ECLI:NL:RBMNE:2015:9114

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2015
Publicatiedatum
18 december 2015
Zaaknummer
C/16/402142 / KG ZA 15-766
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eenzijdige opzegging van zorgovereenkomst door zorginstelling niet gerechtvaardigd

In deze zaak vorderden de ouders van een cliënt, [naam], dat zorginstelling Centraalzorg hen zou toelaten tot het appartement van hun zoon en de zorg zou continueren conform de zorgovereenkomst. De zorginstelling had de overeenkomst eenzijdig beëindigd, stellende dat het gedrag van [naam] voor onveiligheid zorgde. De voorzieningenrechter oordeelde dat Centraalzorg onvoldoende gewichtige redenen had om de zorgovereenkomst op te zeggen. De rechter benadrukte dat kwetsbare cliënten zoals [naam] recht hebben op een stabiele en vertrouwde omgeving. De stellingen van Centraalzorg over onveiligheid werden niet voldoende onderbouwd, en de zorgvuldigheid in de procedure was niet in acht genomen. De rechter besloot dat de zorgovereenkomst nog steeds van kracht was en dat [naam] met ingang van 4 januari 2016 weer in zijn appartement moest worden toegelaten. Tevens werden verschillende vorderingen van de ouders toegewezen, waaronder het verbod voor Centraalzorg om het appartement te betreden zonder toestemming van de ouders.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/402142 / KG ZA 15-766
Vonnis in kort geding van 18 december 2015
in de zaak van

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]
ieder in zijn/haar hoedanigheid van mentor betreffende
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. drs. G.H. van der Waaij te Leusden,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CENTRAALZORG BV,
gevestigd te Leusden,
gedaagde,
advocaat mr. G.J. Boven te Leusden.
[eiser 1] en [eiser 2] zijn de formele procespartijen. Zij zullen hierna gezamenlijk de ouders van [naam] genoemd worden en afzonderlijk de vader van [naam] en de moeder van [naam] . [naam] is de materiële procespartij en zal hierna [naam] worden genoemd. Gedaagde zal hierna Centraalzorg genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • het faxbericht van 27 oktober 2015 van mr. Boven met producties;
  • de faxberichten van 28 oktober 2015 van mr. Van der Waaij met producties;
  • de mondelinge behandeling van 29 oktober 2015;
  • de pleitnota van de ouders van [naam] ;
  • de pleitnota van Centraalzorg;
  • het faxbericht van 3 november 2015 van mr. Van der Waaij met producties;
  • de akte verzoek voortzetting procedure tevens vermeerdering van eis van 4 november 2015 van de ouders van [naam] ;
  • het faxbericht van 5 november 2015 van mr. Boven met producties;
  • het faxbericht van 5 november 2015 van mr. Van der Waaij met producties;
  • het proces-verbaal van de voortgezette mondelinge behandeling van 6 november 2015;
  • de pleitnota van de ouders van [naam] ;
  • het faxbericht van 11 december 2015 van mr. Van der Waaij;
  • de brief van 14 december 2015 van mr. Boven.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam] , geboren [1975] , lijdt aan schizofrenie en heeft tevens diabetes mellitus alsmede een eetverslaving.
2.2.
Bij beschikkingen van 25 maart 2008 heeft de rechtbank, sector kanton, locatie Utrecht, de ouders van [naam] benoemd tot mentor en bewindvoerder van [naam] .
2.3.
In het voorjaar van 2011 is op initiatief van en door ouders van meerderjarige kinderen met de hersenziekte schizofrenie het woon-zorgcomplex Plus Wonen gerealiseerd. De appartementen van Plus Wonen zijn gelegen aan de [adres] .
In het totaal wonen er 15 mensen in Plus Wonen.
2.4.
[naam] woont en verblijft sinds de realisatie in 2011 in een van de appartementen (nummer [nummer] ) in Plus Wonen.
2.5.
Centraalzorg is als zorgaanbieder bij Plus Wonen betrokken. Centraalzorg was tot 1 januari 2015 ondergebracht bij het Zorgkantoor. Sindsdien valt de door Centraalzorg aangeboden zorg onder de Wet Maatschappelijke Ondersteuning.
2.6.
[naam] en Centraalzorg hebben een zorgovereenkomst project “Plus Wonen” Bedoeld voor cliënten die verblijven in het kleinschalig AWBZ project Plus Wonen te [woonplaats] (hierna: de zorgovereenkomst) gesloten, waarin onder meer het volgende is overeengekomen:
“(…)Artikel 23 Beëindiging overeenkomst; opzegging
(…)
2. De zorgaanbieder kan de overeenkomst opzeggen: (…)
c. Om overige gewichtige redenen. (…)”.
2.7.
Het Centrum Indicatiestelling Zorg (hierna: CIZ) heeft bij brief van 26 januari 2015 voor [naam] een indicatie voor zorgzwaartepakket GGZ04C, zorg in natura, verleend voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020. In genoemde brief is onder meer het volgende vermeld:
“(...) In dit indicatiebesluit is rekening gehouden met uw beperkingen bij:
  • Sociale redzaamheid
  • Psychisch functioneren
  • Voor eigen gezondheid zorgen (…)
Vanwege uw psychische stoornis en in mindere mate uw ouderdomsproblemen heeft u zorg nodig. Daarom staat in het indicatiebesluit dat de ‘grondslag’ voor de zorg ‘psychiatrisch’ is.
Het zorgzwaartepakket GGZ04C bevat verblijf, begeleiding inclusief dagbesteding, persoonlijke verzorging en verpleging. U krijgt deze zorg omdat u een beschermde en gestructureerde woonomgeving met intensieve begeleiding en verzorging nodig heeft. De begeleiding is gericht op het vasthouden van uw huidige niveau van functioneren. U hebt rust en een vast dagritme nodig. U heeft dagelijks intensieve begeleiding nodig. Bij de persoonlijke verzorging heeft u dagelijks behoefte aan begeleiding, toezicht of overname. In verband met uw lichamelijke problemen heeft u soms verpleging nodig, Er is sprake van gedragsproblematiek waarvoor u voortdurend begeleiding nodig heeft. U heeft vanwege uw aandoeningen ook persoonlijke verzorging nodig. U heeft ook dagbesteding nodig. (…)”.
2.8.
De huidige behandelaars van [naam] zijn mevrouw G.M.J. (Truus) [K] (hierna: [K] ), psychiater GGZ Centraal Oostelijk Utrecht en de heer [L] , SPV, GGZ Centraal, Oostelijk Utrecht. [naam] is bezig over te stappen naar BuurtzorgT (de heer dr. [M] , psychiater en de heer [N] , SPV), zulks in goed overleg met GGZ Centraal.
2.9.
Op 25 augustus 2015 heeft zich een incident voorgedaan, waarbij [naam] uit boosheid een ontbijtbord heeft kapot gegooid.
2.10.
Vervolgens heeft de heer [X] (hierna ook: [X] ), de directeur en bestuurder van Centraalzorg, de vader van [naam] telefonisch meegedeeld dat [naam] na overleg met de Crisisdienst op bezinningsverlof is gestuurd. [X] heeft dit in een e-mailbericht van 26 augustus 2015 bevestigd en de vader van [naam] verder onder meer het volgende geschreven:
“(…) Naar aanleiding van ons telefoongesprek van heden middag bevestig ik u hierbij dat wij, in overleg met de behandelaar, nader met u en uw zoon van gedachten willen wisselen over het ongewenste gedrag van [naam] gedurende de afgelopen periode.
Wij hebben begrepen dat [naam] op dit moment bij u thuis verblijft. Zoals telefonisch besproken verzoeken wij u daarom de komende dagen alvast met uw zoon van gedachten te wisselen over zijn gedrag van de afgelopen periode om zo een constructief gesprek met onze zorgbegeleiding en behandelaar voor te bereiden. (…)
In het kader van het voorgaande hebben wij in, overleg met de behandelaar, besloten dat [naam] in ieder geval tot en met 3 september 2015 met bezinningsverlof gaat. Ik heb u geïnformeerd dat [naam] tot deze datum geen toegang heeft tot onze zorglocatie aan de [adres] en specifiek geen toegang heeft tot zijn kamer binnen ons zorgcomplex. In dit kader is zijn kamer ook afgesloten. (…)”.
2.11.
Op 27 augustus 2015 heeft een gesprek met de vader van [naam] , [naam] en [X] plaatsgevonden.
2.12.
Diezelfde dag is [naam] voor een bezinningsverlof met een taxi op kosten van Centraalzorg naar de daklozenopvang te Amersfoort locatie [adres] (hierna: de daklozenopvang) gebracht.
2.13.
Na een week mocht [naam] terugkomen in zijn appartement in Plus Wonen.
2.14.
Op 2 oktober 2015 heeft zich in de avond een tweede incident voorgedaan, waarbij [naam] onenigheid met een begeleidster, genaamd [A] , heeft gekregen.
Naar aanleiding van dit incident is [naam] na overleg met de Crisisdienst uit zijn appartement gezet en voor de tweede keer voor een bezinningsverlof naar de daklozenopvang gebracht.
2.15.
Bij e-mailbericht van 5 oktober 2015 verzonden om 14.27 uur heeft mevrouw [Y] (hierna: [Y] ), teamleidster van Plus Wonen, de vader van [naam] onder meer uitgenodigd voor een gesprek op 9 oktober 2015 in verband met het bezinningsverlof van [naam] .
2.16.
Hierop heeft de vader van [naam] [Y] bij e-mailbericht van 5 oktober 2015 verzonden om 14.35 uur onder meer inzicht gevraagd in de dagrapportages van [naam] over het laatste jaar, de zorgovereenkomst en het begeleidings-/ondersteuningsplan.
2.17.
Bij brief van 6 oktober 2015 heeft Centraalzorg [naam] onder meer geschreven dat zij de zorgovereenkomst met onmiddellijke ingang eenzijdig beëindigt. In deze brief is onder meer het volgende vermeld:
“(…) Helaas moet ik je informeren dat jouw gedrag gedurende de afgelopen periode heeft geresulteerd in een toenemend gevoel van onveiligheid onder de leden van het zorgteam en andere bewoners. Wij hebben je de afgelopen tijd stelselmatig en op verschillende manieren verzocht om je gedrag aan te passen. Helaas zonder resultaat. Meerdere incidenten hebben zelfs geresulteerd in meldingen bij de politie.
De vertrouwensrelatie is hierdoor helaas onherstelbaar beschadigd waardoor ervoor ons een onwerkbare situatie is ontstaan.
Vandaag hebben we de situatie met besproken en zijn we, in nauw overleg met je behandelaar, tot de conclusie gekomen dat het begeleid wonen project Plus Wonen voor jou niet de juiste plaats is.
Dit betekent dat we je helaas moeten informeren dat je niet kunt terugkeren naar je kamer (…). Ook willen we je hierbij verzoeken om zo eventuele spanningen onder bewoners en medewerkers te voorkomen. Formeel betekent dit dat je vanaf heden een terreinverbod hebt voor onze zorglocatie (…).
Het spreekt voor zich dat wij samen met de Gemeente Amersfoort en je behandelaar zullen bemiddelen bij het streven naar het vinden van een nieuwe, voor jou beter passende, plek voor wonen en zorg. Jouw persoonlijke voorkeuren en wensen zijn hierbij bepalend. (…)”.
2.18.
Bij brief van 8 oktober 2015 heeft de raadsvrouwe van de ouders van [naam] Centraalzorg onder meer gesommeerd om [naam] toe te laten in zijn appartement in Plus Wonen en de zorg op basis van zijn indicatie en zorgplan te continueren. Voorts heeft de raadsvrouw van [naam] Centraalzorg gesommeerd om de rapportages, het zorgcontract, het behandel/zorgplan van [naam] uiterlijk op 9 oktober 2015 te doen toekomen.
2.19.
Bij brief van eveneens 8 oktober 2015 heeft Centraalzorg de ouders, familie en/of wettelijke vertegenwoordigers geïnformeerd over de beëindiging van de zorgovereenkomst.
2.20.
Bij e-mailbericht van 9 oktober 2015 heeft [K] , behandelend psychiater van [naam] en werkzaam bij GGZ centraal, onder meer de vader van [naam] het volgende geschreven, voor zover van belang:
“(…) Zoals gisteren in het gesprek ook al aangegeven, hebben we rectificatie gevraagd van de onderstaande formuleringen:
”Vandaag hebben we de situatie besproken en zijn we, in nauw overleg met je behandelaar, tot de conclusie gekomen dat het begeleid wonen project Plus Wonen voor jou niet de juiste plaats is”(brief dd 06-10-2015 aan [naam] en Dhr. [eiser 1] , betreffende eenzijdige beëindiging zorgaanbod locatie Plus Wonen),
“Om bovenstaande redenen hebben wij, in nauw overleg met de behandelaar, helaas moeten besluiten om ons zorgaanbod aan deze bewoner eenzijdig te beëindigen” (brief aan de ouders dd 08-10-2015) (…)”.
2.21.
Bij brief van 21 oktober 2015 heeft Centraalzorg [naam] onder meer het volgende geschreven:
“(…) Op 6 oktober 2015 hebben wij helaas moeten besluiten om ons zorgaanbod eenzijdig op te zeggen. De afgelopen week hebben wij intern bekeken of een terugkomst binnen ons zorgproject aan de [adres] eventueel mogelijk is.
Helaas moet ik u echter berichten dat de vertrouwensbreuk met u van structurele aard is. Ondertussen hebben wij op het verzoek van uw jurist een opgave gedaan van alle incidenten. (…)
Een grote meerderheid van de medewerkers en meerdere bewoners hebben de afgelopen week aangegeven zich door uw gedrag niet langer veilig te voelen in hun werk c.q. woonomgeving. Ook hebben enkele ouders hun zorg over effect van uw gedrag op de gezondheid van hun kinderen naar ons uitgesproken.
Een eventuele terugkomst binnen ons project vormt daarmee een gezondheidsrisico voor meerdere bewoners en zal daarnaast betekenen dat meerdere medewerkers hun werkzaamheden niet langer kunnen c.q. willen uitvoeren waardoor er een onverantwoorde situatie binnen ons woon/zorg project ontstaat met een sterk verhoogd gezondheids en veiligheidsrisico voor de overige bewoners.
De consequenties die zijn verbonden aan uw eventuele terugkeer zijn dermate risicovol dat het voor mij als directeur helaas onmogelijk is om u in de toekomst (tijdelijk) terug te kunnen laten keren binnen ons zorgproject.
Boven genoemde situatie maakt het helaas noodzakelijk om de zorgovereenkomst tussen u en onze zorgorganisatie eenzijdig op te zeggen. In overleg is door de Gemeente [woonplaats] besloten om het Sociale loket voor u in te zetten om u (in overleg met uw behandelaar) te begeleiden naar een nieuwe, voor u beter passende woon/zorgomgeving. (…)
Het doet ons echter plezier dat het sociaalloket er reeds in is geslaagd om u een passende nieuwe woon/zorg locatie aan te bieden. Naar wij hebben begrepen wachten zij op dit moment op uw reactie.
In formele zin zeggen wij uw zorgovereenkomst met onze zorgorganisatie per 28 oktober 2015 eenzijdig op. Het spreekt natuurlijk voor zich dat deze datum vervroegd kan worden als u ingaat op het aanbod van het Sociale loket. (…)
Indien u onverhoopt op 28 oktober a.s. toch nog geen passende woon/zorg omgeving heeft gevonden zijn wij voornemens om met de Gemeente Amersfoort te overleggen op welke wijze uw tijdelijk verblijf gecontinueerd kan worden na beëindiging van onze zorgovereenkomst. (…)
In praktische zin betekent de opzegging van uw zorgovereenkomst dat uw kamer binnen onze zorglocatie leeg opgeleverd dient te worden. Wij geven u hiervoor 14 dagen de tijd, als u door omstandigheden er nog niet in slaagt om uw spullen binnen deze termijn (in overleg) op te halen zullen wij zorg dragen voor een veilige opslag zodat u op een latere datum uw eigendommen kunt ophalen (…)”.
2.22.
Een aantal medebewoners hebben al dan niet via hun ouders eenstemmig verklaard dat zij een goed contact hebben met [naam] en dat zij zich door hem niet bedreigd voelen.
2.23.
Centraalzorg heeft de spullen van [naam] die zich in zijn appartement bevinden in verhuisdozen in gepakt.
2.24.
[naam] verblijft op dit moment bij zijn ouders.

3.Het geschil

3.1.
De ouders van [naam] vorderen, na vermeerdering van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Centraalzorg:
I. te veroordelen om [naam] binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis toe te laten in zijn appartement en algemene ruimten en overige algemene voorzieningen in locatie Plus Wonen;
II. te veroordelen om [naam] binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis de zorg en begeleiding te bieden conform de tussen partijen gesloten zorgovereenkomst en op basis van de geldende CIZ indicatie;
III. te verbieden om het appartement van [naam] te betreden, zonder toestemming van de ouders van [naam] ;
IV. te verbieden om de eigendommen van [naam] te verwijderen uit zijn appartement in Plus Wonen;
V. te veroordelen tot afgifte van de druppel en sleutel van de algemene toegangsdeur van Plus Wonen en zijn appartement in Plus Wonen binnen een termijn van 24 uur na de uitspraak;
VI. te gelasten om binnen een termijn van 1 werkdag na het vonnis het volledige zorgdossier van [naam] op papier aan de ouders van [naam] aan te leveren;
VII. te veroordelen tot voldoening van een dwangsom aan de ouders van [naam] van
€ 1.000,-- per overtreding van het gevorderde onder sub I tot en met sub IV en van €1.000,-- per dag of gedeelte van een dag dat Centraalzorg met het onder sub V en sub VI bepaalde in gebreke is;
VIII. te veroordelen tot voldoening van de kosten van mediation van de ouders van [naam] , waaronder mede begrepen de kosten van rechtsbijstand door zijn advocaat van € 200,-- per uur exclusief 6% kosten en BTW;
IX. in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten.
3.2.
De ouders van [naam] leggen aan hun vorderingen ten grondslag – kort en zakelijk weergegeven – dat Centraalzorg niet gerechtigd is de zorgovereenkomst met [naam] eenzijdig op te zeggen. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:460 BW is eenzijdige opzegging van de zorgovereenkomst door de hulpverlener alleen mogelijk op grond van gewichtige redenen. Van dergelijke gewichtige redenen is geen sprake. Daarnaast heeft Centraalzorg in de aanloop naar de eenzijdige beëindiging niet zorgvuldig gehandeld. Evenmin heeft Centraalzorg de nazorg zorgvuldig geregeld, aldus nog steeds de ouders van [naam] . De ouders van [naam] verwijzen daarbij onder meer naar het Protocol Zorgweigering en eenzijdige opzegging zorgovereenkomst (overgelegd als productie 14 bij dagvaarding).
3.3.
Centraalzorg voert verweer.
3.4.
Op de (overige) stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[naam] heeft spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening, nu [naam] zijn appartement niet in kan en de zorg en begeleiding ontbeert waarop hij op grond van zijn CIZ-indicatie en op grond van de zorgovereenkomst recht heeft.
4.2.
In het onderhavige geschil dient de vraag te worden beantwoord of Centraalzorg de zorgovereenkomst met betrekking tot [naam] eenzijdig heeft kunnen en mogen opzeggen.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat op de zorgovereenkomst de artikelen 7:460 BW en verder van toepassing zijn, hetgeen tussen partijen ook niet ter discussie staat. Overeenkomstig laatstgenoemd artikel geldt als uitgangspunt dat Centraalzorg als hulpverlener de zorgovereenkomst niet eenzijdig kan opzeggen, tenzij er gewichtige redenen voor de opzegging bestaan.
4.4.
Ter beoordeling is derhalve of het hoogstwaarschijnlijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat Centraalzorg een gewichtige reden heeft om de zorgovereenkomst eenzijdig op te zeggen.
4.5.
Bij de beoordeling van het antwoord op de vraag of Centraalzorg gewichtige redenen had, moet vooropgesteld worden dat patiënten als [naam] kwetsbare mensen zijn, die in bijzondere mate belang hebben bij een stabiele, vertrouwde omgeving, voor [naam] is dat Plus Wonen.
4.6.
Centraalzorg heeft in haar brieven van 6 en 21 oktober 2015 als gewichtige redenen opgegeven – samengevat – dat het gedrag van [naam] zorgt voor een gevoel van onveiligheid onder het personeel en de bewoners van Plus Wonen, dat de vertrouwensrelatie tussen Centraalzorg en [naam] onherstelbaar is beschadigd en dat het begeleid Plus Wonen voor [naam] niet de juiste plaats is.
4.7.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft Centraalzorg de door haar gestelde gewichtige redenen in het licht van de gemotiveerde betwisting door de ouders van [naam] onvoldoende aannemelijk gemaakt. Centraalzorg heeft haar stelling dat het gedrag van [naam] voor een gevoel van onveiligheid onder het personeel en de bewoners heeft gezorgd onvoldoende met bewijsstukken onderbouwd. In ieder geval is de enkele verklaring van teambegeleidster [Y] (door Centraalzorg overgelegd als productie 3) onvoldoende. Bovendien staat deze verklaring haaks op de van de zijde van de ouders van [naam] in het geding gebrachte verklaringen van (de ouders van) medebewoners van [naam] in Plus Wonen (zie productie 13 bij dagvaarding). Uit laatstbedoelde verklaringen blijkt immers dat de medebewoners van [naam] zich niet onveilig of bedreigd voelen door [naam] .
4.8.
Centraalzorg heeft niet voldoende onderbouwd en verklaard waarom het tussen [naam] en Centraalzorg na 25 augustus 2014 zo snel zo hoog heeft kunnen oplopen, terwijl [naam] al sinds 2011 in Plus Wonen verblijft.
4.9.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is verder niet aannemelijk geworden dat de vertrouwensrelatie tussen [naam] en Centraalzorg onherstelbaar is beschadigd, zoals door Centraalzorg is gesteld maar door de ouders van [naam] gemotiveerd is bestreden. Weliswaar hebben zich twee incidenten voorgedaan, namelijk op 27 augustus 2015 en op 2 oktober 2015, maar dit rechtvaardigt vooralsnog niet de conclusie dat sprake is van een vertrouwensbreuk, laat staan dat sprake zou zijn van een structurele vertrouwensbreuk. De door Centraalzorg als productie 2 in het geding gebrachte overzicht van zogenaamde Meldingen Incidenten Patiëntenzorg (MIP), ten onrechte MIB genoemd, betreffende [naam] in 2015 noopt niet tot een ander voorlopig oordeel. Genoemd overzicht betreft slechts de meldingen vanaf februari 2015. De ouders van [naam] hebben ten aanzien van een aantal gemelde incidenten nadrukkelijk betwist dat deze zich daadwerkelijk hebben voorgedaan. Ten derde zijn deze meldingen op zich niet bedoeld om te worden ingezet ten behoeve van een eenzijdige opzegging door een zorginstelling. Het melden van (bijna) incidenten heeft immers tot doel inzicht te krijgen in de aard van de incidenten en de oorzaken ervan, waarbij het niet gaat om de schuldvraag, maar om het leren van gemaakte fouten. Verder heeft Centraalzorg haar stelling onvoldoende feitelijk onderbouwd.
Voorts heeft Centraalzorg wel gesteld dat verschillende incidenten zouden hebben geresulteerd in meldingen bij de politie, maar zij heeft ook op dit punt nagelaten haar stelling van onderliggende bewijsstukken te voorzien.
In dit verband is verder van belang dat op pagina 2 van een evaluatie van 13 juni 2014 van [K] (productie 23 van de ouders van [naam] ) wordt vermeld dat geen risico op huiselijk geweld en mishandeling bestaat. Op pagina 1 van genoemde evaluatie staat verder vermeld dat [naam] in Plus Wonen een passende woonvorm heeft gevonden, maar moet wennen aan de geldende huisregels.
4.10.
Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet aannemelijk is geworden dat Centraalzorg voldoende gewichtige redenen had om de zorgovereenkomst eenzijdig op te zeggen, op de wijze zoals zij dit heeft gedaan.
4.11.
De voorzieningenrechter overweegt voorts dat daarnaast niet aannemelijk is geworden dat Centraalzorg bij (de aanloop tot) de opzegging de nodige zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van haar in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht.
4.12.
De voorzieningenrechter stelt vast dat ter zitting is gebleken dat een protocol ter zake de eenzijdige beëindiging van de zorgovereenkomst bij Centraalzorg ontbreekt. Bij de beoordeling of de nodige zorgvuldigheid is betracht moet dan ook het tot 1 januari 2015 voor Centraalzorg geldende Protocol Zorgweigering en eenzijdige opzegging zorgovereenkomst (hierna: het Protocol), dat als productie 14 bij dagvaarding is overgelegd en waarnaar de ouders van [naam] hebben verwezen, als aanvullende uitlegregel (soft law) worden betrokken. Genoemd Protocol geeft inzicht in de rechten en plichten van zorgaanbieders, cliënten en het zorgkantoor ten aanzien van onder meer eenzijdige zorgbeëindiging, is een uitwerking van de richtlijnen die worden beschreven in hoofdstuk 6 van het Voorschrift Zorgtoewijzing 2013 van Zorgverzekeraars Nederland en strookt met de richtlijn van de KNMG op dit punt. In hoofdstuk 4 van het Protocol is onder meer vermeld dat voor overgegaan kan worden tot het indienen van een verzoek tot eenzijdige zorgbeëindiging bij het zorgkantoor, een aantal stappen dient te zijn ondernomen, namelijk het verkennen van de mogelijkheden tot verbetering van de situatie en het wijzen op de consequenties, verkennen van alternatieven binnen de eigen organisatie, het geven van een laatste waarschuwing en het verkennen van alternatieven buiten de eigen organisatie.
4.13.
Uit hetgeen door partijen over en weer is gesteld en uit de tot op heden in het geding gebrachte stukken moet naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter worden afgeleid dat Centraalzorg in de aanloop tot de beëindiging van de zorgovereenkomst niet zorgvuldig heeft gehandeld. Zo heeft Centraalzorg de zorgovereenkomst bij brieven van 6 oktober 2015 en 8 oktober 2015 aan [naam] respectievelijk de ouders van [naam] eenzijdig beëindigd, terwijl de teamleidster van Plus Wonen in een eerder e-mailbericht van
5 oktober 2015 onder meer gericht aan de ouders van [naam] heeft aangekondigd dat op
9 oktober 2015 om 15 uur nog een gesprek zou zijn in verband met het bezinningsverlof van [naam] . In laatstgenoemd e-mailbericht wordt met geen woord gerept over een mogelijke beëindiging van de zorgovereenkomst. Evenmin blijkt dat in de aanloop tot de beëindiging van de zorgovereenkomst (schriftelijke) waarschuwingen zouden zijn gedaan met de melding dat opzegging het gevolg kon zijn. Voorts heeft Centraalzorg in dit verband wel gesteld dat zij [naam] de afgelopen tijd regelmatig en stelselmatig en op verschillende manieren zou hebben verzocht om zijn gedrag aan te passen, maar enig bewijs daarvan ontbreekt.
Voorts is onvoldoende aannemelijk geworden dat Centraalzorg zich voldoende heeft ingespannen om een passende oplossing voor de bestaande situatie te zoeken, waarbij [naam] ook in de toekomst na de beëindiging van de zorgovereenkomst de speciale zorg kan ontvangen die voor hem overeenkomstig de CIZ-indicatie vereist is. Weliswaar heeft Centraalzorg in haar brief van 21 oktober 2015 geschreven dat door de Gemeente Leusden is besloten om het Sociale loket voor [naam] in te zetten om hem (in overleg met zijn behandelaar) te begeleiden naar een nieuwe, beter passende woon/zorgomgeving, en dat het Sociaal loket er reeds in zou zijn geslaagd een passende nieuwe woon/zorg locatie aan te bieden, maar dit is door de ouders van [naam] gemotiveerd betwist. Dat sprake zou zijn van een passende nieuwe woonvorm is ook niet met onderliggende stukken onderbouwd. Een naam van een instelling is niet genoemd.
De hiervoor geschetste handelswijze van Centraalzorg is niet zoals van een goede zorgaanbieder bij de eenzijdige beëindiging van de zorgovereenkomst mag worden verwacht. Overigens geldt dit evenzeer voor de handelswijze van Centraalzorg in de aanloop tot de beëindiging van de zorgovereenkomst, meer in het bijzonder na de incidenten van 27 augustus 2015 en 2 oktober 2015. Centraalzorg heeft [naam] na deze incidenten uit zijn appartement gezet, waarna [naam] bij daklozenopvang diende te verblijven. Overleg met de behandelaars van [naam] is er niet geweest, alleen met de crisisdienst. Een dergelijke handelswijze is ten aanzien van een kwetsbaar persoon als [naam] uiterst onzorgvuldig.
4.14.
Opmerking verdient nog dat [naam] geen zorg ontvangt op grond van de WMO, maar op grond van de zorgovereenkomst met Centraalzorg en de CIZ-indicatie.
4.15.
Dit alles leidt tot de slotsom dat niet aannemelijk is geworden dat Centraalzorg voldoende gewichtige redenen had om de zorgovereenkomst eenzijdig op te zeggen en evenmin dat zij bij de aanloop tot de opzegging de daarbij behorende zorgvuldigheid in acht heeft genomen.
4.16.
Gelet op al het voorgaande is het hoogstwaarschijnlijk dat de bodemrechter zal oordelen dat de door Centraalzorg aangevoerde gronden voor het opzeggen van de zorgovereenkomst geen gewichtige reden vormen in de zin van artikel 7:460 BW. Dit betekent dat de eenzijdige opzegging door Centraalzorg naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen stand houdt. De zorgovereenkomst is dan ook nog steeds van kracht, zodat [naam] dient te worden toegelaten tot zijn appartement.
4.17.
De voorzieningenrechter acht het evenwel, gelet op alle omstandigheden van het geval, met name de omstandigheid dat [naam] reeds enkele weken niet meer in zijn appartement verblijft, wenselijk dat [naam] niet direct, maar met ingang van 4 januari 2016 zal terugkeren in zijn appartement in Plus Wonen. De periode tot 4 januari 2016 kan door Centraalzorg en de ouders van [naam] worden benut om de overgang van [naam] van zijn huidige verblijfplaats naar zijn appartement op zorgvuldige wijze te laten verlopen. De vorderingen van de ouders van [naam] zoals hiervoor onder 2.1 sub I en II weergegeven zijn derhalve toewijsbaar met ingang van 4 januari 2016.
4.18.
Nu zoals hiervoor is overwogen naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter de zorgovereenkomst nog steeds van kracht, is het gevorderde hiervoor weergegeven onder 2.1 sub III, IV en V reeds daarom eveneens toewijsbaar. Ten aanzien van het binnentreden van medewerkers van Centraalzorg in het appartement van [naam] zonder zijn toestemming wordt ten overvloede overwogen dat dit handelen van Centraalzorg in beginsel in strijd is met het bepaalde in artikel 12 van de Grondwet (het huisrecht van [naam] ), tenzij daarvoor een wettelijke grond is en/of zich een noodsituatie voordoet.
4.19.
Ten aanzien van de gevorderde afgifte van het volledige zorgdossier (zie hiervoor onder 2.1 sub VI) geldt dat partijen blijkens het proces-verbaal van 6 november 2015 op dit punt zijn overeengekomen dat Centraalzorg uiterlijk binnen twee weken na laatstgenoemde datum het hele digitale zorgdossier van [naam] schriftelijk, geanonimiseerd, ter beschikking zal stellen aan de ouders van [naam] . Nu onduidelijk is of Centraalzorg deze overeenkomst reeds is nagekomen, zal dit deel van de vordering slechts worden toegewezen, indien en voor zover Centraalzorg nog niet aan haar verplichtingen ter zake heeft voldaan.
4.20.
De gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd als na te melden.
4.21.
Centraalzorg zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de ouders van [naam] worden begroot op:
De kosten aan de zijde van worden begroot op:
- in debet gestelde explootkosten € 70,64
- betaalde explootkosten € 23,55
- salaris advocaat € 400,00 (1 punten x tarief € 400,00)
- griffierecht
€ 78,00
Totaal € 572,19
Aangezien er vooralsnog vanuit gegaan dient te worden dat de aangevraagde toevoeging aan de ouders van [naam] wordt verleend, dienen de in debet gestelde explootkosten te worden voldaan aan de griffier van de rechtbank.
4.22.
De voorzieningenrechter begrijpt de vordering tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten aldus, dat de wettelijke rente alleen wordt gevorderd over het aan de ouders van [naam] te betalen deel daarvan. Die vordering zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna bepaalde termijn.
4.23.
De gevorderde nakosten zijn toewijsbaar als na te melden.
4.24.
De door [naam] gemaakte kosten van de mediation komen voor toewijzing in aanmerking, nu in de onderhavige procedure aannemelijk is geworden dat Centraalzorg onzorgvuldig jegens [naam] heeft gehandeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Centraalzorg om [naam] met ingang van 4 januari 2016 toe te laten in zijn appartement en algemene ruimten en overige algemene voorzieningen in de woonzorg locatie Plus Wonen aan de [adres] ;
5.2.
veroordeelt Centraalzorg om [naam] met ingang van 4 januari 2016 van het in deze te wijzen vonnis de zorg en begeleiding te bieden conform de tussen partijen gesloten zorgovereenkomst en op basis van de geldende CIZ-indicatie;
5.3.
verbiedt Centraalzorg om het appartement van [naam] in Plus Wonen aan de [adres] te betreden, zonder toestemming van de ouders van [naam] , tenzij daarvoor een wettelijke grond is en/of zich een noodsituatie voordoet;
5.4.
verbiedt Centraalzorg om de eigendommen van [naam] te verwijderen uit zijn appartement in Plus Wonen aan de [adres] ;
5.5.
veroordeelt Centraalzorg tot afgifte van de druppel en sleutel van de algemene toegangsdeur van Plus Wonen aan de [adres] en zijn appartement in Plus Wonen aan de [adres] vóór 4 januari 2016;
5.6.
veroordeelt Centraalzorg uiterlijk binnen twee weken na de betekening van dit vonnis het hele digitale zorgdossier van [naam] schriftelijk, geanonimiseerd, ter beschikking te stellen aan de ouders van [naam] , indien en voor zover dit nog niet is gebeurd;
5.7.
veroordeelt Centraalzorg aan [naam] een dwangsom te voldoen van € 1.000,-- per dag of gedeelte van een dag dat Centraalzorg met de hiervoor onder 5.1 tot en met 5.6 gegeven veroordeling in gebreke is met een maximum van € 100.000,--;
5.8.
bepaalt dat deze dwangsom vatbaar zal zijn voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding;
5.9.
veroordeelt Centraalzorg in de kosten, aan de zijde van de ouders van [naam] tot op heden begroot op € 572,19, te vermeerderen (indien de griffier niet binnen vier weken na dit vonnis of het verstrijken van een door de griffier verleende nadere termijn het besluit tot toevoeging van de ouders van [naam] heeft ontvangen) met een bedrag van € 207,00;
5.10.
bepaalt dat het aan de ouders van [naam] rechtstreeks te betalen deel van de proceskosten voldaan moet worden binnen 14 dagen na overlegging van het hiervoor bedoelde besluit, bij gebreke waarvan dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na overlegging van het besluit;
5.11.
bepaalt dat Centraalzorg van het hiervoor genoemde bedrag aan totale proceskosten een bedrag van € 70,64 dient te voldoen:
- aan de griffier nadat zij een nota van de rechtbank daarvoor heeft gekregen, of
- aan de ouders van [naam] op het moment dat deze aan Centraalzorg een besluit overlegt van de Raad voor de Rechtsbijstand strekkende tot weigering of intrekking van de toevoeging; [1]
5.12.
veroordeelt Centraalzorg, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [naam] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening;
5.13.
veroordeelt Centraalzorg tot betaling van de door [naam] gemaakte kosten van de mediation;
5.14.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.15.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Heuveling van Beek en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2015.

Voetnoten

1.type: He/4069