ECLI:NL:RBMNE:2016:1569

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 maart 2016
Publicatiedatum
25 maart 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 520
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake omgevingsvergunning brandveilig gebruik hotel Noordoostpolder

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 18 maart 2016, wordt de omgevingsvergunning voor het brandveilig gebruik van hotel Noordoostpolder aan Het Midden 25 te Bant besproken. De vergunning betreft een uitbreiding van het aantal personen dat logies kan ontvangen, van 30 naar 54. Eisers, die bezwaar maken tegen deze vergunning, stellen dat de brandveiligheid van het pand onvoldoende is getoetst. De rechtbank oordeelt dat verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder, niet voldoende inzicht heeft gegeven in de wijze waarop de brandveiligheid is beoordeeld. De rechtbank wijst erop dat de specialist brandveiligheid, die de toetsing heeft uitgevoerd, niet de brandweer is, en dat de door verweerder overgelegde checklist niet voldoende duidelijkheid biedt over de toetsing van de brandveiligheid. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is en in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is genomen. De rechtbank biedt verweerder de gelegenheid om de gebreken in het besluit te herstellen binnen zes weken na verzending van deze uitspraak. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan en zal de proceskostenvergoeding pas in de einduitspraak behandelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 15/520-T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 maart 2016 in de zaak tussen

[eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] , en [eiseres 4], allen wonende te [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: mr. E. de Ruiter),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder, verweerder
(gemachtigden: mr. P. Smit, mr. P.K. Mintjens en N.E.G.L. Christiaens).

Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen: - Martho Flexwerk B.V., gevestigd te Emmeloord, en - [derde-partij] , wonende te [woonplaats] .

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan [derde-partij] een omgevingsvergunning verleend voor het brandveilig gebruik van het pand op het perceel [adres] te [woonplaats] (het pand). Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met het beroep met zaaknummer UTR 15/4158, plaatsgevonden op 3 december 2015. [eiser 1] en [eiseres 4] zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Martho Flexwerk B.V. is vertegenwoordigd door [A] , facilitair manager. [derde-partij] is in persoon verschenen.

Overwegingen

Op 25 juni 2014 heeft [derde-partij] een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het brandveilig gebruik van het pand. De aanvraag betreft een wijziging van het aantal personen waaraan logies kan worden verleend van 30 naar 54.
[eiser 3] , en [eiseres 4] hebben op 30 juli 2014 een zienswijze ingediend tegen de ter inzage gelegde ontwerpvergunning, [eiser 1] en [eiser 2] hebben op 10 augustus 2014 een zienswijze ingediend. In totaal zijn 19 zienswijzen tegen het ontwerpbesluit ingediend.
In het bestreden besluit is gesteld dat het brandveilig gebruik voldoende is gewaarborgd.
Eisers betogen dat verweerder het advies van de brandweer ter beoordeling van de brandveiligheid ten onrechte niet met het ontwerpbesluit ter inzage heeft gelegd, waardoor zij dit advies niet hebben kunnen beoordelen. Eisers stellen dat het bestreden besluit om die reden onvoldoende is gemotiveerd. Zij hebben er in dit verband op gewezen dat al in een zienswijze, namelijk de ter zitting overgelegde zienswijze van de familie [familie 1] van 14 augustus 2014, is gesteld dat er ten onrechte geen advies over de brandveiligheid ter inzage is gelegd.
Verweerder stelt dat de brandveiligheid niet is beoordeeld door de brandweer maar door een specialist brandveiligheid in dienst van de gemeente. Omdat deze specialist de uitbreiding zorgvuldig heeft getoetst, is het bestreden besluit voldoende gemotiveerd, aldus verweerder. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat eisers in hun zienswijzen niet hebben aangevoerd dat er een advies over de brandveiligheid ter inzage had moeten liggen. Verder heeft verweerder ter zitting een computeruitdraai overgelegd van een op 3 januari 2013 door de specialist brandveiligheid ingevulde checklist.
De rechtbank stelt vast dat in een zienswijze tegen de ter inzage gelegde ontwerpvergunning is gesteld dat uit het ontwerpbesluit niet kan worden opgemaakt hoe verweerder tot de conclusie is gekomen dat het gebruik van het pand brandveilig is. Het lag, gelet daarop, op de weg van verweerder om in het bestreden besluit inzichtelijk te maken op basis van welke gegevens hij tot deze conclusie is gekomen.
De rechtbank stelt vast dat in het besteden besluit en ook in de reactienota op de zienswijzen, die daar onderdeel van uitmaakt, niet is toegelicht op welke wijze verweerder de brandveiligheid van het gebruik van het pand heeft getoetst. Het bestreden besluit is om die reden onvoldoende gemotiveerd en in strijd met artikel 3:46 van de Awb genomen.
De rechtbank is van oordeel dat ook met de door verweerder ter zitting overgelegde checklist onvoldoende inzichtelijk is gemaakt op welke wijze de brandveiligheid van het gebruik van het pand is getoetst. Zij overweegt daartoe dat de checklist op 3 januari 2013, dus voor de vergunningaanvraag is ingevuld. Uit de checklist blijkt bovendien niet aan welke regels de aanvraag is getoetst en wie deze toetsing heeft verricht.
Ten behoeve van de finale beslechting van het geschil en in verband met de eventuele nadere besluitvorming door verweerder ziet de rechtbank ook aanleiding de overige door partijen aangevoerde gronden te beoordelen.
10. Eisers betogen dat het in het pand gevestigde hotel Noordoostpolder voornamelijk is bedoeld om arbeidsmigranten te huisvesten. Aangezien dit gebruik, naar eisers stellen, in strijd is met het Beleid Arbeidsmigranten Noordoostpolder, had verweerder de vergunning om die reden moeten weigeren.
11. Op grond van artikel 2.13 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt een omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik geweigerd indien de brandveiligheid met het oog op het voorziene gebruik van het bouwwerk niet voldoende verzekerd is.
11. Verweerder heeft terecht gesteld dat de eventuele strijdigheid van de exploitatie van hotel Noordoostpolder met het ter plaatse toegestane gebruik geen reden is of kan zijn om een vergunning voor brandveilig gebruik te weigeren. Dit volgt uit het in artikel 2.13 van de Wabo genoemde toetsingskader. Dit neemt overigens niet weg dat verweerder de uitbreiding van het aantal mensen waaraan logies kan worden verstrekt wel dient te betrekken bij het door eisers gedane verzoek om handhaving.
11. Verweerder betoogt dat het betoog van eisers niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit omdat met een vergunning voor brandveiligheid wordt beoogd de veiligheid ten aanzien van brandgevaar te beschermen. Dit is volgens verweerder niet het belang waar eisers zich op beroepen.
11. Op grond van artikel 8:69a van de Awb (het relativiteitsvereiste) vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
11. De rechtbank stelt vast dat uit de zienswijzen blijkt dat eisers zich ook beroepen op het belang van de brandveiligheid. Zo wordt gesteld dat de brandveiligheid in geding is in verband met het constante misbruik van de nooddeur en de brandtrap. De rechtbank is van oordeel dat de voorschriften betreffende de brandveiligheid van het pand mede strekken ter bescherming van (het belang van de brandveiligheid van) eisers. Daarbij is van belang dat de familie [familie 2] op circa 20 meter van het pand woont en de familie [familie 3] op circa 50 meter. Het relativiteitsvereiste verzet zich er om deze reden niet tegen dat het bestreden besluit naar aanleiding van de door eisers aangevoerde gronden wordt vernietigd.
11. Het beroep is, gelet op hetgeen onder 7 is overwogen, gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid en artikel 8:80a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in een tussenuitspraak in de gelegenheid stellen een gebrek te herstellen of te laten herstellen. De rechtbank acht termen aanwezig om verweerder deze gelegenheid te bieden. Zij overweegt daartoe dat de gebreken in het bestreden besluit in beginsel herstelbaar zijn, hetzij door een nadere motivering, hetzij door het nemen van een nieuw besluit op de voet van artikel 6:19 van de Awb.
11. De termijn waarbinnen verweerder de gebreken kan herstellen, bepaalt de rechtbank in beginsel op zes weken na verzending van deze uitspraak. Indien en zodra verweerder een nieuw besluit neemt, zal de rechtbank partijen, in afwijking van artikel 8:51b, derde lid, van de Awb, de mogelijkheid bieden om binnen twee weken hun schriftelijke zienswijze in te dienen. Vervolgens zal de rechtbank het beroep in beginsel zonder nadere zitting afdoen.
11. Indien verweerder binnen twee weken verklaart geen gebruik te maken van de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen of de termijn die voor het herstel is bepaald ongebruikt is verstreken, zal de rechtbank in beginsel zonder nadere zitting uitspraak doen op het beroep, voortbouwend op hetgeen in deze tussenuitspraak is overwogen en beslist. Ter voorlichting van partijen merkt de rechtbank nog op dat bij het doen van einduitspraak de rechtbank, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, niet mag terugkomen op in deze tussenuitspraak zonder voorbehoud gegeven eindbeslissingen. Het heeft voor partijen dus doorgaans geen zin om in het vervolg van deze procedure hun pijlen op die eindbeslissingen te richten. Daartegen kan pas bij de einduitspraak desgewenst hoger beroep worden ingesteld.
11. De rechtbank neemt nog geen beslissing over de vergoeding van de door eisers gemaakte proceskosten. Zij wacht hiermee tot de einduitspraak op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
-
stelt verweerder in de gelegenheid:
- om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen, met inachtneming van hetgeen de rechtbank in deze uitspraak heeft overwogen,
of
- om binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mede te delen dat van deze geboden mogelijkheid geen gebruik wordt gemaakt;
- houdt iedere verdere beslissing aan;
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S. Lanshage, rechter, in aanwezigheid van mr. J.K. van de Poel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.