[gedaagde sub 1] baseert haar verweer - kort weergegeven - op het volgende.
[eiser] heeft zich pas na 8 mei 2013 (de datum van de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland in de zaak tussen [eiser] en [A]) op het standpunt gesteld dat een ingebrekestelling van BroThom nodig was om BroThom in verzuim te brengen.
[eiser] heeft mr. [gedaagde sub 9] eerst aangesproken bij e-mail van 1 januari 2011 ter zake het niet in behandeling nemen van de opdracht om te procederen tegen mr. [A], voor het niet in gebreke stellen van BroThom voorafgaand aan de procedure bij de rechtbank Den Haag en voor het onvoldoende concreet omschrijven van de tekortkomingen van de door BroThom geleverde producten in de dagvaarding.
[eiser] heeft aldus niet voldaan aan zijn verplichting om tijdig te klagen als bedoeld in artikel 6:89 BW.
[eiser] had dat eerder kunnen en moeten doen, nu de gestelde fouten van mr. [gedaagde sub 9] in elk geval duidelijk waren na het vonnis van de rechtbank Den Haag van 19 juli 2006.
[gedaagde sub 1] wordt hierdoor benadeeld doordat zij niet meer beschikt over het complete dossier van de zaak. Dat is overgedragen aan mr. [A]. Daardoor wordt [gedaagde sub 1] in haar verdediging geschaad.
Bovendien had [gedaagde sub 1], indien zij binnen bekwame tijd aansprakelijk was gesteld, zich intensief willen bemoeien met de procedure in hoger beroep.
[gedaagde sub 1] heeft erop gewezen dat een procedure in hoger beroep er mede toe dient eventueel in eerste aanleg gemaakte fouten te herstellen.
[eiser] heeft mr. [A] ingeschakeld voor het voeren van de procedure in hoger beroep bij de rechtbank Den Haag. Voor zover [eiser] schade mocht hebben geleden, is het causaal verband tussen die schade en een eventueel handelen of nalaten van mr. [gedaagde sub 9] komen te ontbreken. Het handelen van mr. [A] komt immers voor rekening en risico van [eiser] en dient niet bij [gedaagde sub 1] te worden gelegd.
Mr. [gedaagde sub 9] heeft het concept van de inleidende dagvaarding eerst naar [eiser] gestuurd en deze heeft toestemming gegeven om de dagvaarding uit te laten brengen. Mr.[gedaagde sub 9] was voor de technische informatie met betrekking de Perio Phones afhankelijk van [eiser].
De factuur, waarop [eiser] zijn vordering ad € 855,65 stoelt, heeft geen betrekking op het geven van advies omtrent het al dan niet voeren van een procedure tegen mr. [A] maar op een andere zaak die mr. [gedaagde sub 9] voor [eiser] heeft gedaan, namelijk een zaak tegen Nationale Nederlanden. Dat staat ook duidelijk op de desbetreffende declaraties.