Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 30 september 2015
- het proces-verbaal van comparitie van 7 januari 2016
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Stellingen van partijen
“het faillissement van [naam 2] is veroorzaakt doordat [naam 1] Nederland B.V. de kosten voor het gebruik van het personeel, de kantoorruimte etc. niet langer vergoedde aan [naam 2] B.V.” [gedaagden] stelt in haar processtukken over de oorzaak van het faillissement van [naam 2] dat [naam 1] vanaf februari 2014 in grote liquiditeitsproblemen kwam te verkeren. Het plotseling wegvallen van een aantal van haar (nieuwe) klanten, die een omzet van € 1.6 à 2.0 mio zouden genereren, was hiervan de oorzaak. Als gevolg hiervan en gegeven de slechte financiële resultaten in 2013 was [naam 1] vanaf april 2014 niet meer in staat om de afgesproken vergoeding voor de door [naam 2] geleverde/te leveren facilitaire diensten te voldoen. Een faillissement van [naam 2] was daarom onafwendbaar, aldus [gedaagden] De slechte financiële situatie per 31 december 2013 is door [gedaagden] onderbouwd door overlegging van de balans en de jaarstukken van [naam 1] per 31 december 2013 (negatief eigen vermogen van € 594.252,00 en een negatief behaald resultaat van € 540.334,00). Volgens [gedaagden] had [naam 2] per 31 december 2013 een negatief eigen vermogen van
€ 269.361,00.
3.552,50(2,5 punten × tarief € 1.421,00)