Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling op 20 januari 2016 en de voortzetting daarvan op 25 februari 2016.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vordert eiser, een servicemonteur, dat gedaagde, een besloten vennootschap, hem in staat stelt zijn werkzaamheden te hervatten en dat gedaagde zijn loon doorbetaalt. Eiser was in dienst van gedaagde met een arbeidsovereenkomst die eindigde op 2 september 2015, maar hij heeft zijn werkzaamheden na deze datum voortgezet. Gedaagde stelt dat het dienstverband op 2 september 2015 is geëindigd en dat er geen stilzwijgende verlenging heeft plaatsgevonden. Eiser heeft zich ziek gemeld op 19 oktober 2015 en heeft sindsdien geen werkzaamheden verricht. Hij heeft aanspraak gemaakt op doorbetaling van zijn loon, maar gedaagde heeft dit geweigerd.
De kantonrechter oordeelt dat, hoewel de arbeidsovereenkomst op 2 september 2015 van rechtswege eindigde, eiser na deze datum werkzaamheden heeft verricht zonder dat er een nieuw contract is afgesloten. De rechter concludeert dat gedaagde onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over de arbeidsrelatie en dat eiser er redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat zijn contract was verlengd. De vordering tot doorbetaling van loon wordt toegewezen, evenals de vordering tot wedertewerkstelling. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van het loon van eiser vanaf 1 november 2015 tot 2 september 2016, met wettelijke rente, en tot het verstrekken van salarisspecificaties. Tevens wordt een dwangsom opgelegd voor het niet tijdig verstrekken van deze specificaties en voor het niet oproepen van eiser tot werk.