Uitspraak
Verstekvonnis van 4 november 2015
[gedaagde] ,
De overwegingen van de kantonrechter
“(…) dat het beding oneerlijk is in de zin van die richtlijn, mede gelet op de hoogte van de bedongen rente van 2% per maand, die ruim boven de wettelijke rente van art. 6:119 BW ligt en boven de wettelijke handelsrente van art. 6:119a BW.” Nog afgezien van hetgeen de rechtbank hierboven heeft geoordeeld, is de wijze waarop het bedrag van 12,67% tot stand is gekomen intransparant in de zin van HvJ 30 april 2014 ECLI:EU:C:2014:282 (Kásler) omdat enkel dat percentage [gedaagde] geen duidelijke en begrijpelijk criteria geeft die hem kunnen doen voorzien wat de econo-mische gevolgen zijn die voor hem zijn verbonden aan onmiddellijke opeising. Deze intrans-parantie is met name gelegen in het woordje ‘eventueel’ in artikel 9 van de AV.
€ 300,00(1 punt x tarief € 300,00)