In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 oktober 2015 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van bewind. De rechthebbende, die onder bewind was gesteld op 18 december 2013, heeft verzocht om het bewind op te heffen, ondanks het feit dat er nog schulden zijn. De rechthebbende heeft aangegeven dat hij grote stappen heeft gezet in zijn geestelijk welzijn en dat hij ondersteuning heeft van een netwerk van personen, waaronder een persoonlijk begeleider van Vitras. Deze begeleider heeft aangegeven dat hij de rechthebbende kan helpen met zijn financiën tot het einde van het jaar en dat hij er vertrouwen in heeft dat de rechthebbende zelfstandig kan functioneren.
De bewindvoerder heeft bevestigd dat het met de rechthebbende veel beter gaat dan bij de aanvang van het bewind, maar heeft ook aangegeven dat er nog een minnelijk akkoord loopt voor de schulden, wat betekent dat het nog ongeveer twee jaar kan duren voordat dit is afgerond. De kantonrechter heeft overwogen dat, hoewel er nog schulden zijn, de omstandigheden zodanig zijn veranderd dat de bescherming van de rechthebbende niet meer nodig is. De rechthebbende heeft voldoende ondersteuning en er is een gemotiveerde bevestiging van zijn persoonlijk begeleider dat hij in staat is om zelfstandig zijn financiën te beheren.
De kantonrechter heeft uiteindelijk besloten om het bewind op te heffen per 1 november 2015, met de opmerking dat de rechthebbende in de overgangsperiode nog ondersteuning zal ontvangen van zijn persoonlijk begeleider. Deze beslissing kan binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.