ECLI:NL:RBMNE:2015:9164

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
C/16/13/305 R
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsanering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 november 2015 uitspraak gedaan over een verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsanering van de schuldenares, geboren in 1960. De bewindvoerder, mevrouw [A], heeft het verzoek ingediend, ondersteund door de rechter-commissaris. De schuldenares en haar bewindvoerder zijn opgeroepen voor een zitting op 23 november 2015, waar zij vergezeld werden door de heer [B] en mevrouw [C], de beschermingsbewindvoerder. De bewindvoerder heeft als redenen voor beëindiging van de schuldsanering aangevoerd dat de schuldenares een boedelachterstand heeft van € 2.168,77, bovenmatige nieuwe schulden heeft laten ontstaan, niet voldoende heeft gesolliciteerd en niet heeft voldaan aan de informatieverplichting. De schuldenares heeft echter verklaard dat de nieuwe schulden niet door haar toedoen zijn ontstaan en dat zij wel degelijk heeft gesolliciteerd, ondanks haar arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% zoals vastgesteld door het UWV.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De schuldenares is sinds 2008 arbeidsongeschikt en ontvangt een WGA-uitkering. Ondanks haar beperkingen heeft zij geprobeerd te werken en heeft zij in het verleden verschillende banen gehad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares gemotiveerd is om haar schulden te voldoen, maar dat zij door haar omstandigheden in een moeilijke positie verkeert. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om de schuldsanering tussentijds te beëindigen, gezien de bijzondere omstandigheden van de schuldenares en de toezegging van de heer [B] om een schenking te doen om de boedelachterstand te verhelpen. De schuldsaneringsregeling eindigt in maart 2016, waarna de rechtbank zal beoordelen of er gevolgen moeten worden verbonden aan de niet-naleving van de verplichtingen door de schuldenares.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/13/305 R
uitspraakdatum: 30 november 2015
uitspraak op grond van artikel 350 lid 3 van de Faillissementswet
(“voorstel tussentijdse beëindiging schuldsanering”)

enkelvoudige kamer

Bij vonnis van deze kamer van 26 maart 2013 is de definitieve schuldsanering uitgesproken ten aanzien van:

[schuldenares] ,

geboren op [1960] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] [postcode] [woonplaats] ,
hierna: de schuldenares.

Het verzoek en het verweer

De bewindvoerder, mevrouw [A] , heeft verzocht om de toepassing van de schuldsanering te beëindigen. De rechter-commissaris heeft dit verzoek ondersteund. De schuldenares en haar bewindvoerder zijn opgeroepen ten einde te worden gehoord ter terechtzitting van 23 november 2015. Op deze terechtzitting zijn verschenen de schuldenares, ter ondersteuning vergezeld door de heer [B] . Eveneens zijn verschenen de bewindvoerder en de beschermingsbewindvoerder van de schuldenares, mevrouw [C] .
Als grond voor de beëindiging is aangevoerd dat de schuldenares een boedelachterstand heeft, bovenmatige nieuwe schulden heeft laten ontstaan, niet voldoende heeft gesolliciteerd en niet voldoende heeft voldaan aan de informatieverplichting.
Ter terechtzitting heeft de bewindvoerder ter onderbouwing aangevoerd dat er thans een boedelachterstand is van € 2.168,77. Daarnaast heeft zij bovenmatige nieuwe schulden ter hoogte van € 1.710,12 laten ontstaan. De bewindvoerder verwacht bovendien een terugvordering van de WGA-uitkering van het UWV over het jaar 2015, waardoor het bedrag van de bovenmatige nieuwe schulden wellicht zal stijgen. Voorts heeft de bewindvoerder aangevoerd dat de schuldenares 24 maanden niet voldoende aantoonbaar heeft gesolliciteerd, van aanvang schuldsaneringsregeling tot en met maart 2015.
De bewindvoerder heeft eerder een verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares gedaan. Dit verzoek is ter terechtzitting van 17 november 2014 door haar ingetrokken onder de voorwaarde dat er op korte termijn een betalingsregeling met betrekking tot de boedelachterstand zou worden getroffen. Dit is tot op heden niet gebeurd.
Aan de informatieverplichting is inmiddels voldaan, aldus de bewindvoerder: alle ontbrekende stukken zijn overgelegd.
De schuldenares heeft ter terechtzitting verklaard dat de schulden die sinds de zitting van 17 november 2014 zijn ontstaan, niet door haar toedoen zijn ontstaan. De schuld aan CZ is ontstaan doordat zij op dat moment te weinig inkomen ontving om haar vaste lasten te betalen. De schuldenares heeft voorts verklaard dat ze, ondanks dat ze voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt is verklaard door het UWV, gesolliciteerd heeft zoals het UWV dat normaliter wenst. Door die sollicitaties heeft ze al verschillende banen gehad in de periode van de schuldsaneringsregeling. De periode van 24 maanden waarin ze niet gesolliciteerd zou hebben, klopt dan ook niet, aldus de schuldenares.

De feiten

De rechtbank gaat bij de beoordeling van het verzoek en het verweer daartegen uit van de volgende feiten:
- De schuldenares is door het UWV per 12 december 2008 arbeidsongeschikt verklaard voor 80 tot 100%. Zij ontvangt sindsdien een WGA-uitkering. De schuldenares werd tijdens de keuring in 2009 niet in staat geacht functies op de arbeidsmarkt duurzaam te kunnen bekleden, maar werd wel geadviseerd om in overleg passende werkzaamheden te verrichten voor zover zij daartoe in staat is. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de schuldenares op eigen initiatief werk heeft gevonden en van 15 mei 2013 tot 1 oktober 2014 gemiddeld 20 tot 24 uur per week heeft gewerkt als helpende in de zorg bij [thuiszorginstelling] . Die inkomsten zijn (achteraf) verrekend met de WGA-uitkering.`
- Hoewel de schuldenares in 2008 80 tot 100% arbeidsongeschikt is verklaard, is zij op 2 september 2013 op verzoek van de bewindvoerder en met toestemming van de rechter-commissaris medisch gekeurd door De Medisch Adviseur teneinde meer recente informatie te verkrijgen over haar medische situatie. Uit het rapport dat op dezelfde datum is opgesteld, is gebleken dat er in beginsel geen urenbeperking geldt voor de schuldenares zolang er rekening wordt gehouden met haar beperkingen: de schuldenares heeft suikerziekte, waardoor zij niet in gevaarlijke situaties kan werken, heeft in één oog zeer beperkt zicht, zodat ze problemen heeft met diepte zien en zien in de avond en de nacht. Daarnaast heeft zij problemen met haar linkerschouder en haar rechterknie, waardoor zij problemen heeft met buigen, bukken, dragen, duwen en trekken, maar ook met langere tijd lopen en staan, aldus de Medische Adviseur. Verder blijkt uit het rapport dat de kans op uitval groot is bij haar baan in de zorg.
- De bewindvoerder heeft de schuldenares op basis van die informatie in overleg met de rechter-commissaris verzocht om te solliciteren naar een andere functie, zodat ze met haar beperkingen wel 36 uur per week kan werken, terwijl ze in de tussentijd haar baan als helpende in de zorg behoudt.
- De bewindvoerder heeft vervolgens in de periode tot april 2015 enkele bevestigingen gehad van werkgevers dat er is gesolliciteerd, maar met betrekking tot die sollicitaties ontbrak bijvoorbeeld de vacature waarop is gesolliciteerd.
- De schuldenares heeft per maart 2015 beschermingsbewind en voldoet met de hulp van de beschermingsbewindvoerder per april 2015 aan de sollicitatieplicht.
- Uit een bericht van het UWV van 30 maart 2015 blijkt dat wat betreft het UWV de situatie van de schuldenares sinds 2008 ongewijzigd is, in die zin dat zij nog steeds arbeidsongeschikt is voor 80 tot 100%.
- De schuldenares werkt, in aanvulling op haar uitkering, via Randstad uitzendbureau in de zorg.
- De boedelachterstand bedraagt thans € 2.168,77. Aanvankelijk was de achterstand opgelopen tot € 5.156,77, maar inmiddels is zij met € 2.884,64 ingelopen. Ter zitting heeft de heer [B] verklaard bereid te zijn om de boedelachterstand en de nieuwe schulden bij wege van een schenking te betalen, indien dit de enige bezwaren zijn om de schuldenares een schone lei te verstrekken aan het einde van de looptijd van de schuldsaneringsregeling.

De beoordeling

De rechtbank zal het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling afwijzen.
De schuldenares heeft, ondanks het feit dat zij al gedurende vele jaren door het UWV 80 tot 100% arbeidsongeschikt is bevonden, er steeds blijk van gegeven dat zij, ondanks haar vele lichamelijke kwalen, wil (blijven) werken. Niet alleen heeft de Medische Adviseur dat in zijn rapport vermeld (kennelijk viel het hem op), maar ook de rechtbank heeft dat, zowel op de zitting van 17 november 2014, als op de zitting van 23 november jongstleden, kunnen constateren: de schuldenares toont zich met haar nu bijna 56 jaren – ook ten opzichte van de vele andere (jongere) sanieten waarmee de rechtbank ambtshalve bekend is – opvallend gemotiveerd om inkomen te verwerven teneinde haar schuldeisers zoveel mogelijk te kunnen voldoen.
Het feit dat de schuldenares heeft willen werken en heeft gewerkt, heeft een deel van de nieuwe schulden doen ontstaan. De schuld aan het UWV is ontstaan doordat zij inkomsten uit arbeid ontving naast haar WGA-uitkering, waardoor een (deel) van die uitkering over de periode 2013/2014 is teruggevorderd. De schuld aan de Belastingdienst betreft de Inkomstenbelasting 2013 die zij eveneens verschuldigd is geworden doordat zij inkomen heeft genoten naast haar inkomsten.
De rechtbank vindt het aannemelijk dat de schuldenares, zoals zij heeft aangevoerd, gelet op de omstandigheden waaronder zij heeft gewerkt het overzicht over haar administratieve verplichtingen is kwijt geraakt. Haar vermogen staat niet voor niets sinds maart 2015 onder beschermingsbewind.
Wat betreft de boedelachterstand overweegt de rechtbank dat deze waarschijnlijk nog ten dele kan worden verrekend met de nog te verwachten terugvordering van het UWV over de periode juni tot en met augustus 2015. Bij de berekening van het Vrij Te Laten Bedrag (VTLB) over die periode en daarmee de afdrachtplicht is immers rekening gehouden met zowel de volledige uitkering als de verworven inkomsten. Bovendien is door de heer [B] toegezegd dat hij een bedrag zal schenken ter grootte van de bij het einde van de reguliere looptijd eventueel nog resterende boedelachterstand, zodat die achterstand alsdan kan worden voldaan.
Gelet op de bijzondere feiten en omstandigheden van het onderhavige geval in samenhang beschouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding om deze schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen.
De schuldsaneringsregeling eindigt in beginsel in maart 2016. Op dat moment zal de rechtbank beoordelen of er gevolgen moeten worden verbonden aan het feit dat de schuldenares een tijd niet aan haar verplichtingen uit hoofde van de schuldsaneringsregeling heeft voldaan.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.F. van Vugt en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2015. [1]