ECLI:NL:RBMNE:2016:2570

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 mei 2016
Publicatiedatum
10 mei 2016
Zaaknummer
4960682
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om aanwijzing door de kantonrechter in erfrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 mei 2016 uitspraak gedaan in een verzoek om een aanwijzing op grond van artikel 4:210 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Verzoeker, mr. M. van der Meulen, trad op als vereffenaar in de nalatenschap van een erflater die in 2014 was overleden. Het verzoek was gericht op de verkoop van een woning voor een koopprijs van € 130.000,-, gebaseerd op een taxatierapport dat een marktwaarde van € 132.500,- aangaf. Verzoeker stelde dat de verkoop van de woning noodzakelijk was om de vordering van de hypotheeknemer te voldoen en dat dit een gegronde reden vormde voor de gevraagde aanwijzing.

De kantonrechter heeft echter overwogen dat een vereffenaar alleen om een aanwijzing kan verzoeken als er sprake is van een gegronde reden. De kantonrechter oordeelde dat de verkoop van de woning, hoewel deze grote financiële gevolgen voor de nalatenschap kan hebben, tot de gebruikelijke taken van een vereffenaar behoort. De kantonrechter concludeerde dat het feit dat het actief van de nalatenschap hoofdzakelijk uit één onroerende zaak bestaat, op zichzelf geen gegronde reden vormt voor het geven van een aanwijzing. Daarom werd het verzoek afgewezen.

De beschikking is openbaar uitgesproken en verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen drie maanden na de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De beslissing benadrukt de verantwoordelijkheden van een vereffenaar en de voorwaarden waaronder een aanwijzing kan worden verleend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 4960682 AT VERZ 16-282
Beschikking d.d. 10 mei 2016
inzake het verzoek van
mr. M. van der Meulen,
kantoorhoudende te Rosmalen,
verzoeker.
Verzoeker heeft het verzoek gedaan in zijn hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van:
[erflater] ,geboren te [geboorteplaats] op [1978] , overleden te [woonplaats] op [2014] , laatst gewoond hebbende te [woonplaats] , verder te noemen erflater.

De procedure

Bij brief van 18 maart 2016 vraagt verzoeker de kantonrechter hem op grond van artikel 4:210 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) een aanwijzing te geven.
Bij brief van 15 april 2016 heeft de kantonrechter verzoeker bericht het voornemen te hebben om het verzoek af te wijzen. Verzoeker is tevens in de gelegenheid gesteld om het verzoek aan te vullen en/of te wijzigen dan wel kenbaar te maken dat hij prijs stelt op een mondelinge behandeling van het verzoek.
Bij brief van 19 april 2016 heeft verzoeker de kantonrechter bericht geen prijs te stellen op een mondelinge behandeling. Verder heeft verzoeker zijn verzoek nader onderbouwd.

Overwegingen

Verzoeker heeft de kantonrechter op grond van artikel 4:210 lid 1 BW verzocht hem een aanwijzing te geven, inhoudende dat de woning aan de [adres] in [woonplaats] mag worden verkocht voor een koopprijs van € 130.000,-. Verzoeker heeft een kopie van het op 17 juli 2015 uitgebrachte taxatierapport overgelegd, waaruit blijkt dat de marktwaarde van de woning (leeg en vrij van huur- en gebruiksrechten) € 132.500,- is.
De kantonrechter overweegt dat een vereffenaar de kantonrechter alleen kan verzoeken om een aanwijzing als sprake is van een gegronde reden. Volgens verzoeker is een gegronde reden aanwezig, omdat het actief van de nalatenschap naar verwachting hoofdzakelijk wordt gevormd door de woning en de verkoop ervan tot gevolg heeft dat de vordering van de hypotheeknemer (gedeeltelijk) zal worden voldaan, waarna tot de nalatenschap naar verwachting geen baten meer behoren. De voorgestelde verkoop van de woning heeft daardoor volgens verzoeker grote financiële gevolgen voor de nalatenschap en vormt daarom volgens verzoeker een gegronde reden voor een aanwijzing.
De kantonrechter overweegt dat een vereffenaar op grond van artikel 4:215 lid 1 BW tot taak en bevoegdheid heeft de goederen der nalatenschap te gelde te maken, voor zover dit nodig is voor de voldoening van de schulden der nalatenschap. De tegeldemaking van het tot een nalatenschap behorend onroerend goed heeft per definitie grote financiële gevolgen voor een nalatenschap gelet op de bedragen die daarmee gemoeid zijn. Echter, dit behoort tot de gebruikelijke taken en werkzaamheden van een vereffenaar. Dat het actief van een nalatenschap slechts hoofdzakelijk gevormd wordt door één onroerende zaak, maakt dit niet anders en vormt geen gegronde reden voor het geven van een aanwijzing. De kantonrechter zal het verzoek daarom afwijzen.

Beslissing

De kantonrechter wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.H.F. van Vugt, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2016, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend..