ECLI:NL:RBMNE:2015:81

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 januari 2015
Publicatiedatum
9 januari 2015
Zaaknummer
C/16/381229 / KG ZA 14-852
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van hond in kort geding met betrekking tot eigendomsrechten en dwangsommen

In deze zaak vordert eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.J. Bakker, dat gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. de Vries, de hond Ben binnen 24 uur na betekening van het vonnis af moet geven aan de Stichting Huisdieren Meldpunt Utrecht. Gedaagde heeft de hond echter verkocht aan een derde, waar de hond sinds eind mei 2014 verblijft. De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagde niet heeft toegelicht waarom het onmogelijk is om de hond op te halen bij de derde. De voorzieningenrechter gebiedt gedaagde om binnen 24 uur na betekening van het vonnis een afschrift van de volledige nota van de dierenkliniek, met daarop de gegevens van de derde, aan eiser te verstrekken. De voorzieningenrechter wijst de vordering in reconventie van gedaagde af, waarbij gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten. De vordering van eiser tot verhoging van de dwangsom wordt afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de huidige dwangsom geen prikkel vormt voor gedaagde om te voldoen aan het vonnis. De proceskosten in conventie worden gecompenseerd, terwijl gedaagde in reconventie de kosten moet dragen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/381229 / KG ZA 14-852
Vonnis in kort geding van 7 januari 2015
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. E.J. Bakker,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M. de Vries.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 5 van 5 december 2014;
  • de brief met producties 6 en 7 van [eiser] van 16 december 2014;
  • het e-mailbericht met als productie de pleitnota houdende de eis in reconventie van [gedaagde] van 15 december 2014;
  • de mondelinge behandeling van 17 december 2014;
  • de pleitnota van [eiser];
  • de pleitnota van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij het tussen partijen gewezen vonnis in kort geding van 5 november 2014 heeft de voorzieningenrechter in deze rechtbank [gedaagde] veroordeeld om binnen één week na betekening van het vonnis de hond [naam], met chipnummer [nummer], aan Stichting Huisdieren Meldpunt Utrecht af te leveren op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan die veroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt.
[eiser] heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden tegen dit vonnis.
2.2.
Op 10 november 2014 is de grosse van voormeld vonnis door [eiser] aan [gedaagde] betekend.
2.3.
[gedaagde] heeft hond [naam] nadien niet afgegeven bij de Stichting Huisdieren Meldpunt Utrecht.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te gebieden hond [naam] binnen 24 uur na betekening van dit vonnis af te geven bij de Stichting Huisdieren Meldpunt Utrecht op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of per keer dat [gedaagde] in gebreke blijft aan dit gebod te voldoen en binnen 24 uur na betekening van dit vonnis aan [eiser] de persoons- en adresgegevens van de derde waaraan [gedaagde] hond [naam] ter beschikking heeft gesteld, te verstrekken, althans binnen 24 uur na betekening van dit vonnis een kopie te verstrekken van de volledige nota van 13 oktober 2014 factuurnummer S-2014-10204 van dierenkliniek [naam], gevestigd aan de [adres] ([woonplaats] aan deze derde, met daarop de persoons- en adresgegevens van deze derde, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of per keer dat [gedaagde] in gebreke blijft om aan dit gebod te voldoen, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde] vordert samengevat - de executie / uitvoerbaarheid bij voorraad van het eerdergenoemde vonnis van 5 november 2014 te schorsen in afwachting van het ter zake door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in het aanhangige appel te wijzen arrest, met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure.
4.2.
[eiser] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Ten eerste is namens [gedaagde] aangevoerd dat het in strijd is met de elementaire beginselen van procesrecht dat de mondelinge behandeling in de onderhavige zaak doorgang heeft gevonden bij afwezigheid van [gedaagde] in persoon. Daarbij heeft [gedaagde] aangegeven dat zowel [eiser] als de rechtbank op voorhand geïnformeerd zijn over het feit dat [gedaagde] niet aanwezig zou kunnen zijn bij de mondelinge behandeling. Door de voorzieningenrechter is besloten het kort geding te behandelen op de geplande datum ondanks dat op deze datum [gedaagde] verhinderd zou zijn. Bij die beslissing heeft de voorzieningenrechter overwogen als volgt. De geplande zittingsdatum is, volgens de aantekeningen van de griffier in het dossier, op 19 november 2014 telefonisch aan de gemachtigden van partijen doorgegeven. Hierop is niet per ommegaande door [gedaagde] gereageerd met een verzoek tot uitstel van de zitting. Namens [gedaagde] waren verder zodanig veel verhinderdata doorgegeven dat op korte termijn geen (andere) zittingsdatum had kunnen worden gepland, indien met al die data rekening was gehouden. Dit, terwijl naar zijn aard een kort geding op korte termijn dient te worden behandeld.
Verder zijn de belangen van [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling op 17 december 2014 behartigd door haar gemachtigde. Dit betreft dezelfde gemachtigde als de gemachtigde die ook in het eerder tussen partijen gevoerde kort geding, dat heeft geleid tot het vonnis van 5 november 2014, is opgetreden. Uit onder meer de correspondentie die is overgelegd namens [gedaagde] bij e-mailbericht van 14 december 2014 blijkt dat tussen haar en de gemachtigde voorafgaand aan de zitting (goed) contact mogelijk is geweest. Verder is gesteld noch gebleken dat [gedaagde] in enig rechtens relevant procesbelang is geschaad in de zin dat zij door de wijze waarop de procedure is verlopen enig verweer niet naar voren heeft kunnen brengen. Ook [eiser] is niet in persoon op de zitting aanwezig geweest zodat ook om die reden geen sprake is van een schending van het beginsel van hoor en wederhoor in de zin dat [gedaagde] (in persoon) niet heeft kunnen reageren op verklaringen ter zitting van [eiser] (in persoon).
5.2.
De voorzieningenrechter zal overgaan tot de beoordeling van het geschil. Daarbij ziet de voorzieningenrechter aanleiding eerst de vordering in reconventie te behandelen nu de eventuele toewijzing hiervan ook voor de vordering in conventie gevolgen heeft.
5.3.
De voorzieningenrechter kan de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien zij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
5.4.
In dit kader heeft [gedaagde] gesteld dat zij in het vonnis van 5 november 2014 tot een onmogelijke rechtshandeling is veroordeeld, namelijk het verschaffen van het bezit aan [eiser] van een dier dat zij niet heeft. Ook heeft [gedaagde] bezwaar tegen de in het vonnis opgelegde dwangsom.
5.5.
[eiser] heeft aangevoerd dat [gedaagde] geen enkele inspanning heeft verricht om aan het voormelde vonnis te voldoen. Een beroep op artikel 611d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) komt [gedaagde] niet toe, aldus [eiser].
5.6.
De stellingen van [gedaagde] die zij ter onderbouwing van haar conclusie dat zij onmogelijk aan het vonnis van 5 november 2014 kan voldoen, naar voren heeft gebracht, maken niet dat klaarblijkelijk sprake is van een juridische of feitelijke misslag in dat vonnis. In het vonnis van 5 november 2014 is vermeld dat [gedaagde] de hond heeft verkocht aan een derde, waar de hond sinds eind mei 2014 verblijft. Met die derde is zo blijkt uit de door [gedaagde] overgelegde facturen van dierenkliniek [naam] als ook het ter zitting voorgelezen e-mailbericht aan de gemachtigde van [gedaagde] contact. Ook heeft [gedaagde] volgens het vonnis de derde aan wie zij de hond ter beschikking heeft gesteld, volledig ingelicht over het feit dat de hond (eerder) is verkocht aan [eiser]. Welke omstandigheden maken dat het onmogelijk is om de hond op te halen bij de derde en vervolgens af te geven bij de in het dictum van het vonnis vermelde stichting is door [gedaagde] in het geheel niet toegelicht. Gesteld noch gebleken is ook dat sprake is van een na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feit dat maakt dat klaarblijkelijk aan de zijde van [gedaagde] een noodtoestand zal ontstaan. Dat sprake is van misbruik van bevoegdheid is daarom niet aannemelijk geworden.
5.7.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee, dat in dit executiegeschil geen inhoudelijke bezwaren tegen het vonnis van 5 november 2014 kunnen worden aangevoerd, los van die bezwaren die zouden maken dat sprake is van misbruik van bevoegdheid. De door [gedaagde] (voor het overige) inhoudelijke bezwaren tegen de motivering van en de beoordeling in het vonnis van 5 november 2014, kunnen niet leiden tot het oordeel dat sprake is van misbruik van bevoegdheid, zodat die bezwaren in deze procedure niet worden behandeld. Deze bezwaren zullen in het door [gedaagde] ingestelde hoger beroep tegen het vonnis aan de orde moeten worden gesteld.
5.8.
Op grond van het voorgaande zal de vordering in reconventie worden afgewezen.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op € 200,00 aan salaris advocaat.
5.9.
In conventie heeft [eiser] ten eerste gevorderd een verhoging van de dwangsom die in het vonnis van 5 november 2014 is bepaald op € 500,00 per dag met een maximum van € 5.000,00. Ter onderbouwing van dit onderdeel van de vordering heeft [eiser] gesteld dat die dwangsom geen prikkel vormt voor [gedaagde] om het vonnis na te komen.
5.10.
Ter zitting heeft de gemachtigde van [eiser] verklaard dat [eiser] niet is aangevangen met het innen van de dwangsommen die in zijn ogen door [gedaagde] zijn verbeurd. Nu nog niet eens is begonnen met de executie van het vonnis in de zin dat executiemaatregelen zijn getroffen om te komen tot het innen van de volgens [eiser] verbeurde dwangsommen is de conclusie dat de in het vonnis bepaalde dwangsom niet tot prikkel strekt, door [eiser] onvoldoende aannemelijk gemaakt. Alleen al om die reden zal dit onderdeel van de vordering van [eiser] worden afgewezen.
5.11.
Ook heeft [eiser] in conventie op grond van artikel 843a Rv gevorderd een gebod voor [gedaagde] om de gegevens van de derde waar hond [naam] thans verblijft, aan [eiser] te verschaffen.
5.12.
Artikel 843a Rv bepaalt dat een ieder die daarbij een rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij partij is, van degene die deze bescheiden tot zijn beschikking heeft. De voorzieningenrechter overweegt dat [eiser] als eigenaar van de hond een rechtmatig belang heeft bij de gegevens van de derde waar de hond op dit moment verblijft, teneinde rechtsmaatregelen te treffen of een procedure tot afgifte van de hond te kunnen starten. Het genoemde artikel ziet op afgifte van bescheiden die de ander tot zijn beschikking heeft. In dit geval staat, zo heeft [eiser] in deze procedure onweersproken gesteld, de factuur waar de bedoelde persoons- en adresgegevens op vermeld staan, ter beschikking aan [gedaagde]. Tegen dit onderdeel van de vordering is verder geen gemotiveerd verweer gevoerd. Op grond van het voorgaande zal de vordering worden toegewezen in de zin dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot afgifte van een afschrift van de factuur waarop de persoons- en adresgegevens van de derde waaraan [gedaagde] hond [naam] ter beschikking heeft gesteld, zijn vermeld. Aan die veroordeling zal een dwangsom worden gekoppeld van € 500,00 per dag dat [gedaagde] hieraan niet voldoet tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt.
5.13.
Nu partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten in conventie worden gecompenseerd in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
gebiedt [gedaagde] om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, aan [eiser] een afschrift te verstrekken van de volledige nota van 13 oktober 2014 factuurnummer
S-2014-10204 van dierenkliniek [naam], gevestigd aan de [adres] ([woonplaats] aan de derde waaraan [gedaagde] hond [naam] ter beschikking heeft gesteld, met daarop de persoons- en adresgegevens van deze derde;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [gedaagde] niet aan de veroordeling uit 6.1. voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
6.6.
wijst de vordering af;
6.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 200,00 aan salaris advocaat;
6.8.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Heuveling van Beek en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2015. [1]

Voetnoten

1.type: MT 4253