ECLI:NL:RBMNE:2016:2791

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2016
Publicatiedatum
24 mei 2016
Zaaknummer
16/708161-15; 16/661677-15(TUL); 16/059634-15(TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van de rechtbank over inbraak en diefstal door een 21-jarige man uit Zeist

Op 24 mei 2016 heeft de rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man uit Zeist, die werd beschuldigd van meerdere inbraken. De verdachte heeft zich in 2015 binnen een maand tijd drie keer schuldig gemaakt aan inbraak in woningen en een buurthuis in Zeist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen twee keer heeft ingebroken in woningen van buurtgenoten en ook in een buurthuis, waar hij een kluis heeft weggenomen. De verdachte heeft een strafblad met meer dan drie veroordelingen in de afgelopen vijf jaar en heeft problemen op verschillende leefgebieden, wat heeft geleid tot een gebrek aan zelfinzicht. Ondanks meerdere aangeboden hulpverleningstrajecten blijft hij in aanraking komen met politie en justitie. De rechtbank heeft daarom besloten om geen voorwaardelijk strafdeel op te leggen, maar een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor een periode van twee jaar. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was. De bewezen feiten omvatten diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/708161-15; 16/661677-15(TUL); 16/059634-15(TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 24 mei 2016.
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1994] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] , gedetineerd in het Huis van Bewaring “Almere Binnen” te Almere.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2016. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en diens raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair: al dan niet samen met anderen heeft ingebroken in een woning aan de [adres] en daaruit spullen van [aangever 1] heeft weggenomen.
Feit 1 subsidiair: een hoeveelheid goederen heeft geheeld.
Feit 2 primair: al dan niet samen met anderen heeft ingebroken in een woning aan de [adres] en daaruit spullen van [aangever 2] heeft weggenomen.
Feit 2 subsidiair: een hoeveelheid goederen heeft geheeld.
Feit 3: al dan niet samen met anderen heeft ingebroken in een kelderbox aan de [adres] en daaruit een fiets heeft weggenomen.
Feit 4: al dan niet samen met anderen heeft ingebroken in een kelderbox aan de [adres] en daaruit een scooter/bromfiets heeft weggenomen.
Feit 5: al dan niet samen met anderen heeft ingebroken bij Bloemsierkunst [naam] BV. te Zeist
Feit 6: al dan niet samen met anderen heeft geprobeerd in te breken in een lunchroom aan de [adres] .
Feit 7 primair: al dan niet samen met anderen heeft ingebroken bij Wijkservicepunt Café [naam] te Zeist.
Feit 7 subsidiair: een hoeveelheid goederen heeft geheeld.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem onder 1 primair, 2 primair, 3 tot en met 6 en 7 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Hiertoe heeft de raadsman -onder meer- het volgende aangevoerd:
Ten aanzien van feit 1 en 2
Verdachte ontkent en stelt zich op het standpunt dat de getuigen zich hebben vergist. Er wonen veel Marokkaanse jongeren in de flat, dus een vergissing is goed mogelijk. Ook betwist verdachte de verklaring van [getuige 1] , welke verklaring ook niet wordt ondersteund door andere stukken in het dossier. Verdachte beschikt niet over de sleutel van haar kelderbox. Het kan kloppen dat het DNA van verdachte is aangetroffen op de jas en de pet. Tussen verdachte en andere jongens wordt onderling kleding uitgewisseld. Zo was de jas van [Benadeelde 2] . De pet was wel van verdachte, maar die heeft hij op zijn beurt aan [Benadeelde 2] gegeven. Verdachte dient vrij te worden gesproken. Alles aldus de raadsman.
Subsidiair kan enkel de heling wettig en overtuigend bewezen worden. Uit het dossier volgt niet dat verdachte verantwoordelijk is voor de inbraken.
Ten aanzien van de feiten 3 tot en met 6
Op de camerabeelden, betreffende de feiten 3 tot en met 6, is op geen enkele manier een herkenning mogelijk van de personen die daarop te zien zijn. In de processen- verbaal van bevindingen wordt gesteld dat verdachte voor 100% wordt herkend op de beelden. Wanneer je als verbalisant een dergelijke stelling inneemt, dan moet deze conclusie voor de verdediging en de rechtbank duidelijk zijn aan de hand van onderscheidenlijke kenmerken die op de beelden te zien zijn. Deze onderscheidenlijke kenmerken zijn er niet.
Meer specifiek ten aanzien van kelderbox [nummer] : Op de beelden is het gelaat van de personen volledig bedekt. Verder is er niets te zien, dus ook geen onderscheidend kenmerk.
Meer specifiek ten aanzien van kelderbox [nummer] : Op de beelden is het gelaat van de drie personen volledig bedekt. Een van hen draagt een bivakmuts. Met goed fatsoen kan niet gezegd worden, dat het niet anders kan dan dat dit verdachte is.
Meer specifiek ten aanzien van de bloemenwinkel en de lunchroom: De beelden zijn van een ruime afstand opgenomen. Daarop is niemand te herkennen. De bevindingen van de verbalisant zijn niet begrijpelijk en onbruikbaar voor bewijs.
Alles aldus de raadsman.
Ten aanzien van feit 7
Van de beelden die zijn opgenomen in de lift, met name clip 1, kan gezegd worden dat het gelaat van de persoon in kwestie goed zichtbaar is. Verdachte ontkent echter dat hij die persoon is. Mocht worden aangenomen dat het verdachte is, dan kan vastgesteld worden dat hij in de lift staat met een karretje waar een doek overheen ligt. Wat er op dat moment onder die doek ligt, blijkt nergens uit. Er zit onvoldoende in het dossier om de conclusie te kunnen trekken dat verdachte betrokken is geweest bij het wegnemen van de kluis.
Aan de verklaring van [Benadeelde 2] dient geen waarde gehecht te worden. In eerste instantie heeft deze getuige bij de politie niets willen verklaren. Nadat hij is geconfronteerd met de beelden waarop hijzelf te zien is, heeft hij gezegd dat hij door verdachte onder druk werd gezet om mee te doen. Hij probeert zijn rol zo klein mogelijk te maken. Een (ander) motief om deze verklaring af te leggen, kan erin gelegen zijn dat verdachte seks heeft gehad met de vriendin van [Benadeelde 2] .
Verdachte dient integraal te worden vrijgesproken, alles aldus de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De vrijspraak
Tijdens de beraadslaging in raadkamer heeft de rechtbank de camerabeelden behorende bij de feiten 3 tot en met 6 bekeken. Op de door de rechtbank bekeken beelden zijn de gezichten van de personen die op de beelden te zien zijn niet of nauwelijks zichtbaar.
Klaarblijkelijk is door de politie de herkenning van de personen op de beelden met name aan de hand van de kleding en de wijze waarop de verdachten zich blijkens de beelden voortbewegen tot stand gekomen.
De rechtbank is echter van oordeel dat de beelden onvoldoende duidelijk zijn om de verdachte, nu er nauwelijks zelfs maar een deel van het gezicht op de beelden zichtbaar is, voldoende te kunnen herkennen om daarmee wettig en overtuigend te kunnen bewijzen dat het verdachte is die op de beelden staat.
Nu overig bewijs, waaruit volgt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aan hem onder 3 tot en met 6 ten laste gelegde feiten, in het dossier niet voorhanden is, zal de rechtbank verdachte van deze feiten vrijspreken.
4.3.2
Het bewijs
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte de aan hem onder 1 primair, 2 primair en 7 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Ten aanzien van feit 1 primair en 2 primair
Aangever [aangever 1] verliet op 22 december 2015 omstreeks 16.00 uur zijn woning aan de [adres] . Op 23 december 2015, omstreeks 01.00 uur, kwam hij terug. Hij zag dat zijn hele woning was doorzocht en dat de balkondeur en het bovenlicht waren opengebroken. Hij miste twee I-pads, twee Samsung S6 telefoons en sieraden. [2]
Aangever [aangever 2] heeft verklaard dat hij op 22 december 2015 te 22.20 uur zijn woning aan de [adres] verliet. [3] Op 23 december 2015 te 10.30 uur kwam hij thuis. Hij zag dat de balkondeur open stond en dat kasten en laden openstonden. Ook zag hij dat de balkondeur beschadigd was. [4] De volgende goederen waren weggenomen: Apple Mac-book, Xbox 360, horloges en sieraden. [5]
Getuige [getuige 2] was op 22 december 2015 omstreeks 23.10 uur in haar woning aan de [adres] , samen met haar echtgenoot [getuige 3] en [getuige 4] . [getuige 4] werd gebeld door [X] . Zij zei dat er werd ingebroken in een kelderbox. Allen zijn direct naar beneden gerend. In kelderbox [nummer] troffen zij twee mannen aan. Een van deze mannen werd door getuige [getuige 2] herkend als [verdachte] die op de 11e verdieping van de flat woont. [6] [verdachte] woont op de [adres] . Dit adres is gevestigd op de 11e verdieping. [7] De mannen kwamen uit de kelderbox en wilden vluchten. De echtgenoot van getuige [getuige 2] probeerde [verdachte] bij de kraag van zijn jas te pakken. De capuchon kwam los en [verdachte] liep door. [8] Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat [verdachte] , op oudejaarsavond naar hem toe kwam. [getuige 3] hoorde [verdachte] zeggen: ‘He je hebt mijn jas gesloopt’. [9] Aan getuige werd een foto getoond met de vraag of dit de [verdachte] was met wie hij gesproken had en die hij in de kelderbox overlopen had. [10] [getuige 3] verklaarde dat dit de jongen was van wie hij de capuchon van zijn hoofd trok bij de kelderbox. Deze jongen heet [verdachte] en woont op elf hoog. [11]
Uit nader onderzoek aan de goederen in kelderbox [nummer] bleek dat deze goederen afkomstig waren van woninginbraken aan de [adres] en [adres] . [12] Aangever [aangever 1] herkende de volgende goederen als zijnde zijn dan wel de eigendom van zijn echtgenote: een damestas, een telefoon merk Samsung Galaxy S5, een telefoon merk Samsung Galaxy S4, een telefoon merk Samsung Galaxy J2, een telefoon merk Samsung Galaxy S6, sieraden en horloges. [13] Aangever [aangever 2] herkende de volgende goederen als zijn eigendom, dan wel de eigendom van zijn echtgenote: Apple Imac, Canon fotocamera, Xbox 360, 4 horloges plus losse sieraden. [14]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
Ten aanzien van feit 7 primair
[aangever 3] heeft aangifte gedaan namens Wijkservicepunt Cafe [naam] gelegen aan de [adres] . [15] In de aangifte bleken foutieve data vermeld. De juiste data betreffen tussen 13 december 2015 22:15 uur en 14 december 2015 08:40 uur. [16] Op 13 december 2015 omstreeks 22.15 uur is het café afgesloten. Medewerkster [K] ontdekte omstreeks 08.40 uur
(de rechtbank begrijpt op 14 december 2015)dat er was ingebroken. Aangever zag diverse breeksporen in het raamkozijn en zag dat de kluis van de grond was gebroken en was weggenomen. In de kluis bevond zich een geldbedrag van circa € 2.000,00 en VVV cadeaubonnen à € 90,00. [17]
Op camerabeelden van de lift in de [flat]
(de rechtbank begrijpt de [flat] aan de [adres] )is te zien dat op 14 december 2015, omstreeks 04:47 uur, drie personen via de helling de kelder van de [flat] binnen komen. Persoon 1 wordt herkend als [Benadeelde 2] en persoon 2 wordt herkend als verdachte. Te zien is dat [Benadeelde 2] de voorkant van een winkelwagentje van de Aldi vasthoudt en dat verdachte de achterkant vasthoudt. In het karretje zit een rechthoekig voorwerp. Op de beelden is te zien dat verdachte het voorwerp vasthoudt om er voor te zorgen dat hij niet te hard van de helling af gaat alsof het een zwaar voorwerp betreft. [18] Nadat zij allen in de lift waren gestapt zijn zij naar de tweede verdieping gegaan, waar zij zijn uitgestapt. [Benadeelde 2] is woonachtig op de [adres] . Dit adres bevindt zich op de tweede verdieping van de [flat] . [19]
[Benadeelde 2] heeft, met betrekking tot de inbraak in december 2015 aan de [adres] , tegen de politie verklaard dat hij mee moest van [A] en verdachte. Met een winkelwagentje met daarin de kluis zijn zij met zijn drieën naar de [adres] gelopen. De kluis is op het balkon van [nummer]
(de rechtbank begrijpt de [adres] )open gemaakt. [20]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte en zijn mededaders de kluis met inhoud hebben gestolen uit Wijkservicepunt Café [naam] te [vestigingsplaats] .
4.3.3
Aanvullende bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair
Door de raadsman is aangevoerd dat diefstal met braak niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, omdat er in het dossier geen bewijs zit waaruit volgt dat verdachte voor de twee inbraken verantwoordelijk is.
Op 22 december 2015 rond 23.10 uur werd verdachte overlopen in een kelderbox van de flat aan de [adres] . In deze kelderbox werden goederen aangetroffen afkomstig van inbraken gepleegd eerder die avond in twee woningen gelegen in dezelfde flat. Een van deze inbraken was ná 22.20 uur gepleegd. Dus slechts een half uur voordat verdachte overlopen werd. Verdachte is door de getuigen herkend en vluchtte direct, nadat hij en zijn medeverdachte werden overlopen.
Voornoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien leiden tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de inbraken heeft gepleegd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de aan hem onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
Primair
op 22 december 2015 te Zeist , tussen 16:00 uur en 23:10 uur, tezamen en in vereniging met een ander,
in een woning gelegen aan de [adres] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid goederen, waaronder een damestas en sieraden en i-pads en mobiele telefoons van het merk Samsung, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] ,
waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
2.
Primair
op 22 december 2015 te Zeist , tussen 22:20 uur en 23:10 uur, tezamen en in vereniging met een ander,
in een woning gelegen aan de [adres] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid goederen, waaronder een Apple Imac en een fotocamera merk Canon en een X-box en verschillende sieraden en horloges, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] ,
waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
7.
Primair
in of omstreeks de periode van 14 december 2015 tot en met 15 december 2015 te [geboorteplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een kluis met inhoud (waaronder een geldbedrag van ongeveer 2000 euro en VVV cadeaubonnen ter waarde van 90 euro), geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3] en/of Wijkservicepunt Cafe [naam] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en die weg te nemen kluis met inhoud onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
Feit 1, 2 en 7 allen primair: Telkens: Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het psychiatrisch onderzoek pro justitia van 8 maart 2016 van M.M. Sprock, psychiater. In dit rapport wordt – onder meer – geconstateerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van een dysthyme stoornis met momenteel een depressieve stoornis. Daarbij zijn er sterke aanwijzingen dat er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. De depressieve klachten en de persoonlijkheidsstoornis waren ten tijde van het begaan van de laste gelegde feiten aanwezig. In hypothetische zin, gelet op de ontkennende houding van verdachte, stelt de rapporteur dat deze de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het plegen daarvan beïnvloedde. In algemene zin kan worden gesteld dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden geacht voor het begaan van de aan hem ten laste gelegde feiten.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het psychologisch onderzoek pro justitia van 22 februari 2016 van R.A. Sterk, psycholoog. Omdat verdachte heeft geweigerd aan het onderzoek deel te nemen, is door de psycholoog onvoldoende informatie over de persoonlijkheid van verdachte verkregen om te kunnen beoordelen of er sprake is van een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
De rechtbank neemt voornoemde bevindingen van de psycholoog en de psychiater over en maakt deze tot de hare.
Overeenkomstig de inhoud van voornoemde rapporten kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er zijn voorts ook geen andere omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot de plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht niet te beslissen tot de plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders, maar aan te sluiten bij het advies van psychiater M.M. Sprock. Verdachte verdient het voordeel van de twijfel.
De raadsman heeft verzocht een straf op te leggen met een groot voorwaardelijk deel -al dan niet in combinatie met een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders- en met oplegging van de bijzondere voorwaarden, zoals in het rapport van de psychiater wordt geadviseerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen opgelegde maatregel is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich binnen een maand tijd drie keer schuldig gemaakt aan inbraak, waarvan twee keer in een woning en een keer in een buurthuis/café. Dergelijke feiten brengen schade mee voor de benadeelden. Aan het plegen van woningbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is algemeen bekend dat woninginbraken nog lange tijd voor gevoelens van angst en onveiligheid kunnen zorgen bij zowel de bewoners van de betreffende woning, als ook bij buurtbewoners. Betreurenswaardig vindt de rechtbank het dat verdachte heeft ingebroken in woningen van zijn directe buurtgenoten.
Ook inbraken in winkels en/of andere openbare gelegenheden zorgen voor veel schade. Steeds vaker zien eigenaren zich genoodzaakt om maatregelen te treffen om inbraken tegen te gaan. Naast de overlast, brengt dit ook kosten met zich mee. Verdachte heeft met de gevolgen voor de benadeelden geen rekening gehouden en kennelijk enkel vanuit zijn eigen gewin gehandeld.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte de afgelopen vijf jaren meer dan drie keer onherroepelijk is veroordeeld wegens een misdrijf tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf. De laatste veroordeling van verdachte is van 27 januari 2016 en de laatste veroordeling terzake een vermogensdelict dateert van 23 september 2015. Op die datum is verdachte veroordeeld wegens een poging diefstal door middel van braak tot een gevangenisstraf van 3 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en diverse bijzondere voorwaarden.
In het pro justitia rapport van M.M. Sprock, psychiater, staat dat verdachte grotendeels aan het onderzoek heeft meegewerkt. Tijdens het derde gesprek heeft verdachte kenbaar gemaakt dat hij eigenlijk niet mee wil werken. Ook heeft hij duidelijk gemaakt dat hij niet aan het onderzoek van de psycholoog zal meewerken, omdat hij gelezen heeft dat voor het opleggen van de TBS-/ of PIJ-maatregel twee rapporten nodig zijn. Aan het onderzoek door psycholoog R.A. Sterk heeft verdachte, blijkens het pro justitia rapport van 22 februari 2016, inderdaad geen medewerking verleent. Rapporteur M.M. Sprock heeft in haar rapport opgenomen dat verdachte overwegend aan het onderzoek heeft meegewerkt, maar dat hij tegelijkertijd aangaf niet alles te vertellen. Verdachte kwam niet altijd betrouwbaar over in zijn uitspraken, aldus de rapporteur. Geadviseerd wordt om de depressie van verdachte te behandelen en aandacht te besteden aan de aanwezige ernstige psychosociale problematiek. Tevens dient nader onderzoek te worden gedaan naar de persoonlijkheid, middelengebruik en indien nodig traumatische klachten. Omdat verdachte toch enige motivatie lijkt te hebben voor begeleiding door maatschappelijk werk, kan dit een ingang zijn om hem verder in zorg te krijgen. Dit past het beste als bijzondere voorwaarde in het kader van een voorwaardelijk strafdeel in combinatie met een verplicht reclasseringstoezicht, aldus de psychiater.
Bij het bepalen van de op te leggen maatregel heeft de rechtbank voorts acht geslagen op het reclasseringsadvies d.d. 29 maart 2016. Hierin wordt geadviseerd aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Er zijn problemen op vrijwel alle leefgebieden en verdachte heeft een gebrek aan zelfinzicht. Hij heeft meerdere vormen van hulpverlening aangeboden gekregen, maar blijft in aanraking komen met politie en justitie. Zijn problematiek legt hij voornamelijk buiten zichzelf. Hij wijst naar de betrokken instanties. Daarnaast heeft verdachte een negatieve houding ten opzichte van begeleiding/behandeling. Het recidiverisico wordt hoog ingeschat. De Reclassering ziet voldoende aanwijzingen om te constateren dat een ambulant traject onvoldoende zal zijn om deze te doen slagen. De gedragsveranderingen binnen het door M.M. Sprock geschetste kader zijn volgens de Reclassering ontoereikend. Om mogelijke gedragsveranderingen te bewerkstelligen lijkt een langdurig intensief hulpverleningstraject meer van toepassing.
De heer Booij, Reclasseringswerker, heeft ter terechtzitting het rapport van 29 maart 2016 toegelicht en verklaard dat de Reclassering grote vraagtekens zet bij, en twijfels heeft over, het advies van psychiater M.M. Sprock. Gelet op de ervaringen met een vorige toezicht en gelet op de houding van verdachte, ziet de Reclassering geen aanknopingspunten om een toezicht/behandeling in het kader van een voorwaardelijk strafdeel op te starten. In dat kader is verdachte niet begeleidbaar.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders wenselijk en noodzakelijk is. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat is voldaan aan de eisen die de wet daaromtrent stelt. Immers voor het door verdachte begane misdrijf is voorlopige hechtenis toegelaten, terwijl de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane misdrijf ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld en er voorts ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van de pro justitia rapportages, waaruit de rechtbank afleidt dat verdachte zich berekenend heeft opgesteld en niet het achterste van zijn tong heeft laten zien. Dit, in combinatie met de bevindingen van de Reclassering, maakt dat de rechtbank geen aanknopingspunten ziet om verdachte, in het kader van een voorwaardelijk strafdeel, bijzondere voorwaarden op te leggen. Gelet op de eerder stukgelopen hulpverleningstrajecten die zijn opgestart ten behoeve van verdachte, is dit een gepasseerd station.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat een maatregel op te leggen, zoals gevorderd door de officier van justitie.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van [aangever 1] te schatten op een bedrag van € 500,00, inclusief toekenning van de gevorderde wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Het is duidelijk dat er schade is ontstaan door de inbraak, maar een deel van de weggenomen goederen is aan de benadeelde partij geretourneerd. Om die reden dient de te vergoeden schade bijgesteld te worden tot een bedrag van € 500,00. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk verklaard te worden. Alles aldus de officier van justitie.
De vordering van [aangever 2] dient volgens de officier van justitie in zijn geheel toegewezen te worden, te weten een bedrag van € 540,00 inclusief toekenning van de gevorderde wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Ook de vordering van [benadeelde] dient volgens de officier van justitie in zijn geheel toegewezen te worden, te weten een bedrag van € 1.749,00 inclusief toekenning van de gevorderde wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Datzelfde geldt voor de vordering van Wijkservicepunt [naam] te [vestigingsplaats] . Deze vordering dient in zijn geheel te worden toegewezen, te weten tot een bedrag van € 6.579,00 inclusief toekenning van de gevorderde wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [aangever 1] .
Ten aanzien van de vorderingen van [aangever 2] en [benadeelde] heeft de raadsman verzocht deze niet-ontvankelijk te verklaren. De gevorderde bedrag zijn niet met stukken onderbouwd.
De vordering van Wijkservicepunt [naam] te [vestigingsplaats] kan, volgens de raadsman, hoogstens worden toegewezen tot een bedrag van € 379,00 zijnde de I-pad. Wel heeft de raadsman daarbij opgemerkt dat dit de nieuwwaarde is en niet de vervangingswaarde. Reden waarom dit bedrag, volgens de raadsman, naar beneden bijgesteld moet worden. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk verklaard te worden wegens het ontbreken van een onderbouwing.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [aangever 1]
De behandeling van de vordering van
,levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. De vordering is evenwel onvoldoende onderbouwd, waardoor niet vast kan worden gesteld dat de door de benadeelde partij gevorderde schade als gevolg van het hiervoor onder 1 primair bewezen geachte feit, is ontstaan. Om die reden zal de vordering niet-ontvankelijk verklaard worden.
De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van [aangever 2]
De behandeling van de vordering van
,levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 primair bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 540,00 (zegge vijfhonderdenveertig euro), bestaande uit immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, inclusief toekenning van de wettelijke rente berekend vanaf 22 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [aangever 2] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
De vordering van [benadeelde]
De behandeling van de vordering van
,levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Echter, nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - geen straf of maatregel is opgelegd ten aanzien van het feit waarvoor [benadeelde] schadevergoeding vraagt, is [benadeelde] in de vordering niet-ontvankelijk.
De vordering van Wijkservicepunt [naam] te [geboorteplaats]
De behandeling van de vordering van
Wijkservicepunt [naam] te [geboorteplaats] ,levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 7 primair bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert dit deel op € 4.500,00 (zegge vierduizendenvijfhonderd euro), bestaande uit de gevorderde kosten voor de kluis en het geld in de kluis. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, inclusief toekenning van de wettelijke rente berekend vanaf 14 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het restant van de vordering is onvoldoende onderbouwd. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van Wijkservicepunt [naam] te [geboorteplaats] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, gelet op zijn strafeis, verzocht de vorderingen tenuitvoerlegging af te wijzen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens verzocht de vorderingen tenuitvoerlegging af te wijzen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de maatregel die de rechtbank oplegt, zal de rechtbank de vorderingen tenuitvoerlegging met de parketnummers 16/661677-15 en 16/059634-15, afwijzen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 38m, 38s, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- Verklaart het onder 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
- Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
- Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
- Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1, 2 en 7 allen primair: Telkens: Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
- Verklaart het bewezene strafbaar.
- Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
- Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Benadeelde partijen
- Verklaart [aangever 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
- Wijst de vordering van [aangever 2] toe tot € 540,00 (zegge vijfhonderdenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 22 december 2015
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 2] aan de Staat € 540,00 (zegge vijfhonderdenveertig euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 22 december 2015, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
- Verklaart [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
- Wijst de vordering van Wijkservicepunt [naam] te [vestigingsplaats] toe tot een bedrag van € 4.500,00 (zegge vierduizendenvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 14 december 2015
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan Wijkservicepunt [naam] te [vestigingsplaats] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van Wijkservicepunt [naam] te [vestigingsplaats] een bedrag van € 4.500,00 (zegge vierduizendenvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 14 december 2015 aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 55 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vorderingen tenuitvoerlegging ten aanzien van de parketnummers 16/661677-15 en 16/059634-15 af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Bender, voorzitter, mrs. A.J.P. Schotman en M.S. Mehilal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.P. Stapel, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 mei 2016.
Mrs. P. Bender en A.J.P. Schotman zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
Primair
hij op of omstreeks 22 december 2015 te Zeist , althans in
het arrondissement Midden-Nederland, tussen 16:00 uur en 23:10 uur, in elk
geval gedurendede voor de nachtrust bestemde tijd,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
in een woning gelegen aan de [adres] , alwaar
verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid
goederen, waaronder een damestas en/of sieraden en/of een of meer i-pad(s)
en/of een of meer mobiele telefoon(s) van het merk Samsung, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking
en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 22 december 2015 te Zeist , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, een hoeveelheid goederen, waaronder een damestas en/of
sieraden en/of een of meer i-pad(s) en/of een of meer mobiele telefoon(s) van
het merk Samsung heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van bovengenoemde goederen wist dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op of omstreeks 22 december 2015 te Zeist , althans in
het arrondissement Midden-Nederland, tussen 22:20 uur en 23:10 uur, in elk
geval gedurendede voor de nachtrust bestemde tijd,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
in een woning gelegen aan de [adres] , alwaar
verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid
goederen, waaronder een Apple Imac en/of een fotocamera (merk Canon) en/of
een X-box en/of verschillende sieraden en horloges, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 22 december 2015 te Zeist , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, een hoeveelheid goederen, waaronder een Apple Imac en/of een
fotocamera (merk Canon) en/of een X-box en/of verschillende sieraden en
horloges heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van
bovengenoemde goederen wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren)
betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 21 januari 2016 te Zeist , althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een kelderbox gelegen
aan de [adres] ) heeft weggenomen een elektrische fiets (mek:
Gazelle, type: pure Innergy), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of die weg te nemen elektrische fiets onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 21 januari 2016 te Zeist , althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een kelderbox
gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een
scooter/bromfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[Benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
die/dat weg te nemen scooter/bromfiets onder zijn/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 21 januari 2016 te Zeist , althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een geldlade met inhoud (van ongeveer 90 euro), in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] en/of Bloemsierkunst [naam] BV
en/of [benadeelde 5] en [benadeelde 5] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
die/dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 21 januari 2016 te Zeist , althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een
lunchroom/bedrijfspand (gelegen aan de [adres] ) weg te nemen
goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 6] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en
zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door
middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
met zijn mededader(s), althans alleen
- zich naar dat pand heeft begeven en/of
- met een (breek)voorwerp in de sluitnaad van de deur heeft gewrikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet werd voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
7.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2015 tot en met 15 december
2015 te Zeist , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een kluis met inhoud (waaronder
een geldbedrag van ongeveer 2000 euro en/of VVV cadeaubonnen ter waarde van 90
euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3]
en/of Wijkservicepunt Cafe [naam] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of die/dat weg te nemen kluis met inhoud onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2015 tot en met 15 december
2015 te Zeist , althans in het arrondissement Midden-Nederland, een goed te
weten een kluis met inhoud (waaronder een geldbedrag van ongeveer 2000 euro
en/of VVV cadeaubonnen ter waarde van 90 euro) heeft verworven, voorhanden
gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed
betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , p. 138.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , p. 150.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , p. 151.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , inclusief goederenbijlage, p. 153, 156 en 157.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 59.
7.Het proces-verbaal van bevindingen van [benadeelde 7] , p. 69.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 60.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 65.
10.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 67.
11.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 65 en 66.
12.Het proces-verbaal van bevindingen van [getuige 5] , p. 68.
13.Het proces-verbaal van bevindingen van [getuige 6] , p. 146.
14.Het proces-verbaal van bevindingen van [getuige 5] , p. 165.
15.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , p. 190.
16.Het proces-verbaal van bevindingen van [getuige 7] , p. 201.
17.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , p. 191.
18.Het proces-verbaal van bevindingen van [getuige 8] , p. 207.
19.Het proces-verbaal van bevindingen van [getuige 8] , p. 208.
20.Het proces-verbaal van bevindingen van [benadeelde 7] en [getuige 9] , p. 281.