ECLI:NL:RBMNE:2016:1425

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2016
Publicatiedatum
18 maart 2016
Zaaknummer
4782162 UE VERZ 16-56
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot herstel dienstbetrekking en transitievergoeding in verband met ontslag op bedrijfseconomische gronden

In deze zaak heeft de kantonrechter op 18 maart 2016 uitspraak gedaan over het verzoek van [verzoeker] tot herstel van de dienstbetrekking bij Voetbal International B.V. [verzoeker] was in dienst als medewerkster account services en had een verzoek ingediend om haar arbeidsovereenkomst te herstellen, omdat zij meende dat de opzegging in strijd was met de wet. Voetbal International had de arbeidsovereenkomst opgezegd op basis van bedrijfseconomische redenen, waarvoor toestemming was verkregen van het UWV. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Voetbal International een redelijke grond had voor de opzegging en dat herplaatsing van [verzoeker] binnen een redelijke termijn niet mogelijk was. De rechter oordeelde dat [verzoeker] niet had aangetoond dat de opzegging onterecht was en dat zij niet binnen de gestelde termijn een keuze had gemaakt voor de aangeboden vertrekregelingen. Hierdoor kon zij geen aanspraak maken op de vergoeding die voortvloeide uit het Sociaal Beleidskader (SBK). De kantonrechter heeft het verzoek van [verzoeker] afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 4782162 UE VERZ 16-56 VS/1257
Beschikking van 18 maart 2016 op de verzoeken als bedoeld in 7:682 en 7:686a BW
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verzoeker] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. I.M.I. Apperloo, werkzaam bij DAS Rechtsbijstandsverzekering N.V.
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Voetbal International B.V.,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen Voetbal International,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. J. van Hulst.

1.Het verloop van de procedure

[verzoeker] heeft op 29 januari 2016 een verzoekschrift ingediend.
Voetbal International heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is ter zitting van 19 februari 2016 behandeld. Daarvan is aantekening gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op [1968] , is op [2008] bij Voetbal International in dienst getreden in de functie van medewerkster account services voor 16 uur per week (44,44%). Het dienstverband is in de periode van 27 oktober 2014 tot
[2015] uitgebreid met 8 uren per week ten behoeve van ondersteunende administratieve werkzaamheden.
2.2.
Op 4 juni 2015 heeft de uitgever van Voetbal International, de heer [X] (hierna: [X] ), [verzoeker] geïnformeerd over een op handen zijnde herschikking van de werkzaamheden als gevolg waarvan de functie van [verzoeker] met ingang van [2015] komt te vervallen.
2.3.
Bij brief van 4 juni 2015 heeft Voetbal International het met [verzoeker] gevoerde gesprek bevestigd. In deze brief staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“(…)
Op deze verandering is het bij WPG Uitgevers B.V. geldende Sociaal Beleidskader (hierna SBK) en het addendum van 2013 van toepassing. (…) Dit SBK biedt jou de keuze om gebruik te maken van een vertrekregeling of een werk-werkregeling.
Vertrekregeling
De vertrekregeling houdt kort gezegd in dat je aanspraak kunt maken op 80% van de kantonrechtersformule die gehanteerd werd voor 1 januari 2009. Deze kantonrechtersformule betekent voor jou een maximaal bruto bedrag van € 21.488,22. Al naar gelang van het moment van acceptatie van dit voorstel wordt de vergoeding lager. Ik verwijs je wat dit betreft naar alinea 2.4 van het SBK waar de vertrekregeling omschreven staat. Wanneer je voor deze regeling kiest zal dat worden vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst.
Werk naar Werk regeling
Bij gebruikmaking van de werk naar werkregeling ontvang je een vergoeding van € 20.107,71 en de mogelijkheid om € 5.000,- in te zetten als budget voor begeleiding van werk naar werk (denk aan opleiding, coaching of outplacement).
We realiseren ons dat we je hiermee overvallen hebben, echter gezien de versoberende wetgeving en afloop van het SBK heeft wachten naar alle verwachting een negatieve invloed op de aan jou uit te keren vergoeding. Daar komt nog bij dat ook je arbeidstijd weer terug gaat naar 16 uur per week en bovenstaande vergoeding is gebaseerd op 24 uur per week. De toekomstige transitievergoeding bij een arbeidstijd van 16 uur per week, komt overeen met € 4.290,-. Dit enorme verschil was voor ons aanleiding dit gesprek met jou op deze korte termijn in te plannen.
(…).”
2.4.
Bij brief van 12 juni 2015 heeft Voetbal International op verzoek van [verzoeker] een toelichting gegeven op het vervallen van haar functie. In deze brief meldt Voetbal International, voor zover hier van belang, het volgende:
“(…)
In het gesprek heeft [X] (Uitgever) aangegeven dat gezien ontwikkelingen in het werkveld van sales en VI andere beleidskeuzes hierin maakt waardoor jouw functie is komen te vervallen.
Op dit moment werk je drie dagen. Je werkt daarvan 8 uur tijdelijk ter ondersteuning van het secretariaat. Deze uren zijn met name ingezet vanwege de drukte van de voorbereiding van de verhuizing van Gouda naar Utrecht en daarna het ingeregeld raken in het nieuwe pand. Per
31 augustus 2015 komen deze uren, zoals ook vastgelegd, te vervallen.
De overige twee dagen werk je in de functie medewerker account services. Deze functie bestaat uit verschillende resultaatsgebieden. Voor een groot gedeelte geldt dat door verder gaande digitalisering de taken tot een minimum beperkt worden (o.a. verzamelen & analyseren van informatie, vervaardigen van presentaties en bestands- en systeembeheer). Voor ondersteuning van de promotie en positionering en projectdeelname geldt dat de taken die hierbij genoemd worden afnemen en bij marketing belegd gaan worden.
Gezien bovenstaande blijft er een dermate beperkt deel van de functie over dat VI niet anders kan besluiten dan het laten vervallen van de functie. Wij gaan uit van een vervaldatum per
[2015] . (…) wij horen graag of je keuze uit gaat naar de vertrekregeling of de werk-werkregeling. (…).”
2.5.
Bij e-mailbericht van 17 juni 2015 meldt de heer [A] , werkzaam bij FNV Kiem, namens [verzoeker] aan Voetbal International dat hij een en ander zal bespreken met [verzoeker] .
2.6.
Bij e-mailbericht van 25 juni 2015 meldt [A] dat het voor [verzoeker] niet duidelijk is waarom haar functie komt te vervallen en dat zij in dat kader nadere informatie wenst te verkrijgen.
2.7.
Op 29 juni 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoeker] , [X] en mevrouw [M] , HR-adviseur bij Voetbal International (hierna: [M] ). [M] bevestigt bij e-mailbericht van 30 juni 2015 dat indien voor 15 juli 2015 overeenstemming is bereikt, dit niet leidt tot een lagere vertrekregeling.
2.8.
[verzoeker] deelt bij e-mailbericht van 6 juli 2015 mee dat mr. H. Schravenmade (hierna: Schravenmade) de zaak verder zal behandelen en dat hij in de loop van de week contact zal opnemen.
2.9.
De gemachtigde van Voetbal International meldt bij e-mailbericht van 21 juli 2015 het volgende aan Schravenmade:
“(…)
Vóór 15 juli 2015 heeft Voetbal International evenwel geen enkele reactie van mevrouw [verzoeker] dan wel u ontvangen. Dit heeft dan ook gevolgen voor de hoogte van de vergoeding. Dat wil zeggen dat als mevrouw [verzoeker] alsnog besluit in te stemmen de vergoeding als volgt wordt verminderd met:

één maandsalaris (gebaseerd op 24 uur per week, nu de vergoeding daarop ook is gebaseerd) bij acceptatie voor 29 juli 2015;

twee maandsalarissen (gebaseerd op 24 uur per week, nu de vergoeding daarop ook is gebaseerd) bij acceptatie tussen 29 juli 2015 en 30 augustus 2015.
Na 30 augustus 2015 kan niet meer gekozen worden voor de aangeboden vertrekregeling. (…)”
2.10.
Op 25 augustus 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoeker] , [X] en [M] . Bij brief van 25 augustus 2015 bevestigt Voetbal International het volgende aan [verzoeker] :
“(…)
Vervolgens heeft onze advocaat telefonisch contact met jouw advocaat gezocht en deze op
17 augustus 2015 gesproken. Van onze advocaat hebben we begrepen dat jij je niet kunt vinden in het vervallen van je functie. (…) De advocaat heeft te kennen gegeven niet op de brief te zullen reageren en verder toelichting af te zullen wachten.
Omdat wij een en ander al hebben toegelicht zijn wij van oordeel dat het niet zinvol lijkt dat te herhalen. Voor Voetbal International is de gang van zaken dan ook reden geweest om bij het UWV toestemming te vragen de arbeidsovereenkomst met jou op te mogen zeggen. Dit verzoek is gisteren ingediend. (…)
(…)
Vanzelfsprekend is het jouw goed recht om het niet eens te zijn met onze beslissing en verweer bij het UWV te voeren. Ter voorkoming van misverstanden wijzen wij je er wel op dat als het UWV besluit de toestemming tot ontslag te verlenen dit voor jou aanzienlijke nadelige financiële gevolgen heeft ten opzichte van de aangeboden regeling. Voor de duidelijkheid lichten wij dat aanbod nogmaals toe:
(…)
Concreet betekent dat dat we je bij een beëindiging met ingang van 1 september a.s. een bedrag aanbieden van € 21.488 minus € 2.553 is € 18.935 (als je kiest voor de Vertrekregeling) of € 20.108 minus € 2.553 is € 17.555 plus € 5.000 voor scholing/outplacement als je kiest voor Werk naar werk-regeling. Dit voorstel staat zoals gezegd tot en met 30 augustus a.s en komt te vervallen het dan niet volledig en schriftelijk is geaccepteerd.
(…)”
2.11.
Voetbal International heeft [verzoeker] met ingang van [2015] vrijgesteld van werkzaamheden.
2.12.
Op 11 september 2015 heeft het UWV de volledige ontslagaanvraag op bedrijfseconomische gronden, te weten organisatorische veranderingen, van Voetbal International ontvangen.
2.13.
Op 2 oktober 2015 heeft het UWV toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] op te zeggen.
2.14.
Bij brief van 13 oktober 2015 heeft Voetbal International de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] opgezegd per 1 december 2015. Daarbij heeft Voetbal International medegedeeld dat een transitievergoeding van € 6.861,85 bruto, gebaseerd op een dienstverband van 24 uur, in december aan [verzoeker] zal worden uitgekeerd.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt, bij beschikking, kort weergegeven:
1. Veroordeling van Voetbal International om de arbeidsovereenkomst te herstellen, nu de opzegging in strijd is met artikel 7:669 lid 1 en 3a BW, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor elke dag dat Voetbal International na betekening van de beschikking in gebreke blijft om aan de beschikking te voldoen;
Indien herstel van de dienstbetrekking in redelijkheid niet mogelijk zou zijn:
1.1
primair, conform artikel 7:682 lid 1b BW, veroordeling van Voetbal International tot betaling van de met Voetbal International overeengekomen vergoeding van
€ 24.840,45 bruto plus € 5.000,- netto, onder verrekening met het reeds door Voetbal International betaalde bedrag aan transitievergoeding;
1.2
subsidiair veroordeling van Voetbal International tot betaling van de overeengekomen vergoeding van € 26.496,48 bruto onder verrekening met het reeds door Voetbal International betaalde bedrag aan transitievergoeding;
2. Bij verzoek ex artikel 7:686a lid 3 BW, indien en voor zover er geen herstel van de arbeidsovereenkomst mogelijk is en artikel 7:682 lid 1b BW toepassing mist:
1.1
primair veroordeling van Voetbal International tot betaling van de met Voetbal International overeengekomen vergoeding van € 24.840,45 bruto plus
€ 5.000,- netto, onder verrekening met het reeds door Voetbal International betaalde bedrag aan transitievergoeding;
1.2
subsidiair veroordeling van Voetbal International tot betaling van de overeengekomen vergoeding van € 26.496,48 bruto onder verrekening met het reeds door Voetbal International betaalde bedrag aan transitievergoeding;
3. Bij additioneel verzoek ex artikel 7:686a lid 3 BW veroordeling van Voetbal International tot betaling van additioneel salaris, reiskostenvergoeding en vakantiegeld, onder verrekening van teveel opgenomen vakantiedagen, onder overlegging van deugdelijke bruto/netto specificaties, voor een totaal bedrag van het bruto equivalent van € 1.098,75 netto, met vergoeding van de wettelijke rente voor elke dag dat Voetbal International na betekening van de beschikking in gebreke blijkt hieraan te voldoen.
4. In alle gevallen veroordeling van Voetbal International tot betaling van de kosten van het geding.
3.2.
[verzoeker] legt aan haar verzoek ten grondslag - zakelijk weergegeven - dat de opzegging van haar arbeidsovereenkomst in strijd is met artikel 7:669 lid 1 en 3a BW. De opzegging ontbeert een redelijke grond en Voetbal International heeft nagelaten haar te herplaatsen, terwijl zij daartoe wel verplicht is conform de normen en de termijnen als vervat in het SBK en het addendum SBK. Voorts ontbeert de opzegging een redelijke grond omdat Voetbal International een transitievergoeding heeft aangeboden in plaats van een vergoeding op grond van het SBK en het addendum zoals overeengekomen tussen partijen, zo stelt [verzoeker] .
Tenslotte verzoekt [verzoeker] veroordeling van Voetbal International tot betaling van onbetaald gebleven salaris en emolumenten. Voetbal International heeft nagelaten bij verhoging van het parttime percentage van 44,44 % naar 66,66 % in de periode
9 december 2013 tot en met 9 maart 2014 een verhoging toe te kennen van de reiskostenvergoeding van een dag extra en een verhoging van het vakantiegeld en vakantiedagen. Verder heeft Voetbal International te weinig salaris betaald voor de feitelijk extra gewerkte uren, aldus [verzoeker] .
3.3.
Voetbal International voert gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, worden ingegaan.

4.De beoordeling

Het verzoek onder 1.
4.1.
Ingevolge artikel 7:682 lid 1 BW kan de kantonrechter op verzoek van de werknemer van wie de arbeidsovereenkomst is opgezegd met de toestemming, als bedoeld in artikel 671a [= de toestemming van het UWV]:
a. de werkgever veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen indien de opzegging in strijd is met artikel 669, lid 3, onderdeel a of b;
b. aan hem, bij een opzegging in strijd met artikel 669 lid 3, onder deel a, ten laste van de werkgever een billijke vergoeding toekennen indien herstel in redelijkheid niet mogelijk is vanwege een omstandigheid waarbij sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.;
c. (…).
In artikel 7:669 lid 1 is bepaald, voor zover hier van belang, dat de werkgever de arbeidsovereenkomst kan opzeggen indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
Onder een redelijke grond als bedoeld in lid 1 wordt ingevolge 7:669, lid 3, onderdeel a BW verstaan, voor zover hier van belang: het noodzakelijkerwijs vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van het wegens bedrijfseconomische omstandigheden treffen van maatregelen voor een doelmatige bedrijfsvoering.
4.2.
Bij de beoordeling van het verzoek onder 1. liggen derhalve de volgende vragen voor: 1) of sprake is van een redelijke grond uit hoofde waarvan Voetbal International de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] kon opzeggen en 2) of herplaatsing van [verzoeker] binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
Redelijke grond
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat de werkgever beleidsvrijheid heeft om zijn onderneming zo in te richten dat het voortbestaan daarvan ook op langere termijn verzekerd is. Voetbal International heeft zich in het kader van de procedure bij het UWV moeten verantwoorden over haar beslissing om de werkzaamheden binnen haar organisatie te herschikken, waardoor de functie van [verzoeker] is vervallen. Het UWV heeft de door Voetbal International verstrekte informatie en de reactie van [verzoeker] daarop getoetst en beslist dat Voetbal International redelijkerwijs heeft kunnen besluiten haar onderneming in voornoemde zin te reorganiseren.
4.4.
[verzoeker] heeft in haar verzoekschrift gesteld dat zij het vervallen van haar functie bestrijdt, maar zij heeft deze stelling in de onderhavige procedure op geen enkele manier onderbouwd. Zonder nadere toelichting van [verzoeker] , die ontbreekt, bestaat er geen aanleiding om aan te nemen dat Voetbal International, gegeven haar beleidsvrijheid als ondernemer, niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten de arbeidsplaats van [verzoeker] te laten vervallen in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering, hetgeen bovendien door het UWV is bekrachtigd.
4.5.
De stelling van [verzoeker] dat het ontbreken van een redelijke grond is gelegen in de omstandigheid dat Voetbal International haar een transitievergoeding heeft aangeboden in plaats van de vergoeding op grond van het SBK, kan haar evenmin baten. De wet noch het SBK bieden aanknopingspunten voor het oordeel dat Voetbal International, na de van het UWV verkregen toestemming, gehouden was om bij de opzegging van de arbeidsovereenkomst aan [verzoeker] een vergoeding op grond van het SBK te verstrekken. In het SBK, in samenhang bezien met het addendum, is neergelegd - zakelijk weergegeven - dat de werkgever bij de aanzegging van boventalligheid de werknemer de keuze biedt tussen een vertrekregeling of een van werk naar werk traject. De vertrekregeling behelst een vergoeding van 100% van de zogenoemde ‘oude’ kantonrechtersformule met een correctiefactor van C=0,8. De Van werk naar werk vergoeding is gelijk aan vertrekvergoeding, inclusief de daarbij behorende rechten en plichten (paragraaf 2.3.2. Addendum) waarbij de correctiefactor op C=0,75 is gesteld. In paragraaf 2.4 van het SBK is bepaald dat de keuze moet worden gemaakt
binnen twee maanden na aanzegging van de boventalligheid[cursivering kantonrechter] en dat na die twee maanden niet meer kan worden gekozen voor een regeling op basis van deze paragraaf.
4.6.
Uit de hierboven weergegeven gang van zaken (r.o. 2.2. tot en met 2.10.) volgt genoegzaam dat partijen in de periode juni-augustus 2015 hebben gesproken en gecorrespondeerd over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst waarbij de hiervoor genoemde financiële scenario’s de revue zijn gepasseerd. Voetbal International heeft [verzoeker] meerdere malen in de gelegenheid gesteld een keuze te maken tussen de vertrekregeling en de van werk naar werk-regeling, maar [verzoeker] heeft, om haar moverende redenen, die keuze niet gemaakt. De kantonrechter volgt [verzoeker] dan ook niet in haar stelling dat Voetbal International eerst een vaststellingsovereenkomst diende op te maken en dat zij in afwachting van die overeenkomst niets heeft gedaan. In het SBK is bepaald dat de uitvoering van de regeling wordt vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst waarin de gemaakte afspraken worden vastgelegd. Voetbal International heeft dat ook aan [verzoeker] gemeld in haar brief van 4 juni 2015 (r.o. 2.3.). De inhoud van de aangehaalde correspondentie tussen partijen laat geen andere conclusie toe dan dat de bal bij [verzoeker] lag. Zij diende eerst een keuze te maken voor één van de twee regelingen, waarna het op de weg van Voetbal International lag een vaststellingsovereenkomst op te maken.
Het gevolg van het niet maken van een keuze binnen de gestelde termijn ligt in de risicosfeer van [verzoeker] . Dit betekent dat zij, nu de termijn van twee maanden ongebruikt is verstreken, geen beroep meer kan doen op vertrekregeling of het van werk naar werk traject, zoals neergelegd in het SBK.
Herplaatsing
4.7.
[verzoeker] stelt zich op het standpunt dat Voetbal International haar inspanningsverplichting tot herplaatsing van [verzoeker] heeft verzaakt. [verzoeker] wijst erop dat de op 3 juni 2015 bekend geworden vacature van Brand Activation Manager nooit met haar is besproken. Verder was zij sinds [2015] afgesloten van haar mail en het intranet van Voetbal International. Daardoor hebben de vacatures voor de functies van Coördinator Kids Cluster (gepubliceerd op 3 november 2015), Accountmanager Scholen (10 november 2015), Assistent marketing (17 november 2015) en Marketeer (24 november 2015 en 27 januari 2016) ten onrechte haar attentie niet gekregen. Op 11 januari 2016 ontving [verzoeker] bovendien een mail van Voetbal International waarin haar een functie (Projectmanager/BtB Marketeer) werd voorgelegd.
4.8.
Voetbal International betwist dat zij heeft gehandeld in strijd met haar verplichtingen op grond van artikel 7:669 lid 1 BW, waarbij zij er op wijst dat in het SBK geen verdergaande herplaatsingsplicht is opgenomen. De aanvankelijk in het SBK opgenomen herplaatsingsregeling is komen te vervallen omdat in verband met het vervallen van een groot aantal arbeidsplaatsen bij moedermaatschappij WPG Uitgevers B.V. herplaatsing in de praktijk zo goed als onmogelijk bleek. Volgens Voetbal International bestaat er ook voor [verzoeker] geen mogelijkheid tot herplaatsing. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft Voetbal International in het verweerschrift per functie gemotiveerd toegelicht waarom deze functie in het kader van de beoordeling niet relevant dan wel niet passend is.
4.9.
De kantonrechter overweegt dat in de Ontslagregeling, in het bijzonder de artikelen
9 en 10, een nadere uitwerking wordt gegeven met betrekking tot herplaatsing en de redelijke termijn als bedoeld in artikel 7:669 lid 1 BW.
In artikel 9 lid 1 onderdeel a van de Ontslagregeling is bepaald dat bij de beoordeling of binnen de onderneming van de werkgever een passende functie beschikbaar is voor een werknemer die voor ontslag in aanmerking komt, de arbeidsplaatsen worden betrokken waarvoor een vacature bestaat, of waarvoor binnen de redelijke termijn, bedoeld in artikel 10, een vacature zal ontstaan.
Van een passende functie is sprake wanneer deze aansluit bij de opleiding, ervaring en capaciteiten van de werknemer (artikel 9 lid 3 Ontslagregeling).
In artikel 10 lid 1 van de Ontslagregeling is bepaald dat de redelijke termijn, bedoeld in artikel 669, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, gelijk is aan de opzegtermijn, bedoeld in artikel 672, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Deze redelijke termijn vangt aan op de dag waarop wordt beslist op het verzoek om toestemming voor de opzegging of ontbinding van de arbeidsovereenkomst (artikel 10 lid 4).
4.10.
Het vorenstaande betekent dat Voetbal International, ten tijde van haar verzoek bij het UWV om toestemming de arbeidsovereenkomst op te zeggen (in dit geval rond eind augustus 2015) een inschatting diende te maken van de mogelijkheden tot herplaatsing van [verzoeker] . De vraag of die inschatting juist is geweest moet ex tunc worden beoordeeld aan de hand van de vacatures die bij Voetbal International bestonden of binnen een redelijke termijn zouden ontstaan. Deze redelijke termijn loopt in dit geval van 2 oktober 2015 (beslissing UWV) tot 2 december 2015 (de onweersproken opzegtermijn van twee maanden).
4.11.
Vast staat dat de functie van Brand Activation Manager, die Voetbal International per e-mailbericht van 3 juni 2015 onder de aandacht van haar werknemers bracht, bij de inschatting door Voetbal International van de herplaatsingsmogelijkheden voor [verzoeker] niet relevant is. Deze vacature is immers per 1 augustus 2015 vervuld door een andere werknemer van Voetbal International en stond derhalve niet meer open. Aan een beoordeling van de vraag of deze functie passend was voor [verzoeker] , hetgeen [verzoeker] stelt maar Voetbal International betwist, komt de kantonrechter dan ook niet toe.
4.12.
[verzoeker] heeft de door Voetbal International in het verweerschrift gegeven toelichting dat de overige door [verzoeker] genoemde vacatures - hoewel gepubliceerd in de redelijke termijn - pas zijn ontstaan buiten de redelijke termijn, niet, althans niet gemotiveerd, weersproken zodat de kantonrechter er van uitgaat dat deze functies ook niet relevant zijn bij de beoordeling van de vraag herplaatsing van [verzoeker] mogelijk was. De kantonrechter acht de door Voetbal International ter zake gegeven uitleg dat de functie in de redelijke termijn daadwerkelijk vacant moet zijn, niet onredelijk. Deze uitleg past in de bedoeling van de wetgever dat de werkgever vooraf een inschatting maakt van de mogelijkheden tot herplaatsing binnen de bedoelde redelijke termijn. Nu (nog) geen sprake was van vacante functies gedurende de redelijke termijn was daadwerkelijke herplaatsing van [verzoeker] dus niet mogelijk.
Aan de vraag of die functies passend waren voor [verzoeker] komt de kantonrechter niet toe. Ook de omstandigheid dat [verzoeker] vanaf september 2015 geen toegang meer had tot het intranet van Voetbal International kan onbesproken blijven.
4.13.
De stelling van [verzoeker] ter zitting dat Voetbal International ten onrechte heeft nagelaten om haar geschikt te maken voor vacante functies en dat op de werkgever in dit verband een vergaande verplichting rust, kan haar niet baten. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.14.
Op grond van artikel 7:611a BW stelt de werkgever, voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden verlangd, de werknemer in staat scholing te volgen voor het voortzetten van de arbeidsovereenkomst indien de functie van de werknemer komt te vervallen. Voor de invulling van de zinsnede ‘voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden verlangd’ moet naar het oordeel van de kantonrechter aansluiting worden gezocht bij het bepaalde in artikel 7:669 lid 1 BW en de in dit verband gegeven toelichting op artikel 9 van de Ontslagregeling. Uit de toelichting volgt dat de optie scholing is gekoppeld aan het eventuele bestaan van een mogelijkheid tot herplaatsing. Dat betekent dat een werkgever niet verplicht kan worden om een werknemer te scholen als er geen zicht is op herplaatsing in een passende functie.
Nu in het onderhavige geval niet is aangetoond dat herplaatsing in een passende functie mogelijk is, bestond er ook geen verplichting voor Voetbal International om [verzoeker] te scholen.
4.15.
Op grond van het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, moet worden geconcludeerd dat [verzoeker] er niet in is geslaagd aan te tonen dat de opzegging een redelijke grond ontbeert en dat herplaatsing van [verzoeker] binnen een redelijke termijn in een ander passende functie wel mogelijk was. Van een opzegging door Voetbal International in strijd met artikel 669 lid 3, onder deel a, BW is dus geen sprake. Voor toewijzing van het verzoek om herstel van de arbeidsovereenkomst bestaat geen grond. Hetzelfde geldt voor het (subsidiaire) verzoek van [verzoeker] tot toekenning van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:682 lid 1 onderdeel b BW.
Het verzoek onder 2.
4.16.
Dit verzoek zal worden afgewezen. Uit het overwogene in r.o. 4.6. volgt dat partijen geen vergoeding op grond van het SBK zijn overeengekomen. [verzoeker] heeft immers niet binnen de in het SBK voorgeschreven termijn van twee maanden een keuze gemaakt voor één van de twee vertrekregelingen. Nu van een “overeengekomen vergoeding” geen sprake is en [verzoeker] heeft nagelaten haar verzoek op dit punt nader te onderbouwen, ontbreekt een rechtsgrond voor toewijzing van dit verzoek.
Het verzoek onder 3.
4.17.
Ten slotte ligt voor het additionele verzoek van [verzoeker] om Voetbal International te veroordelen tot betaling van onbetaald gebleven salaris en emolumenten in de periode
9 december 2013 tot en met 9 maart 2014. Voetbal International betwist dat zij [verzoeker] over die periode te weinig loon en/of emolumenten zou hebben betaald. Zij wijst erop dat [verzoeker] maandelijks loonstroken en jaarlijks een jaaropgave heeft ontvangen en dat [verzoeker] in dit verband nimmer bezwaar heeft gemaakt.
4.18.
De kantonrechter overweegt dat uit de memo en de loonstroken die [verzoeker] ter onderbouwing van dit onderdeel van haar verzoek heeft overgelegd op geen enkele wijze valt af te leiden (en dus te controleren) dat Voetbal International minder heeft uitbetaald dan contractueel is overeengekomen. In dit stadium van de procedure lag het op de weg van [verzoeker] om gemotiveerd te reageren op het verweer van Voetbal International en een nadere toelichting op haar stelling te geven. Dat heeft zij niet gedaan. Zij heeft ook geen concreet bewijsaanbod gedaan van haar stellingen dat Voetbal International geen verhoging van de reiskostenvergoeding, vakantiegeld, vakantiedagen zou hebben doorgevoerd en te weinig salaris heeft betaald voor feitelijk extra gewerkte uren. Dit had wel op haar weg gelegen nu zij zich beroept op het rechtsgevolg van die stellingen.
De kantonrechter wijst dit onderdeel van het verzoek daarom als onvoldoende onderbouwd af.
Het verzoek onder 4.
4.19.
Gezien de aard van de procedure ziet de kantonrechter aanleiding de kosten van deze procedure te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de verzoeken af;
compenseert de proceskosten in die in dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2016.