In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 december 2015 uitspraak gedaan over het verzoek van een verzoekster tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoekster, die op 26 oktober 2015 haar verzoekschrift indiende, heeft een aanzienlijke schuldenlast van € 62.345,23, waarvan € 7.139,64 preferente en € 55.205,59 concurrente schulden zijn. Tijdens de zitting op 2 december 2015 is verzoekster, samen met haar beschermingsbewindvoerder, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster een instabiele persoonlijke situatie heeft, waaronder een zwangerschap van haar vijfde kind en de uithuisplaatsing van haar vier andere kinderen. Dit heeft geleid tot een schuld aan het LBIO van € 10.654,87, die voortvloeit uit de ouderbijdrage voor de uithuisplaatsing.
De rechtbank oordeelt dat verzoekster onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling zal nakomen. Ondanks dat zij een nul-urencontract heeft, heeft zij geen inspanningen geleverd om meer werkuren te verkrijgen of naar ander werk te solliciteren. De rechtbank concludeert dat de persoonlijke situatie van verzoekster dermate instabiel is dat er geen uitzicht is op een succesvolle afronding van de schuldsaneringsregeling. De keuze van verzoekster om niet fulltime te werken en haar wens om snel weer te trouwen, ondanks haar problematische schuldsituatie, wekken bij de rechtbank twijfels over haar inzicht in de ernst van haar situatie.
Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. M.H.F. van Vugt, en verzoekster heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen acht dagen na de uitspraak.