2.18.Op 20 april 2015 heeft er een overleg plaatsgevonden tussen Gemeente Naarden, het Rijksvastgoedbedrijf en NMo. Uit het verslag van het overleg blijkt onder meer:
“De gemeenteraad heeft aangegeven op basis van de brief geen aanleiding te zien om haar standpunt inzake de overdracht te herzien. Het blijft ‘Nee tegen overdracht tenzij alle vragen uit de motie voldoende zijn beantwoord’. De Raad wil met name volledige inzage in het businessplan van de NMo met alle onderliggende cijfers en duidelijkheid over de juridische rol van de gemeente in de governance van de NMo.
De gemeente geeft aan graag volledig inzicht en zeggenschap te willen in de wijze van onderhoud van de vesting en dat te willen controleren inclusief bijbehorende budgetten en financiering.
De Staat geeft aan dat de wensen van de gemeente ten aanzien van beheer en onderhoud geregeld kan worden door het aanbod van de NMo om de SOK (Samenwerkingsovereenkomst) die de Gemeente had met de Staat voor eenzelfde periode van 5 jaar voort te zetten. Waarmee tussen de NMo en de gemeente dezelfde afspraken gelden als de afgelopen jaren tussen de Staat en de gemeente. Tevens heeft gemeente zeggenschap via het bestemmingsplan en bevoegdheden voortvloeiende uit de monumenten wet.
De gemeente laat weten dat het aangaan van de SOK met de NMo voor 5 jaar een te korte periode te vinden. Zij wil graag zekerheid voor een periode van circa 20 jaar. Een SOK met de Staat is volgens haar iets anders dan een SOK met de NMo. Aanvullend vindt men dat de SOK op punten tekort schiet:
- In de SOK is niet aangegeven hoe onderhoud precies wordt uitgevoerd;
- De gemeente wil zeggenschap over bestemming en het gebruik van de vesting;
- De gemeente wil inspraak in de te selecteren huurders /gebruikers waarbij huurders/gebruikers die regionale gebondenheid hebben voorrang kunnen krijgen;
- Gemeente wil zeggenschap over huurprijzen zodat economische of de historische-, sociaal,- en cultureel maatschappelijke belangen een rol krijgen in de te verhuren onderkomens. Als een functie goed is voor de gemeente Naarden in het algemeen, heeft een dergelijke functie als huurder voorrang boven andere huurders ook al betekent dit lagere
inkomsten.
NMo begrijpt de wensen van de gemeente en geeft aan de Vesting te willen laten blijven zoals die is. Zowel de gemeente als de NMo hebben hetzelfde belang namelijk het behoud van de Vesting. De NMo heeft een beheerplan opgesteld dat uitgaat van een zelfde onderhoudsniveau als het huidige niveau. Met betrekking tot huurders heeft de NMo het meeste aandacht voor nog niet verhuurde ruimten. Het is niet mogelijk de gedetailleerde financiële informatie ten aanzien van huur en onderhoudskosten uit het businessplan vrij te geven. De NMo verliest daarmee alle onderhandelingsruimte bij het aanbesteden van werkzaamheden of het verhuren van nu leegstaande ruimte.
Met betrekking tot invloed op de selectie van huurders en het beïnvloeden van
huurprijzen wordt aangegeven dat een dergelijk invloed zonder risico te dragen voor de eventuele verliezen die daaruit voortvloeien niet mogelijk is. De NMo is niet op zoek naar ‘commerciële buitenstaanders’ maar zoekt wel huurders die de normale huurwaarde kunnen betalen. Indien lokale maatschappelijke doelen moeten worden gefaciliteerd tegen lagere huurprijzen kan dat, maar moet iemand het verschil bijleggen. De vraag is of de lokale overheid dat gat wil dichten. Op vraag van de Staat geeft de gemeente aan dat zij dergelijke afspraken verder met geen enkele monumenteneigenaar in de Vesting heeft gemaakt.
Tot slot geeft de NMo aan dat zij wil ingroeien en daarom de SOK vooralsnog afsluit voor vijf jaar. Dat betekent niet dat deze daarna niet zal worden verlengd. Heldere afspraken blijven noodzakelijk maar niemand kan overzien waar — ook aan gemeentezijde – over vijf jaar de prioriteiten liggen. Dus is een vijfjaarlijkse herziening van de afspraken wenselijk. Verder wordt gevraagd hoe de gemeente haar rol in de governance graag zou willen invullen.
De gemeente geeft aan nu op de governance niet te willen ingaan. Met betrekking tot de governance kijkt de gemeente naar de NMo en vindt de tijd niet rijp om over het invullen van de rol van de gemeente te praten. Er moet meer inzicht komen in het businessplan, men wil exact weten wat waarvoor beschikbaar is. Welke plannen zijn er om uit fondsen en subsidies te putten? Komen de belangen van de leden van NMo met hun eigen portefeuille daarmee niet in gevaar? Tevens benadrukt de gemeente dat er een conflict kan ontstaan tussen te realiseren huurprijzen en het realiseren lokale maatschappelijke functies.
De NMo geeft aan, dat de eerdere wens van de Gemeente om de Vesting los van de bestaande leden van de NMo in een stichting onder te brengen gerealiseerd is door het onderbrengen van de Vesting in de Stichting Monumenten Bezit. De Staat/NMo geeft aan dat het BRIM gecompenseerd wordt en dat door de leden en de NMo net als vele andere particuliere monumenteneigenaren aanvragen worden gedaan bij de fondsen. Het toewijzen van bijdragen is de verantwoordelijkheid van de fondsen zelf.” (…)