Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[verzoeker]
De procedure
De overwegingen van de kantonrechter
De beslissing
wijst de verzoeken af.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 28 september 2015, heeft de kantonrechter het verzoek van de verzoeker afgewezen. De verzoeker, in haar hoedanigheid van erfgenaam en vereffenaar van de nalatenschap van de erflater, had een verzoek ingediend op basis van artikel 4:210 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor een aanwijzing. Tevens vroeg de verzoeker om vrijstelling van de vereffening. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen gegronde reden is voor het verzoek om aanwijzing, zoals vereist door artikel 4:210 BW. De verzoeker heeft in een eerdere brief van 20 juni 2015 om deze aanwijzing gevraagd, maar de kantonrechter heeft in een brief van 17 juli 2015 al aangegeven dat hij voornemens was het verzoek af te wijzen. De verzoeker kreeg de kans om haar verzoek te verduidelijken, maar heeft hier geen gebruik van gemaakt. De kantonrechter concludeert dat het verzoek om vrijstelling van de vereffening ook onvoldoende duidelijk is en wijst dit verzoek eveneens af. De beslissing is genomen door mr. A.A.T. van Rens, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. R.H.M. den Ouden. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij het beroepschrift uitsluitend door een advocaat kan worden ingediend.