Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
2.[eiseres sub 2] ,
1.[gedaagde sub 1] ,
2.[gedaagde sub 2] ,
1.1. De procedure
1.2. De comparitie van partijen is gehouden op 10 februari 2016. Van hetgeen tijdens de comparitie aan de orde is gekomen is aantekening gehouden.
”Is er sprake (geweest) van vochtdoorslag, of aanhoudend vochtige plekken op de gevels?”en
”Zijn er (gerepareerde) scheuren/beschadigingen in/aan de gevels aanwezig?”het vakje onder
”Nee”aangekruist. Daarnaast is het vakje onder
”Nee”aangekruist bij de vragen
”Is er sprake (geweest) van vochtdoorslag, of optrekkend vocht op de vloeren, plafonds en/of wanden?”,
”Is er sprake (geweest) van schimmelvorming op de vloeren, plafonds en/of wanden?”,
”Zijn er (gerepareerde of verborgen) scheuren en/of beschadigingen in/aan de vloeren, plafonds en/of wanden aanwezig?”en
”Is er sprake (geweest) van gebreken aan de vloerconstructie, zoals scheve, doorbuigende, krakende, beschadigde en/of aangepaste vloerdelen?”. Achter de vraag
”Is er sprake (geweest) van gebreken aan de fundering?”is door [gedaagden] het vakje onder
”Niet bekend”aangekruist. Bij de vraag
”Zijn er gebreken (geweest) aan de riolering, zoals breuken, stankoverlast, lekkages, etc.?”is door [gedaagden] het vakje onder
”Nee”aangekruist. Verder vermeldt de vragenlijst onder meer dat
”Verkoper(s) verklaart/verklaren dat alle hem/haar/hen bekende feiten te hebben vermeld (…)”en dat de vragenlijst
”Aldus naar waarheid ingevuld”is.
”(…)Fundering: Er is geen funderingsonderzoek uitgevoerd.Opmerking Gezien de leeftijd van de woning is te verwachten dat hier sprake is vaninspecteur een gemetselde fundering op vaste grondslag. De fundering vormtsamen met de fundering van de buurpanden een constructieveeenheid. Aan het opgaand werk zijn geen afwijkingen (scheuren en/ofverzakkingen) aangetroffen, derhalve is het onwaarschijnlijk dat aan defundering tekortkomingen zullen worden aangetroffen. Naderonderzoek is niet noodzakelijk.
In deze koopovereenkomst is onder artikel 5 onder meer opgenomen:
Daarnaast bevat artikel 5.3. van de koopovereenkomst de expliciete garantie dat de woning geschikt is voor normaal gebruik. Die garantie wordt in hetzelfde artikel ingeperkt door onder meer de bepaling dat de verkoper niet in staat voor de afwezigheid van gebreken die weliswaar het normaal gebruik belemmeren, maar die kenbaar waren voor de koper.
Anderzijds komen op grond van artikel 7:17 BW alsmede op grond van artikel 5.3. van de koopovereenkomst kenbare gebreken voor rekening van de koper. [eisers] kunnen [gedaagden] niet aanspreken als het gaat om gebreken die voor hen kenbaar waren of hadden moeten zijn. De vraag is dus of [eisers] bij de totstandkoming van de koopovereenkomst wisten of konden weten dan wel hadden moeten weten dat sprake was van de onderhavige gebreken.
Uit de stellingen van [eisers] kan worden afgeleid dat zij zich op het standpunt stellen dat [gedaagden] hun mededelingsplicht hebben geschonden. Zulks zou onder meer blijken uit de door [gedaagden] ingevulde vragenlijst. De kantonrechter deelt dit standpunt niet. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen kan immers worden vastgesteld dat [gedaagden] niet bekend waren met de gebreken aan de vloer. Zoals [gedaagden] hebben aangevoerd konden zij [eisers] daarom ten tijde van de aankoop dan ook geen mededeling doen. Van belang is of [eisers] hun onderzoeksplicht hebben verzaakt. De koper mag alleen die eigenschappen verwachten waarvan hij de aanwezigheid niet behoeft te betwijfelen. Waar de koper twijfelt of moet twijfelen, dient hij de verkoper vragen te stellen of zelf onderzoek te verrichten. [eisers] stellen dat zij aan hun onderzoeksplicht hebben voldaan.
Vast staat dat ten tijde van die keuring de kruipruimte onder de vloer vanwege het aangebrachte parket niet toegankelijk was. In het rapport van [adviesbureau 1] wordt immers gemeld
”dat de kruipruimte door het aangebrachte parket niet zondermeer toegankelijk is”. In dit rapport wordt wel een mogelijkheid aangegeven om de kruipruimte alsnog te kunnen inspecteren. [eiser sub 1] heeft ter zitting verklaard dat die mogelijkheid wel is besproken, maar [eiser sub 1] stelt dat hij niet weet niet of [adviesbureau 1] ook daadwerkelijk aan de makelaar die voor [gedaagden] als verkopend makelaar optrad heeft gevraagd of een toegang tot de kruipruimte kon worden gecreëerd. Kennelijk is door [adviesbureau 1] de beslissing genomen om niet onder de vloer in de kruipruimte te kijken. Uit het rapport van [adviesbureau 2] blijkt dat [adviesbureau 1] niet adequaat op de verkleuringen heeft gereageerd en dat [adviesbureau 1] , die optrad in hoedanigheid van hulppersoon van [eisers] , een fout heeft gemaakt. Dit dient dan ook voor risico van [eisers] te blijven en kan niet aan [gedaagden] worden tegengeworpen. [eisers] hadden de gebreken aan de vloerbalken bij toegang kunnen ontdekken en dus ten tijde van het aangaan van de overeenkomst redelijkerwijs bekend kunnen zijn met de afwezigheid van eigenschappen aan de vloer die voor een normaal gebruik van de woning nodig zijn en nu geen toegang is verkregen daarover vragen moeten stellen. Naar het oordeel van de kantonrechter hebben [eisers] dan ook hun onderzoeksplicht verzaakt. [gedaagden] kunnen daarom niet aansprakelijk worden gehouden voor de gebreken aan de woning.