ECLI:NL:RBMNE:2015:7565
Rechtbank Midden-Nederland
- Tussenbeschikking
- Rechtspraak.nl
Afhankelijkheid van woonplaats onder bewind bij geldvorderingen
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 oktober 2015 een tussenbeschikking gewezen in een civiele procedure. De eisende partij, Leidse Onderwijsinstellingen B.V., vertegenwoordigd door Van Arkel Gerechtsdeurwaarders & Incasso, heeft op 1 oktober 2015 verzocht om verbetering van een eerder vonnis van 30 september 2015. Dit verzoek was gericht op de correctie van een onjuiste verwijzing naar de locatie Amersfoort, in het kader van artikel 1:12 van het Burgerlijk Wetboek. De eisende partij stelde dat de behandeling van de verstekprocedure door de kantonrechter te Utrecht de belangen van de wederpartij niet zou schaden.
De kantonrechter heeft het verzoek om de verwijzing ongedaan te maken afgewezen. In de beoordeling werd overwogen dat de verwijzing naar de locatie Amersfoort terecht was, gebaseerd op de bepalingen van artikel 1:12 BW. Dit artikel stelt dat wanneer goederen onder bewind staan, de woonplaats van de bewindvoerder gevolgd moet worden voor alles wat betreft de uitoefening van het bewind. De kantonrechter concludeerde dat in dit geval de woonplaats van de bewindvoerder, die kantoor houdt te Amersfoort, bepalend is voor de locatie van de rechtbank waar de zaak behandeld moet worden.
De kantonrechter heeft vervolgens bepaald dat de zaak op de rol van de rechtbank Midden-Nederland, afdeling Civiel recht, locatie Amersfoort, blijft staan op 28 oktober 2015 om 09:30 uur. Tevens is de eisende partij bevolen om een herstelexploot uit te brengen, om misverstanden te voorkomen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. L.C. Heuveling van Beek.