ECLI:NL:RBMNE:2015:6935

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 september 2015
Publicatiedatum
22 september 2015
Zaaknummer
16/700435-14 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk bereiden van hennep en witwassen van geld

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 september 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de veroordeelde, die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk bereiden en/of bewerken van 1466 gram henneptoppen en/of hennepresten, het opzettelijk nabootsen van een pistool, en het witwassen van contant geld en een auto. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur. De zaak kwam aan het licht door een ontnemingsvordering van de officier van justitie, die stelde dat de veroordeelde jarenlang inkomsten had gegenereerd met de duivensport zonder deze inkomsten aan de belastingdienst te hebben opgegeven. De verdediging betwistte deze claim en stelde dat het verdiende geld niet afkomstig was uit enig misdrijf, maar uit de duivensport. Tijdens de zitting op 4 september 2015 zijn zowel de officier van justitie als de raadsman van de veroordeelde gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet heeft voldaan aan zijn aangifteplicht, waardoor zijn duivenhandel deels met zwart geld is gefinancierd. De rechtbank concludeerde dat de inkomsten uit deze handel in de gegeven omstandigheden gedeeltelijk middellijk afkomstig zijn uit enig misdrijf. Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen en heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen. De rechtbank heeft de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen, omdat er onvoldoende aanwijzingen waren dat de veroordeelde andere strafbare feiten had gepleegd die het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel zouden rechtvaardigen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/700435-14 (ontneming)
Datum uitspraak: 18 september 2015
Vonnisvan de meervoudige kamer voor strafzaken
op tegenspraakgewezen op vordering van de officier van justitie op grond van artikel 36e, eerste lid, Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen:
[veroordeelde] ,(hierna veroordeelde),
geboren te [geboorteplaats] op [1971] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
Raadsman mr. W.C. den Daas, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 september 2015.

1.De procedure

De procedure blijkt uit de volgende stukken:
- de vordering ten bedrage van € 87.361,00, die binnen de artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/700435-14 waaruit blijkt dat veroordeelde op 18 september 2015 door de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland is veroordeeld voor -kort gezegd-:
.handelen in strijd met de Opiumwet;
. handelen in strijd met de Wet wapens en munitie;
. witwassen.
- het proces-verbaal van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting;
- de overige stukken.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord. Hij heeft daarbij zijn vordering gehandhaafd. Tevens is veroordeelde en zijn raadsman gehoord.

2.De beoordeling

Inleiding
Veroordeelde is door de rechtbank bij vonnis d.d. 18 september 2015 ter zake van de onder 1 genoemde feiten veroordeeld tot 200 uren werkstraf en de verbeurdverklaring van een geldbedrag en een auto.
Standpunt van de officier van justitie
Door de officier van justitie is een ontnemingsvordering ingediend, nu veroordeelde jarenlang inkomsten heeft gegenereerd met de duivensport en met deze inkomsten heeft deelgenomen aan het economisch verkeer zonder inkomstenbelasting af te dragen. Veroordeelde heeft hiervan wederrechtelijk voordeel genoten en dit moet hem worden ontnomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden afgewezen. Het door veroordeelde verdiende geld is niet afkomstig uit enig misdrijf. Veroordeelde heeft geen geld verdiend met het drogen van henneptoppen. Veroordeelde heeft het geld verdiend met de duivensport. Er is niet komen vast te staan dat veroordeelde deze inkomsten heeft verzwegen voor de belastingdienst en hiermee een fiscaal verzwijgingsdelict heeft gepleegd. Er is dan ook geen sprake van gelden afkomstig uit illegale bron.
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van 18 september 2015 is komen vast te staan dat veroordeelde niet heeft voldaan aan de aangifteplicht van artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, waardoor zijn duivenhandel (deels) met zwart geld is gefinancierd en de inkomsten uit deze handel in de gegeven omstandigheden gedeeltelijk middellijk afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De rechtbank zal een schatting van wederrechtelijk verkregen voordeel moeten baseren op bewijsmiddelen. Het onderzoek naar van het wederrechtelijk verkregen voordeel, en de berekening van dat voordeel, heeft zich niet gericht op voordeel verkregen door het niet voldoen aan de belastingaangifteplichten . Er kan op basis van deze berekening niet zonder meer worden vastgesteld welk deel van de inkomsten kan worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel uit het door veroordeelde gepleegde feit. Er zijn evenmin voldoende aanwijzingen aanwezig waaruit volgt dat veroordeelde andere strafbare feiten heeft begaan op basis waarvan het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld kan worden zoals dat is berekend.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, de vordering van de officier van justitie afwijzen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering af.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.G. Bakker (voorzitter), R.P. den Otter en E. Akkermans, bijgestaan door drs. E.M.S. Arduin als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 september 2015.