4.5.De kantonrechter is van oordeel dat de onderhavige financiële leaseovereenkomst moet worden aangemerkt als een overeenkomst van huurkoop, en wel op grond van de volgende omstandigheden en overwegingen.
Artikel 7:1576h lid 1 BW bepaalt dat huurkoop de koop en verkoop op afbetaling is, waarbij partijen overeenkomen dat de verkochte zaak niet door enkele aflevering in eigendom overgaat, maar pas door vervulling van wat de koper uit hoofde van de koopovereenkomst verschuldigd is. In lid 2 van dit artikel is bepaald dat alle over-eenkomsten welke dezelfde strekking hebben, hetzij als huur en verhuur, hetzij om onder andere vorm of andere benaming aangegaan als huurkoop worden aangemerkt. Deze dwingendrechtelijke bepaling is blijkens de wetsgeschiedenis opgenomen om de huurkoper te beschermen. Deze bescherming is niet beperkt tot consumentenover-eenkomsten.
In de Algemene Voorwaarden is weliswaar niet bepaald dat de eigendom na afloop van de laatste leasetermijnen automatisch op Kranenbouw overgaat, maar partijen hebben klaarblijkelijk een dergelijke eigendomsovergang wel op het oog gehad. Op grond van artikel 11 lid 2 van de Algemene Voorwaarden wordt Kranenbouw im-mers geacht van haar kooprecht gebruik te maken, tenzij zij uiterlijk twee maanden vóór afloop van de looptijd van de overeenkomst aan Amstel Lease heeft meege-deeld van dat kooprecht af te zien. Een aanwijzing hiervoor vormt verder de bepa-ling in artikel 7 lid 2 Algemene Voorwaarden dat bij verlies van het object niet alleen alle resterende leasetermijnen aan Amstel Lease verschuldigd zijn, maar ook het bedrag van de koopoptie.
Niet is gesteld of gebleken dat partijen over de tekst van de Algemene Voorwaarden en de overeenkomst hebben onderhandeld.
Voorts is van belang dat de koopoptie van € 100,00, afgezet tegen het totale investe-ringsbedrag van de vier torenkranen (€ 320.922,51) dermate gering is, dat geen rede-lijk handelende partij van het uitoefenen van de koopoptie zal afzien (de
"urgerende"koopoptie).
De leaseovereenkomst duidt het totaal van de leasetermijnen en de koopoptie tezamen aan als:
"koopprijs".
Amstel Lease blijft eigenares van de torenkranen en stelt deze ter beschikking van Kranenbouw, maar de fiscale rechten met betrekking tot de torenkranen komen toe aan Kranenbouw, niet aan Amstel Lease (Algemene Voorwaarden artikel 1 lid 2).
De kosten die samenhangen met het transport, aflevering en installatie van de toren-kranen bij Kranenbouw, zijn voor rekening en risico van Kranenbouw (Algemene Voorwaarden artikel 2 lid 1).
Kranenbouw dient op eigen kosten alle verzekerbare risico's met betrekking tot de torenkranen te verzekeren (Algemene Voorwaarden artikel 7, lid 1).
Bij verlies of zodanig beschadiging van de torenkranen dat deze niet herstelbaar is, eindigt de leaseovereenkomst. Kranenbouw is in dat geval alle resterende lease-termijnen alsmede het bedrag van de koopoptie aan Amstel Lease verschuldigd (Algemene Voorwaarden artikel 7 lid 2).
Amstel Lease aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade aan de zijde van Kranenbouw in verband met (het gebruik van) een torenkraan, tenzij de schade on-omstotelijk in de risicosfeer van Amstel Lease ligt (Algemene Voorwaarden artikel 7 lid 4).
Bij tussentijdse beëindiging in onderling overleg is uitgangspunt dat Kranenbouw de resterende leasetermijnen aan Amstel Lease voldoet (Algemene Voorwaarden artikel 14).
Voldoende aannemelijk is dat de leasetermijnen niet alleen een vergoeding omvatten voor het enkele gebruik, maar ook voor de uiteindelijke eigendomsverkrijging. ABN AMRO Lease heeft niet gesteld dat de leasetermijnen slechts zien op een vergoeding voor het gebruik. Een duidelijke aanwijzing is verder dat op grond van de onderha-vige financiële leaseovereenkomst Amstel Lease een bedrag van € 320.922,51 inves-teert, terwijl zij in totaal een bedrag van € 340.176,00 (24 x € 14.174,00) van Kranenbouw ontvangt, dus een bedrag dat ruim hoger is dan het investeringsbedrag.
De kantonrechter overweegt hierbij nog dat deze opsomming van omstandigheden en over-wegingen reeds eerder door deze rechtbank is gegeven (zie het vonnis van 21 mei 2014 – ECLI:NL:RBMNE:2014:1875). In hetgeen ABN AMRO Lease in de onderhavige procedure heeft aangevoerd, ziet de kantonrechter geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Verder is de kantonrechter ambtshalve gebleken dat ABN AMRO Lease geen hoger beroep heeft ingesteld tegen voormeld vonnis van 21 mei 2014.