ECLI:NL:RBMNE:2015:9166

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
C/16/402749 / FT RK 15/2285
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende aannemelijkheid van nakoming verplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 december 2015 uitspraak gedaan over het verzoek van een verzoekster tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoekster, die op 26 oktober 2015 haar verzoekschrift indiende, heeft een aanzienlijke schuldenlast van € 62.345,23, waarvan € 7.139,64 preferente en € 55.205,59 concurrente schulden zijn. Tijdens de zitting op 2 december 2015 is verzoekster, samen met haar beschermingsbewindvoerder, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster een instabiele persoonlijke situatie heeft, waaronder een zwangerschap van haar vijfde kind en de uithuisplaatsing van haar vier andere kinderen. Dit heeft geleid tot een schuld aan het LBIO van € 10.654,87, die voortvloeit uit de ouderbijdrage voor de uithuisplaatsing.

De rechtbank oordeelt dat verzoekster onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling zal nakomen. Ondanks dat zij een nul-urencontract heeft, heeft zij geen inspanningen geleverd om meer werkuren te verkrijgen of naar ander werk te solliciteren. De rechtbank concludeert dat de persoonlijke situatie van verzoekster dermate instabiel is dat er geen uitzicht is op een succesvolle afronding van de schuldsaneringsregeling. De keuze van verzoekster om niet fulltime te werken en haar wens om snel weer te trouwen, ondanks haar problematische schuldsituatie, wekken bij de rechtbank twijfels over haar inzicht in de ernst van haar situatie.

Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. M.H.F. van Vugt, en verzoekster heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/402749 / FT RK 15/2285
uitspraakdatum: 9 december 2015
uitspraak op grond van artikel 288 van de Faillissementswet
(“afwijzing toepassing schuldsanering”)

enkelvoudige kamer

[verzoekster] ,wonende te [adres] ,

[postcode] te [woonplaats] ,
verzoekster,
heeft op 26 oktober 2015 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Het verzoekschrift is behandeld ter terechtzitting van 2 december 2015. Ter terechtzitting is verzoekster verschenen en gehoord, alsmede haar beschermingsbewindvoerder, de heer [A] , werkzaam bij [naam] .
Uit de aan de rechtbank ter beschikking gestelde stukken en hetgeen ter terechtzitting is besproken blijkt dat verzoekster een totale schuldenlast heeft van € 62.345,23. De preferente schuldpositie van verzoekster bedraagt € 7.139,64 en omvat drie bijstandsterugvorderingen. De concurrente schuldpositie van verzoekster bedraagt € 55.205,59 en omvat vierendertig concurrente vorderingen. Verzoekster heeft onder meer schulden aan het LBIO, Werk en Inkomen Lekstroom en Lekstede Wonen.
De persoonlijke situatie van verzoekster is als volgt. Verzoekster is tweemaal getrouwd en twee maal gescheiden (in 1999 en in 2013). Zij heeft vier kinderen die alle vier uit huis zijn geplaatst. De schuld aan het LBIO ad € 10.654,87, ontstaan in 2011, betreft de ouderbijdrage die verzoekster voor de uithuisplaatsing van haar kinderen verschuldigd is.
Verzoekster woont sinds juni 2015 samen met haar huidige partner. Die partner heeft eveneens problematische schulden en heeft zich aangemeld bij een schuldhulpverlenende instantie.
Ook het vermogen van die partner staat (sinds augustus 2015) onder beschermingsbewind (eveneens bij de heer [A] ).
Het vermogen van verzoekster staat sinds april 2014 onder beschermingsbewind. Ter terechtzitting heeft verzoekster verklaard dat zij uit hoofde van het ViA-traject waaraan zij deelnam, verplicht was tot het aanvragen van beschermingsbewind. Het bewind valt verzoekster zwaar, zo verklaarde zij ter zitting.
De schuld aan Lekstede Wonen ad € 1.154,34, met als ontstaansdatum juli 2014, hangt overigens samen met voornoemd ViA-traject en betreft de kosten van de woningontruiming.
In de bij het verzoekschrift gevoegde eigen verklaring van verzoekster, heeft zij verklaard dat zij er voor kiest om nu niet fulltime te werken, vanwege de problemen die spelen rond de kinderen. Verzoekster beschikt over een nul-urencontract bij een distributiecentrum, maar is daar al enige tijd niet opgeroepen, zo is gebleken ter zitting.
Ter terechtzitting heeft verzoekster verklaard de komende tijd ook niet beschikbaar te zijn voor werk, omdat zij zwanger is van haar vijfde kind.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Volgens artikel 288 lid 1 sub c van de Faillissementswet wordt het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling - onder meer - slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoekster de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verzoekster dit onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Verzoekster heeft naar eigen zeggen “al even niet” gewerkt, terwijl zij beschikt over een nul-urencontract in een distributiecentrum. Niet is gebleken dat verzoekster inspanningen heeft verricht om (meer) uren te krijgen bij haar werkgever, evenmin is gebleken dat zij heeft gesolliciteerd naar ander werk. Dat, alsmede de verklaring van verzoekster dat zij er voor heeft gekozen om niet fulltime te werken, maakt dat bij de rechtbank niet het vertrouwen bestaat dat zij haar inspanningsverplichting tot het vinden van - fulltime - werk zal naleven. Bovendien staat de zwangerschap van verzoekster voorlopig in de weg aan het vergroten van het inkomen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de persoonlijke situatie van verzoekster dermate instabiel is, dat geen enkele uitzicht bestaat op een succesvolle afronding door verzoekster van een schuldsaneringsregeling. Verzoekster is zwanger van haar vijfde kind, terwijl haar vier andere kinderen uit huis zijn geplaatst. Zij kan de kosten van uithuisplaatsing van die vier al niet dragen, waardoor een forse schuld bij het LBIO is ontstaan ten bedrage van € 10.654,87. Dat de situatie die heeft geleid tot de uithuisplaatsing van haar vier kinderen inmiddels niet meer bestaat, is gesteld noch gebleken. Integendeel, de uithuisplaatsing duurt voort en uit de verklaringen van verzoekster leidt de rechtbank af dat zij nog steeds in een strijd is verwikkeld met Bureau Jeugdzorg. Dat verzoekster voor een vijfde kind kiest, terwijl zij en haar partner zich in een problematische schuldensituatie bevinden en terwijl, gelet op de uithuisplaatsing van haar andere kinderen, verzoekster niet zelf bij machte is op een verantwoorde wijze invulling te geven aan haar verplichtingen als ouder, acht de rechtbank dan ook onverantwoord.
Verzoekster lijkt bovendien onvoldoende doordrongen van de situatie waarin zij zich bevindt, gelet op haar keuze om niet te werken en haar uitlatingen ter zitting dat zij het liefst zo snel mogelijk weer zou trouwen. In die laatste wens voelt zij zich slechts belemmerd door het schuldsaneringstraject.
Gelet op de afwegingen en keuzes die verzoekster maakt is dan ook niet aannemelijk dat zij in staat is om aan haar verplichtingen uit hoofde van de schuldsaneringsregeling te voldoen: het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling dient te worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.F. van Vugt en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2015. [1]