ECLI:NL:RBMNE:2015:7340

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 september 2015
Publicatiedatum
9 oktober 2015
Zaaknummer
C/16/391218 / HA RK 15-91
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in verzoek tot voorlopig getuigenverhoor in verband met arbitragebeding

In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 30 september 2015, is de rechtbank geconfronteerd met een verzoek van drie besloten vennootschappen om een voorlopig getuigenverhoor te houden. Dit verzoek is ingediend in het kader van een geschil met de Stichting Eemland Wonen, waarbij de verzoeksters een procedure over de nakoming van koop- en aannemingsovereenkomsten overwegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een arbitragebeding van toepassing is, dat op 26 november 2009 is gesloten tussen de partijen. Eemland Wonen heeft verweer gevoerd en primair gesteld dat de rechtbank zich onbevoegd moet verklaren, omdat er reeds een procedure bij de Raad van Arbitrage aanhangig is gemaakt. De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen, met name artikel 1022b en 1022c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in overweging genomen. Deze artikelen bepalen dat een overeenkomst tot arbitrage niet uitsluit dat een partij de gewone rechter verzoekt om voorlopige maatregelen, maar dat de rechter zich onbevoegd moet verklaren als de gevraagde beslissing tijdig in arbitrage kan worden verkregen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de procedure bij de Raad van Arbitrage reeds aanhangig is en dat de arbiters benoemd zijn, waardoor het onwaarschijnlijk is dat het horen van getuigen niet tijdig zal plaatsvinden. De rechtbank heeft zich daarom onbevoegd verklaard om van het verzoek kennis te nemen en heeft de verzoeksters veroordeeld in de proceskosten. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. L.C. Heuveling van Beek.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/391218 / HA RK 15-91
Beschikking van 30 september 2015
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster sub 1],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster sub 2],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster sub 3],
allen gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoeksters,
advocaat mr. J.J. Bijkerk te Utrecht,
tegen
de stichting
STICHTING EEMLAND WONEN,
gevestigd te Baarn,
Eemland Wonen,
advocaat mr. M.R. de Boer te Woerden.
Partijen zullen hierna [verzoeksters] en Eemland Wonen genoemd worden.

1.Verloop van de procedure

1.1.
[verzoeksters] heeft op 24 april 2015 een verzoekschrift ter griffie van deze rechtbank ingediend. Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor zal bevelen.
1.2.
De griffier van deze rechtbank heeft partijen opgeroepen tegen de terechtzitting van 15 september 2015, waarbij aan Eemland Wonen een afschrift van het verzoekschrift is toegezonden.
1.3.
Op 10 september 2015 heeft Eemland Wonen ter griffie van deze rechtbank een verweerschrift ingediend.
1.4.
Ter zitting zijn verschenen:
- [A] , statutair directeur van verzoekster,
- [B] , werkzaam bij verzoekster,
- mr. J.J. Bijkerk, advocaat voornoemd,
- [C] , werkzaam bij verweerster,
- mr. M.R. de Boer, advocaat voornoemd.
1.5.
Ten slotte is de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

2.1.
[verzoeksters] overweegt om een procedure tegen Eemland Wonen te starten inzake nakoming van een tweetal tussen partijen op 26 november 2009 gesloten koop-/ aannemingsovereenkomsten en/of de betaling van een schadevergoeding. [verzoeksters] wenst getuigen te doen horen om - kort gezegd - haar procespositie in een dergelijke procedure te bepalen.

3.Het verweer

3.1.
Eemland Wonen voert verweer en stelt primair dat de rechtbank zich in de onderhavige verzoekschriftprocedure onbevoegd dient te verklaren. Eemland Wonen verwijst hiertoe naar het vonnis van deze rechtbank van 10 juni 2015 (r.o. 1.3.) en naar het feit dat Eemland Wonen inmiddels een procedure bij de Raad van Arbitrage (hierna: RvA) aanhangig heeft gemaakt, waarbij (ook) getuigen kunnen worden gehoord. Subsidiair stelt Eemland Wonen dat het verzoek dient te worden afgewezen, omdat het verzoek niet voldoet aan de vereisten van artikel 187 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, er sprake is van een fishing expedition en/of strijd met de goede procesorde.

4.De beoordeling van het verzoek

4.1.
Vast staat dat bij vonnis van deze rechtbank in de hoofdzaak van 10 juni 2015 is bepaald dat het tussen partijen gesloten arbitrale beding van 26 november 2009 op de gehele rechtsverhouding van partijen van toepassing is. Derhalve is dit beding ook op de onderhavige verzoekschriftprocedure, die door [verzoeksters] is geëntameerd in het kader van de tussen partijen op 26 november 2009 gesloten (twee) koop-/aannemings-overeenkomsten, van toepassing. De artikelen 1022b en 1022c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepalen - per 1 januari 2015 - in dat geval:
Artikel 1022b Rv
Een overeenkomst tot arbitrage belet niet dat een partij de gewone rechter verzoekt een voorlopig getuigenverhoor, een voorlopig deskundigenbericht, een voorlopige plaatsopneming en bezichtiging, of inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden te bevelen.
Artikel 1022c Rv
Indien in de gevallen, genoemd in de artikelen 1022a en 1022b, een partij zich voor alle weren beroept op het bestaan van een overeenkomst tot arbitrage, verklaart de rechter zich uitsluitend bevoegd, indien de gevraagde beslissing niet of niet tijdig in arbitrage kan worden gekregen.”
4.2.
In de relevante passages uit de Memorie van Toelichting op voornoemde wetsartikelen staat het volgende:
“Op de regel dat de rechter zich onbevoegd verklaart, wordt een thans uniform vormgegeven uitzondering voorgesteld. Blijkens artikel 1022c kan de rechter namelijk bevoegd zijn, ook al heeft een partij zich voor alle weren op het bestaan van een overeenkomst tot arbitrage beroepen, wanneer de gevraagde voorziening niet of niet tijdig in arbitrage kan worden verkregen. Aan de regeling ligt de gedachte ten grondslag dat het de voorkeur verdient dat de beslissingen over middelen tot bewaring van recht, voorlopige voorzieningen en voorlopige bewijsmaatregelen zoveel mogelijk in handen liggen bij het ten principale bevoegde scheidsgerecht. Een exacte invulling van het criterium wordt evenwel nadrukkelijk overgelaten aan de rechtspraktijk die daarbij rekening kan houden met de omstandigheden van het geval, waaronder, maar niet beperkt tot, de inhoud van de overeenkomst tot arbitrage. Wel zal de rechter moeten toetsen of het al dan niet mogelijk is om de gevraagde voorziening tijdig in arbitrage te verkrijgen. Het zal evident zijn dat men naar de overheidsrechter moet kunnen gaan om een verlof tot beslaglegging te verkrijgen om de simpele reden dat zo’n maatregel tot bewaring van recht niet in arbitrage kan worden verkregen. Ook moet een overheidsrechter een beslissing kunnen nemen wanneer er nog geen arbiters zijn benoemd, tenzij dit op korte termijn zal plaatsvinden. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een situatie waarbij de arbiters eerder zullen worden benoemd dan dat de overheidsrechter tot behandeling van de zaak kan overgaan.”
4.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de door Eemland Wonen overgelegde producties blijkt dat laatstgenoemde op 13 juli 2015 een memorie van eis heeft ingediend bij de RvA. Derhalve is inmiddels een procedure bij de RvA aanhangig, welke procedure, gelijk de onderhavige, ziet op de tussen partijen op 26 november 2009 gesloten (twee) koop-/aannemingsovereenkomsten. Eemland Wonen heeft ter zitting van 15 september 2015 verklaard dat de arbiters die voornoemde procedure in behandeling zullen nemen reeds benoemd zijn, hetgeen door [verzoeksters] is bevestigd.
4.4.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en gezien de omstandigheid dat ook de RvA de mogelijkheid kent tot het, na afloop van de schriftelijke procedure (memorie van eis, antwoord en, voor zover nodig, re- en dupliek), horen van getuigen, is de rechtbank van oordeel dat zij zich onbevoegd dient te verklaren om van het onderhavige verzoekschrift kennis te nemen. Dat het horen van getuigen door de RvA niet tijdig zal gebeuren (artikel 1022c Rv) acht de rechtbank zeer onwaarschijnlijk, aangezien de arbiters al zijn benoemd en [verzoeksters] door de RvA reeds is verzocht om een memorie van antwoord in te dienen. Dat de termijn voor het indienen van de memorie van antwoord op 9 november 2015 is gesteld komt voor rekening van [verzoeksters] , aangezien Eemland Wonen ter zitting onweersproken heeft gesteld dat de termijn voor het indienen van voornoemde memorie op verzoek van [verzoeksters] is uitgesteld.
4.5.
Ten overvloede wordt overwogen dat gelet op de werkvoorraad een voorlopig getuigenverhoor bij de rechtbank niet veel eerder dan drie maanden na toewijzing van het verzoek zal kunnen worden gehouden. [verzoeksters] heeft de rechtbank ter zitting dringend verzocht om, indien haar verzoek zou worden toegewezen, het voorlopig getuigenverhoor voor 9 november 2015 te laten plaatsvinden, omdat dit verhoor van invloed zal kunnen zijn op de aard van haar bij memorie van antwoord in te dienen reconventionele vordering. Dit zal, gelet op voornoemde werkvoorraad, sowieso niet mogelijk zijn. Voorts is van belang dat [verzoeksters] heeft aangegeven elf getuigen te willen horen, hetgeen zou betekenen dat een voorlopig getuigenverhoor meerdere dagen in beslag zou nemen.
4.6.
Het feit dat de RvA geen mogelijkheid tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor kent maakt het oordeel van de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet anders. Daarbij komt dat na afloop van de schriftelijke procedure bij de RvA meer duidelijkheid zal bestaan over de vraag omtrent welke punten nog getuigen zullen moeten worden gehoord, hetgeen de proceseconomie ten goede komt. Daarnaast is van belang dat in het kader van het onmiddelijkheidsbeginsel de RvA de getuigen zelf zal kunnen horen en hetgeen zij verklaren uit eerste hand zal kunnen vernemen.
4.7.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank zich ingevolge artikel 1022 en 1022c Rv onbevoegd verklaren om van het onderhavige verzoek kennis te nemen.
4.8.
[verzoeksters] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, welke kosten aan de zijde van Eemland Wonen worden begroot op:
- griffierecht € 613,00
- salaris gemachtigde €
904,00(2 punten x tarief € 452,00)
Totaal € 1.517,00

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart zich onbevoegd om van het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor kennis te nemen.
5.2.
veroordeelt [verzoeksters] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Eemland Wonen, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.517,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.C. Heuveling van Beek en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2015. [1]

Voetnoten

1.type: