Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
De echtgenoot is op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) geïndiceerd voor zorg, te weten de zorgfuncties Persoonlijke verzorging; Begeleiding individueel; Verzorging en Verpleging, waarvoor hij op grond van de AWBZ een pgb ontvangt.
[dochter 1] verleent de voor de echtgenoot op grond van de AWBZ geïndiceerde zorg.
De echtgenoot is niet in staat om huishoudelijke taken te verrichten of de was te verzorgen.
- een
- de zware huishoudelijke taken;
- het verzorgen van de was.
Tegen dit besluit is geen rechtsmiddel aangewend.
- een
- de zware huishoudelijke taken;
- het verzorgen van de was.
Tegen dit besluit is geen rechtsmiddel aangewend.
In de bezwaarfase heeft een jurist van de afdeling Juridische Zaken eiseres gehoord. Deze jurist heeft geen specifieke deskundigheid om huishoudelijke hulp te indiceren. Dat is voorbehouden aan degene die daarvoor zijn opgeleid en onder andere beschikken over (para)medische kennis. Daarmee heeft geen volledige heroverweging als bedoeld in artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) plaatsgevonden. Verweerder had een nieuw onderzoek moeten laten uitvoeren door een ter zake kundig indicatiesteller en vervolgens een beslissing op bezwaar moeten nemen.
Vanwege de incontinentieproblematiek is een hoger niveau van schoonmaak en de verzorging van extra was noodzakelijk.
Gelet op het voormelde is onbegrijpelijk dat verweerder stelt dat met 1,5 uur per week eiseres in voldoende mate wordt ondersteund bij het voeren van haar huishouden. Het bestreden besluit is onvoldoende gemotiveerd.
Ter zitting heeft eiseres gesteld dat zij ook geen lichte werkzaamheden kan verrichten.
Tussen partijen is in geschil of verweerder, gezien de situatie van eiseres en haar echtgenoot, naast vorenbedoelde collectieve voorziening ook aanvullende maatwerkvoorzieningen aan eiseres had moeten toekennen.
De collectieve voorziening “schoon huis” is aan eiseres toegekend voor onder meer alle was, maar het onderscheid tussen lichte en zware was is bij de toekenning daarvan niet gemaakt. Bij de voorgaande indicatiebesluiten is eiseres ook ondersteuning bij de lichte en de zware was toegekend.
De incontinentieproblemen van de echtgenoot levert ook extra taken ter zake van de was op en waarschijnlijk ook meer schoonmaakwerkzaamheden.
Omdat de twee hulpverlenende dochters alle huishoudelijke taken hebben overgenomen, is er geen reden om naast de collectieve voorziening “schoon huis” aanvullende maatwerkvoorzieningen aan eiseres toe te kennen. De hulpverlenende dochters dienen als mantelzorgers te worden aangemerkt. Als de zorgverlener een familielid van de zorgvrager is, dient de zorgverlener als mantelzorger te worden aangemerkt.
Verweerder heeft zichzelf de vraag gesteld of hij überhaupt de collectieve voorziening “schoon huis” had moeten toekennen nu hij de twee hulpverlenende dochters als mantelzorgers aanmerkt.
Verweerder heeft niet vastgesteld welke maatwerkvoorzieningen dan wel hoeveel uren, gezien de (medische) situatie van eiseres en haar echtgenoot, er naast de toegekende 78 uur per jaar op zichzelf nodig zijn om vorenbedoelde indiceerbare werkzaamheden te verrichten. Dus los van de vraag of er derden zijn in de sociale omgeving van eiseres die deze werkzaamheden (vrijwillig) (kunnen) uitvoeren.
Blijkens het aanvullend beroepschrift van 1 juni 2015 wenst eiseres aanvullende maatwerkvoorzieningen toekgekend te krijgen voor onder meer de extra taken die het gevolg zijn van de incontinentieproblemen van de echtgenoot. Gelet op het verhandelde ter zitting wenst eiseres ook voor het verzorgen van de lichte was ondersteuning toegekend te krijgen. Eiseres heeft ter zitting gesteld dat de dochters voormelde taken niet vrijwillig verrichten. Om die reden mag verweerder de door hen voor deze taken verleende ondersteuning bij het huishouden die eiseres en haar echtgenoot vanwege hun beperkingen nodig hebben, niet buiten het indicatiebesluit houden. Bovendien is het de bedoeling van de wetgever dat ook familieleden van zorgvragers de noodzakelijke ondersteuning mogen bieden en dat de beloning daarvan ten laste van het pgb mag komen.
Voorts blijkt uit het telefoonverslag dat in de te beoordelen periode [dochter 1] en [dochter 2] ook de was hebben verzorgd.
Feiten en/of omstandigheden die, indien vastgesteld, tot de conclusie zouden kunnen leiden dat in de te beoordelen periode [dochter 2] en [dochter 1] ook de onder de collectieve voorziening vallende lichte en zware huishoudelijke taken hebben uitgevoerd, hebben partijen niet gesteld en zijn de rechtbank niet gebleken.
Beslissing
- draagt verweerder op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
mr. G.C van de Ven-de Vries, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken
op 10 december 2015.