hagens te Berghem.
Partijen zullen hierna de Ontvanger en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 24 juni 2014 heeft de Ontvanger een bedrag van € 80.231,-- aan [gedaagde] voldaan, zonder dat hij recht had op dat bedrag.
2.2.
De Ontvanger heeft [gedaagde] bij brief van 8 juli 2014 verzocht het bedrag van
€ 80.231,-- uiterlijk op 22 juli 2014 terug te betalen.
2.3.
[gedaagde] heeft het bedrag van € 80.231,-- niet terugbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De Ontvanger vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 80.231,--, vermeerderd met rente en kosten waaronder de kosten van het gelegde conservatoire beslag.
3.2.
[gedaagde] voert verweer tegen de veroordeling in de proceskosten en de kosten van het beslag.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Hoofdsom

4.1.
[gedaagde] erkent dat het bedrag van € 80.231,-- onverschuldigd aan hem is voldaan, en ook dat dit bedrag door hem moet worden terugbetaald. Hij stelt dat terugbetaling niet mogelijk is, omdat het gehele bedrag door hem is gebruikt voor het aflossen van schulden, en zijn inkomen niet toereikend is om het bedrag binnen een reële termijn terug te betalen. Hij zou naar eigen zeggen maximaal € 50,-- per maand kunnen terugbetalen. [gedaagde] erkent daarbij echter wel dat dit niets afdoet aan de toewijsbaarheid van de vordering van de Ontvanger.
4.2.
De rechtbank overweegt dat dit deel van de vordering van de Ontvanger gelet op de erkenning door [gedaagde] kan worden toegewezen, vermeerderd met de eveneens niet betwiste wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 juli 2014.
Beslagkosten
4.3.
De Ontvanger vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. [gedaagde] stelt dat dit deel van de vordering moet worden afgewezen, omdat het de Ontvanger ten tijde van de beslaglegging al volstrekt duidelijk was dat hij niet meer over bovengenoemd bedrag beschikte. Gelet op het inkomen van [gedaagde] (€ 850,- bruto per maand) en zijn schulden aan de belastingdienst, sprak het ook voor zich dat een beslag op de betaalrekening volstrekt nutteloos zou zijn, aldus [gedaagde] .
4.4.
De rechtbank overweegt dat er geen sprake is van onnodig beslag. De Ontvanger stelt terecht dat hij niet kon uitsluiten dat de betaalrekening een positief saldo zou hebben.
Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv dan ook toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 628,00 voor verschotten en € 894,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 894,00).
Proceskosten
4.5.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de proceskosten gecompenseerd moeten worden. Hij voert daartoe aan dat hij slechts het totale bedrag op zijn rekening heeft zien staan, en niet de oorsprong van dit bedrag. Hij was in de veronderstelling dat hij de loterij had gewonnen, en heeft het geld naar zijn zeggen te goeder trouw gebruikt voor het aflossen van schulden. Hij betreurt deze situatie en heeft dan ook een afbetalingsvoorstel gedaan aan de Ontvanger. Bovendien is het aan de Ontvanger zelf te wijten dat het geld is overgemaakt. Omdat partijen deze situatie beide onbewust hebben laten ontstaan, dient ieder de eigen kosten te dragen, aldus [gedaagde] .
4.6.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de proceskosten te compenseren. De rechtbank acht het ongeloofwaardig dat [gedaagde] wel heeft gezien dat zijn saldo was toegenomen, maar dat hij niet heeft gezien welke instantie het geld had overgemaakt. Weliswaar heeft de Ontvanger een fout gemaakt, maar dat neemt niet weg dat [gedaagde] dit geld niet had mogen uitgeven. Door dit wel te doen is hij zelf volledig verantwoordelijk voor de ontstane situatie. Ook het feit dat [gedaagde] een betalingsregeling heeft voorgesteld, staat in de gegeven omstandigheden niet aan een proceskostenveroordeling in de weg.
4.7.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Ontvanger worden begroot op:
- dagvaarding € 15,00
- griffierecht 1.909,00
- salaris advocaat
1788,00(2,0 punt × tarief € 894,00)
Totaal € 3.712,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Ontvanger te betalen een bedrag van € 80.231,00 (tachtig duizendtweehonderdéénendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag vanaf 22 juli 2014 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.522,00,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Ontvanger tot op heden begroot op € 3.712,00,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2015. [1]

Voetnoten

1.type: LdW/878